iow Flashcards

1
Q

Welke elementen vormen samen een organisatie?

A
  • Missie, doel (purpose, opdracht / taak) en visie (wat heb je voor ogen, waar wil je heen?)
  • Ontwerp – onderdelen (Mintzberg),
    hiërarchie, organogram
  • Taakverdeling – coördinatie (5
    mechanismen, Mintzberg) 40
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Organogram

A

like a map, it is a useful portrayal of certain surface features of the organization and their linkages

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Metafoor

A

Manier van denken en kijken door een lens metaforen kunnen onvolledig zijn en illusies creeëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Metaforen voor organisatie

A

Machine, cultuur, politiek systeem, organisme en brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Organisatie

A

Organization is the form every human association for the attainment of a common purpose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Organiseren

A

Een doorgaand proces van taakverdeling en coördinatie
* Meer en minder dan organisatie
* Doorgaand proces van taakverdeling en coördinatie
* Nb. je zit constant in organisatievormen, los of strak, van je eigen agenda tot en met wereldomvattende organisaties
* Familie: boodschappen, koken, afwassen, schoonmaken, oppassen.
81

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oganisatiestructuur

A

de wijze waarop taken in een organisatie zijn verdeeld en de wijze waarop het verrichten daarvan wordt gecoördineerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nut van organogram

A

ike a map, it is a useful portrayal of
certain surface features of the organization and their linkages.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is organiseren?

A
  • Meer en minder dan organisatie
  • Doorgaand proces van taakverdeling en
    coördinatie
  • Nb. je zit constant in organisatievormen,
    los of strak, van je eigen agenda tot en
    met wereldomvattende organisaties
  • Familie: boodschappen, koken, afwassen,
    schoonmaken, oppassen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de 5 onderdelen van de organisatie

A
  1. De uitvoerende kern; operators met basistaak van uitvoeren van productiewerk
  2. Midden kader; Meerdere managers die de verbinding vormen tussen top en operators.
  3. Strategische top; Managers met algehele verantwoordelijkheid verantwoordelijkheid voor de organisatie
  4. . Technostructuur; analisten die werk van anderen standaardiseren
  5. Ondersteunende diensten; diensten verlenen aan organisatie buiten uitvoerende werk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Soorten organisaties

A
  • eenvoudige structuur: Gebaseerd op direct toezicht; strategische belangrijkste
  • Machinebureaucratie: gebaseerd op standaardisatie werkprocessen; technostructuur
  • Professionele bureaucratie; Gericht op standaardisatie van vaardigheden; uitvoerende kern belangrijkste
  • Divisiestructuur; gebasseerd op standaardisatie, outpout, midddenkader belangrijkste onderdeel
  • Adhocratie; Gebasseerd op onderlinge aanpassingen, met ondersteunende diensten als belangrijkste onderdeel (samen met uitvoerende kern)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt werk gecoördineerd binnen organisatie

A
  • Onderlinge aanpassing: coördinatie via informele communicatie
  • Direct toezicht: één persoon heeft verantwoordelijkheid voor groep operators
  • Standaardisatie werkproces: inhoud werk is gespecificeerd of geprogrammeerd.
  • Standaardisatie output: De resultaten van het werk, bijvoorbeeld de afmetingen van product zijn gespecificieerd.
  • Standaardisatie vaardigheden: training die vereist is voor uitvoering van het werk is gespeficieerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Missie

A

Waar we voor staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Visie

A

waar we voor gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Classical management theory (Fayol, Mooney, Urwick)

A
  • Span of control (coordinatie en communicatie) bepalen
    Zo klein mogelijk; dmv van divers werk geen grote ruimtes en stabiliteit
  • Eenheid in leiding (één man, één baas) bevel
  • scalaire keten: gezagslijn van superieur tot ondergeschikte loopt van top tot basis organisatie
  • Eenheid in richting
  • Staf en lijn gescheiden: staf kan waardevolle adviezen doen, maar mag niet tarten aan organisatie.
  • Discipline (volg regel en gebruik)
  • Esprit de corps (harmonie is kracht)
    Bekendste onderzoeker: H. Fayol
    Franse ingenieur (1841-1925) 10
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Scientific management
Taylor

A
  • Doel: verbetern efficientie werkprocessen
  • Ardbeidsproductiviteit stijgt als werkproces efficiënt is
  • Emperische studie van industriële processen is sleutel tot verhogen apt
  • Alle verantwoordelijkheden vor organiseren werk verscuiven naar manager
  • Opdelen werk in kleine, simpele activiteiten om zo tot de optimale methode te komen om de activiteit te analyseren
  • Arbeider trainen om werk optimaal te kunnen uitvoeren
  • Meest geschikte personen selecteren.
17
Q

Wat kenmerkt bureaucratien

A

-organisatievorm waarvan structuur zich kenmerkt door hiërarchische opbouw. Duidelijke taakverdeling en werving op basis van deskundigheid
kemerken:
* functionarissen un werkverband opgenomen
* Hierarchie
* Ambt formeel bepaalde competentiesfeer
* Rekrutering door vrije selectie
* Gespecialiseerde opleiding meestal vereist
* werkplaats is kantoor
* Volledige dagtaak
* Taakuitvoering aan de hand van zo concreet mogelijk voorzienende regels
veel routines

18
Q

Kritiek bureauctratie

A
  1. Slechte resultaten: inefficient, disunctioneel en rigide middel wordt doel
  2. concentratie wordt vierde macht
  3. onderdrukking werknemer en client
  4. Rationaliteit is altijd beperkt
19
Q

Verwerping kritiek bureaucratie

A

Mensen hebben te hoge verwachtingen, je kan altijd iemand de schuld geven. Veel werk is gebaseerd op incosistente eisen formele regels

20
Q

Mechanische organisatie

A

Rigide organisatievorm dat strak wordt beheerd

21
Q

Organische organisatie

A

Organisatievorm die aanpasbaar en flexibel is

22
Q

Sterke kanten machinemetafoor

A
  • Mechanische organisaties doen het goed onder dezelfde voorwaarden als machinges het goed doen
  • Als er een duidelijk omschreven, eenvoudige taak te verrichten is
  • Als de omgeving stabiel genoeg is
  • Als er steeds hetzelfde product moet worden gemaakt
  • wanneer precisie een vereiste is
  • Als menselijke machineonderdelen zich voegen en gedragen zoals men vraagt