irreguliere verba Flashcards
aandoen
to put on (hebben aangedaan; deed aan/deden aan)
aankomen
to arrive (zijn aangekomen; kwam aan/kwamen)
aflopen
to end, to run its course (zijn afgelopen; liep af/liepen af)
aanvragen
to request (hebben aangevraaagd ; vroeg aan/vroegen aan)
afwassen
to wash up (hebben afgewassen; waste af/wasten af)
bakken
to bake (hebben gebakken; bakte/bakten)
beginnen
to begin (zijn begonnen; begon/begonnen)
begrijpen
to understand (hebben begrepen; begreep/begrepen)
behangen
wallpaper (hebben behangen; behing/behingen)
bewegen
to move (hebben bewogen; bewoog/bewogen)
bezoeken
to visit (hebben bezocht; bezocht/bezochten)
bijten
to bite (hebben gebeten; beet/beten)
blazen
to blow (hebben geblazen; blies.bliezen)
brengen
to bring (hebben gebracht; bracht/brachten)
breken
to break (hebben gebroken; brak/braken)