Itemconstructie Flashcards
Basiskader psychologie/psychometrie
G = f (P, S)
G = observeerbaar gedrag P = Niet-observeerbare psychologische eigenschap S= Situatie/item
Theoretische opdrachten
Prestatie-niveau
Stelligen
Gedragswijze
Vragen
Gedragswijze
Praktijkproeven
Prestatie-niveau, gedragswijze
Open vraagvorm:
Prestatieniveautest: essayvorm
Test voor gedragswijze: rollenspel
Gesloten vraagvorm
Prestatieniveautest: meerkeuzevraag
Test voor gedragswijze: antwoordschaal
Items voor prestatieniveautests
- Kiezen
- Rangschikken
- Toeschrijven
Items voor gedragswijze
- Let op voor formulering item
- Variaties in de keuzemogelijkheden
- Aantal keuzemogelijkheden
- Verbale aanduiding opties
Dichotoom item
Fout-Juist
Polytoom item
Items scores in lijn met latente trek
Richting afhankelijk van stam
Spiegelitems
stam is niet als indicatie voor psychologische trek geformuleerd,
maar juist als tegenindicatie; daarom de omgekeerde reeks itemscores gebruiken
Itemscores
In principe enkel ordinaal
in praktijk gebruikt als intervalschaal
Gelijke gewichten over items
Ongelijke gewichten over items
Enkel als theorie met onderscheid tussen kerngedragingen en minder typische gedragingen
Testconstructie
Vooronderzoek:
20 < N < 100
Steekproef: eventueel niet-representatief (‘risicogroepen’)
Doel: Eerste kwaliteitsscreening items
Hoofdonderzoek: 500 < N < 2000 Steekproef: Representatief (maar zie IRT) Eventueel gestratificeerd: opsplitsing in deelgroepen, die eventueel oververtegenwoordigd zijn (‘oversampling’) Doel: kwaliteitsbepaling items en test (cf. ook Deel 2) Opstellen normen
steekproeftrekking
- toevallige steekproef uit populatie
- Gestratificeerde steekproef uit deelpopulaties