Intraveneuse perfusie: 1.1 Algemeen theorie Flashcards

1
Q

Perfusie =

A
  • of infusie
  • het toedienen van min of meer grote hoeveelheden vocht langs parentale weg met of zonder elektrolyten, voedingsstoffen of medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Veneuze perfusies
bij welke situaties

A
  • hypovolemie
  • omstandigheid waarbij opname van vocht en voeding afwezig of inadequaat zijn
  • stoornissen in de elektrolytenbalans of het zuurbase-evenwicht
  • toediening medicatie
  • intoxicatie
  • waakinfuus
  • toediening van contrastvloeistof
  • drukmeting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitleg

hypovolemie

A

Hypovolemische schock te voorkomen door** vochtverlies te compenseren.**
Gevolge van:
* groot bloedverlies
* overmatig braken (hyperemesis)
* hevige diarree
* brandwonden
* zware infecties met koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitleg

opname vocht en voeding afwezig of adequaat

A

doelstelling: handhaven degelijke voedingstoestand
komt voor bij:
* coma
* postoperatief na grote-intestinale chirurgie
* slechte algemene toestand en ondervoeding, cachexie(=extreme magerheid)
* brandwonden (groot verlies eiwitten)
* aandoeningen mond en gastro-intestinale tractus
* als perorale opname voedsel ontoereikend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uitleg

stoornissen in elektrolytenbalans of het zuurbase-evenwicht

A

De afwijking wordt gecorrigeerd.
Bij:
* acidose
* alkalose
* hypokaliëmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uitleg

toediening medicatie

A

Indien medicatie snel, langdurig, continu of in grote dosis (therapeutisch) moet worden toegediend.
* Zowel verdund als onverdund
* zowel continu als onderbroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uitleg

Intoxicatie

A
  • Door extra vocht wordt het toxisch product verdund of geneutraliseerd.
  • **Urineproductie **wordt gestimuleerd en verhoogd, hierdoor verlaten schadelijke stoffen of metabolieten vlugger het lichaam.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

uitleg

Waakinfuus

A
  • bij patiënten met instabiele gezondheidstoestand
    –>steeds intravenuze toegansweg ter beschikking om medicatie, vocht en/of bloed toe te dienen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uitleg

Toediening van contrastvloeistof

A

Bij bepaalde radiografische onderzoeken ( IVP, CT met contrast,…

Veel op basis van jodium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar moet je opletten bij gebruik contrastvloeistof?

A

Bij personen, allergisch aan jodium, kan dit levensbedreigende reacties veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitleg

Drukmeting

A
  • Via veneuze of arteriële lijn.
  • Voor diagnosestelling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe bepaalt men de hoeveelheden toe te dienen vloeistof?

A

Door nauwkeurige controle van vochtbalans en labo-analyses.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de normale waterhuishouding

Uit hoeveel water bestaat het normale lichaamsgewicht?

A
  • meeste mensen: 50-70%
  • zwaarlijvig persoon: 50%
  • mager persoon: 70%
  • ouderen: 46-52%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de normale waterhuishouding

In welke 2 grote compartimenten is water in het lichaam
te verdelen?

A
  • intracellulair compartiment: 64%
  • extracellulair compartiment: 36%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de normale waterhuishouding

Verdere indeling extracellulair compartiment?

A
  • 3/4 interstitiële vloeistof: rond de cellen
  • 1/4 plasma in de bloedvaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de normale waterhuishouding

Hoe varieert de uitwisseling tussen deze 2 vloeistofcompartimenten?

A
  • water intracellulair verplaatst zich niet makkelijk uit de cel
  • in de capillairen voortdurend uitwisseling van stoffen tussen intravasale en extravasale ruimte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de normale waterhuishouding

Krachten die verplaatsing van lichaamsstoffen regelen.

A

Zijn 2 tegengestelde krachten:
* **osmotische druk **( vloeistof wordt naar bloedvat gezogen)
* hydrostatische druk ( vloeistof wordt uit het haarvat geperst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de normale waterhuishouding

Verschil in samenstelling tussen interstitiële en intravasculaire vloeistof.

A
  • vrijwel dezelfde samenstelling
  • plasma in intravasculaire ruimte bevat eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de normale waterhuishouding

Waarvoor dienen deze eiwitten?

A

Ze veroorzaken de osmotische druk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de normale waterhuishouding

Hoe worden vochtvolumes constant gehouden?

A
  • opname en afname vocht aan elkaar aan te passen
  • oiv hormonen, nieren, longen, huid, darmen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de normale waterhuishouding

Het gemiddelde vochtverlies per 24 uur:

A
  • 2700ml via:
  • de nieren 1500ml
  • de huid 500ml
  • de longen 500ml
  • de faeces: 100-200ml
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de normale waterhuishouding

Via welke 2 processen verloopt de wateropname.

A

De wateropname of input verloopt via 2 processen:
* enteraal (via maag en darm)
* parenteraal (buiten maag en darm)
Via verbrandingsproces in lichaamscellen in komt ca 300ml vrij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de normale waterhuishouding

Is er reserve voor abnormale verliezen?

A

Nee, het overschot wordt terug uitgescheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de normale waterhuishouding

Welke secreties in het lichaam?

A

totaal 8200ml:
* speeksel 1500ml
* maagsap 2500ml
* gal 500ml
* pancreassap 700ml
* darmsap 3000ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

de normale waterhuishouding

Wat is de zogenaamde waterverplaatsing?

A

In normale omstandigheden wordt 8000ml terug geabsorbeerd, zodat er slecht een verlies is van 200ml.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

de normale waterhuishouding

Wat is van belang bij een gestoorde waterhuishouding?

A

zicht krijgen op:
* vochtbalans
* het effect van therapie op vochtbalans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

de normale waterhuishouding

Wat is vochtbalans?

A

Een lijst waarop vochtopname en vochtafgite per 24 uur genoteerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

de normale waterhuishouding

Doel
vochtbalans?

A

zo volledig mogelijk beeld te krijgen tussen input en output
* INPUT>OUTPUT
(positieve vochtbalans)
* INPUT<OUTPUT
* (negatieve vochtbalans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

stoornissen in waterhuishouding

Wat is dehydratatie?

A

= Te groot vocht-en elektrolytenverlies dat onvoldoende gecompenseerd wordt.
Dit is uitdroging van ons lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

stoornissen in waterhuishouding

Oorzaken dehydratatie.

A

Bij koorts, braken diarree, brandwonden, groot bloedverlies, polyurie, misbruik van bepaalde medicatie…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

stoornissen waterhuishouding

Dehydratatie opsporen via?

A
  • Anamnese
  • klinisch onderzoek :
  • gedaald gewicht
  • hypotone huid
  • droge, beslagen tong
  • droge slijmvliezen
  • ingevallen ogen
  • dalende bloeddruk
  • versnelde pols
  • dorst = alarmteken
  • verwardheid
  • oligurie
  • koude extremiteiten
  • verminderde eetlust
  • verlaagde CVD
  • labo onderzoek:
  • het bloed dikt in: Hb en Hct stijgen; - - densiteit van urine neemt toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

stoornissen waterhuishouding

Behandeling
dehydratatie

A

Causale behandeling is van primordiaal belang.
Vocht- en elektrolytengebrek moet zo snel mogelijk worden aangevuld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

stoornissen waterhuishouding

Wat is hyperhydratatie?

A

of overvulling

= **meer vocht en elektrolyten in het lichaam ** dan er uitscheiden wordt.
Toestand van doordrenking van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

stoornissen waterhuishouding

Oorzaken hyperhydratatie

A
  • overdreven vochttoediening
  • overmatig of niet nemen van medicatie
  • slechte nier en/of hartfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

stoornissen waterhuishouding

Hyperhydratatie/toestand van overvulling opsporen via?

A
  • Anamnese
  • ** klinisch onderzoek**:
  • sterke gewichtstoename
  • oedeemvorming
  • CVD stijgt
  • RR stijgt
  • ** labo-onderzoek**:
    bloedbeeld wijst op verdunning: Hb en Hct zijn gedaald
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

stoornissen waterhuishouding

Behandeling
hyperhydratatie

A

**Causale **behandeling.
Strikte vochtbalans opstellen met het bevorderen van diurese en een vochtbeperking.

In extreme situaties wordt via **hemodialyse of -filtratie vocht onttrokken **aan de patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

elektrolytenbalans

Wat is elektrolytenbalans?

A

In evenwicht houden van elektrolyten.

Even belangrijk als waterhuishouding!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

elektrolytenbalans

Elektrolyten?

A

= stoffen die in waterige oplossing in ionen kunnen opsplitsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

elektrolytenbalans

ionen?

A

= elektrisch geladen deeltjes:
positief (kationen) of
negatief (anion)

normaal evenwicht, in ons lichaam, tussen kationen en inonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

elektrolytenbalans

voornaamste kationen

A

Na (extracellulaire ruimte!)
K (intracellulaire ruimte!)
Ca
Mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

elektrolytenbalans

voornaamste inonen

A

Cl (extracellulaire ruimte!)
HCO3 (intracellulaire ruimte!)
PO4 (intracellulaire ruimte!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

elektrolytenbalans

Door wie?
Functie?

A

Door de nieren,
uit glomerulusfiltraat (primaire urine):

  • scheiden elektrolyten uit
  • absorberen elektrolyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

elektrolytenbalans

gestuurd door welke hormonen?

A
  • Aldosteron (bijnierschors)
  • uitscheiden K
  • bevordert terugabsorptie van Na
  • Parathormoon (bijschildklieren)
  • regelt Ca en fosfaatgehalte in bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

elektrolytenbalans

Wat speelt ook rol in koolzuuruitscheiding?

A

De ademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

elektrolytenbalans

Gevolgen van stoornissen in elektrolytenbalans

A
  • levensbedreigende ritmestoornissen: VK en hartstilstand ( door hypo- of hyperkaliëmie)
  • tetanie (door hypocalciëmie)
  • hartritmestoornissen en nierstenen (door hypercalciëmie)
  • verwardheid en coma (door hyponatriëmie)
  • longoedeem, perifeer oedeem, hartdecompensatie en hypertensie (door hypernatriëmie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

zuurbase- evenwicht

Wat bepaalt de zuurtegraad van de oplossing?

A

De concentratie aan H-ionen in een waterige oplossing.

Aangeduid met PH.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

zuurbase evenwicht

Ph in bloed?

A

Wordt constant gehouden.

normale waarde: Ph tussen 7,35 en 7, 45

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

zuurbase evenwicht

Wanneer acidose?

A

Ph < 7,35

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

zuurbase evenwicht

Wanneer alkalose

A

PH > 7,45

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

zuurbase evenwicht

Hoe Ph binnen
normale grenzen?

A

Door een buffer:
* systeemuitscheiding van CO2 door de longen
* uitscheiding van zure of basische stoffen door de nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

zuurbase evenwicht

Wat doen buffers precies?

A

Bufferstoffen zijn in staat om overmaat aan zure of basische stoffen aan zich te binden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

zuurbase evenwicht

voorbeelden van buffers

A

mogelijke buffers:
* plasma-eiwitten
* fosfaten
* hemoglobine
* bicarbonaat (vooral)

De capaciteit is niet onuitputtelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

zuurbase evenwicht

Taak longen?

A

Geven overmaat aan zuurstof af
–> PH bloed stijgt
–> bloed minder zuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

zuurbase evenwicht

Taak nieren?

A

Overmaat aan H-ionen (zuren) of aan basische stoffen (vb. bicarbonaat) uitscheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

zuurbase evenwicht

Wat kunnen stoornissen in deze regelmechanismen veroorzaken?

A

acidose of alkalose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

zuurbase evenwicht

Soorten acidose/alkalose?

A
  • respiratoire acidose
  • respiratoire alkalose
  • ** metabole acidose**
  • metabole alkalose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

zuurbase evenwicht

Wat is
respiratoire acidose?

A

er wordt te weinig CO2 uitgeademend

Vb. door ernstige longafwijkingen met hypoventilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

zuurbase evenwicht

Wat is
respiratoire alkalose?

A

er wordt te veel CO2 uitgeademd

vb. hyperventilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

zuurbase evenwicht

Wat is
metabole acidose?

A

er worden
te veel zuren aangemaakt
of er is te groot verlies van basen

vb.keto-acidose bij hyperglycemisch coma, lactaatacidose bij shock, groot verlies van basen bij persisterende diarree

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

zuurbase evenwicht

Wat is
metabole alkalose?

A

een te groot verlies aan zuren

vb. door langdurig braken, continue maagaspiratie

61
Q

zuurbase evenwicht

Het lichaam tracht een toestand van acidose of alkalose te compenseren…

Op welke manier?

A
  • (respiratoir) gecompenseerde metabole acidose of alkalose
  • (metabool) gecompenseerde respiratoire acidose of alkalose
62
Q

zuurbase evenwicht

Wat is (respiratoir) gecompenseerde metabole acidose of alkalose?

A

Een toestand van acidose of alkalose compenseren door:
respiratoir door vermeerderde of verminderde koolzuuruitscheiding.

63
Q

zuurbase evenwicht

Wat is (metabool) gecompenseerde respiratoire acidose of alkalose?

A

Een toestand van acidose of alkalose compenseren door:
metabool: het lichaam probeert meer bufferstoffen in te zetten.

64
Q

perfusievloeistoffen

Indeling?

A

Volgens:
* aanwezigheid opgeloste deeltjes
* osmotische druk
* samenstelling

65
Q

perfusievloeistoffen

Perfusievloeistoffen volgens aanwezigheid opgeloste deeltjes?

A
  • colloïden
  • kristalloïden
66
Q

perfusievloeistoffen

Perfusievloeistoffen volgens osmotische druk?

A
  • de isotonische oplossing
  • de hypertonische oplossing
  • de hypotonische oplossing
67
Q

perfusievloeistoffen

Perfusievloeistoffen volgens samenstelling?

A
  • repairvloeistoffen:
  • glucose oplossingen
  • elektrolytenoplossing zonder calorieën
  • elektrolytenoplossing met calorie aanbreng
  • aminozuren (hypertonisch)
  • vetoplossingen
  • diuretische oplossingen
  • plasma vervangende middelen
  • voedingsinfuus
68
Q

perfusievloeistoffen_aanwezigheid opgeloste deeltjes

Wat zijn colloïden?

A
  • bevat macromoleculen (eiwitten of koolhydraten)
    –> blijven in intravasculair compartiment door hun grootte
  • **hoge osmolariteit **–> ontstaan grote vocht-shift in lichaam, uit interstitiële en intracellulaire ruimten naar intravasculair compartiment
    –> oedeemreducerend vermogen, dit zorgt voor volume-expansie v plasmafractie
  • altijd gecontroleerd toedienen!
69
Q

perfusievloeistoffen_aanwezigheid opgeloste deeltjes

Wat zijn kristalloïden?

A
  • water en aanwezige elektrolyten kunnen semipermeabele membranen van vaatwand passeren
  • evenwicht na 2à3 uur in intererstitiële ruimte
  • zorgen voor volume-expansie, voor beperkte periode
  • geschikt bij hydratatie–> gaan verloren vocht aanvullen
  • zonder elektrische lading, kunnen niet opsplitsen
  • komen voor in alle lichaamsvochten
  • belangrijste: glucose en ureum
70
Q

perfusievloeistoffen_osmotische druk

Wat is osmose?

A

Verplaatsing van moleculen van een laag geconcentreerd naar hoog geconcentreeerde oplossing, doorheen semipermeable wand.

zuigkracht: osmotische druk

71
Q

perfusievloeistoffen_osmotische druk

Met welke osmotische waarde kunnen vloeistoffen worden toegediend?

A

osmotische waarde die…
* groter
* gelijk
* kleiner
…is dan de waarde van het bloed

72
Q

perfusievloeistoffen_osmotische druk

begrip?
oplossing heeft osmotische waarde die gelijk is aan osmotische waarde van bloed

A

de isotonische oplossing

  • geen vochtverplaatsing
  • Mag **IV, SC, IM **toegediend worden
  • vbn: kristalloïden Na Cl 0,9% (9 g NaCl per liter) = fysiologische oplossing, glucose 5 %
73
Q

perfusievloeistoffen_osmotische druk

begrip?
oplossing heeft osmotische waarde/druk die hoger is dan osmotische waarde van bloed

A

de hypertonische oplossing

  • vochtverplaatsing naar intravasculaire ruimte toe
  • Mag enkel **IV **toegediend worden
  • vbn: glucose 10% of 20%, Na Cl 3%
  • indicatie: overvulling, oedeem, lage conc van stoffen in bloed (vb. bij hyponatriëmie)
74
Q

perfusievloeistoffen_osmotische druk

begrip?
oplossing heeft osmotische waarde/druk die lager is dan osmotische waarde van bloed/lichaamsvocht

A

de hypotonische oplossing

  • altijd als oplosmiddel voor medicatie
  • vbn: Aqua destillata; Na Cl 0,65%
  • indicatie: vochttekort, hoge concentratie stoffen in bloed ( vb. bij hypermatriëmie)
75
Q

hypertonische oplossing

Gevolg van cel in hypertonisch milieu

A
  • verschrompeling en necrose van de cel (water naar buitenkant)
  • sterke hypertone oplossingen hebben diuretisch effect
76
Q

hypotonische oplossing

Gevolg van cel in hypotonisch milieu

A
  • **cel zwelt op en barst **(trekt water aan)
  • hypotonische oplossing in bloedbaan doet vooral bloedcellen barsten (hemolyse)
77
Q

volgens samenstelling

Wat zijn repairvloeistoffen?

A

Kristallijne oplossingen: oplossingen van (zout- of suiker) in water.

Meeste oplossingen door fabrikanr of apotheek kant- en klaar afgeleverd.

78
Q

Wanneer zijn repairvloeistoffen isotoon?

A

Als de concentratie van opgeloste stoffen hetzelfde is als die in het lichaam.

79
Q

glucose oplossingen

indicaties voor isotonische oplossing

A
  • als vochttoevoer voldoet aan gewone glucosebehoefte
  • als oplosmiddel voor medicatie

vb: glucose 5%,
Sorbitol 5%

80
Q

glucose oplossingen

indicaties voor hypertonische oplossing

A
  • calorieaanvoer 1l Gluc 20% = 800 Kcal
  • bij hypoglycemisch coma
  • als therapie bij hyperkaliëmie in combinatie met hoge dosissen insuline

vb: Glucose 10%, 20%, 30%, 50%
Fructose of levulose: Fructose 10%
Sorbitol 10%

81
Q

glucose oplossingen

Leg uit: glucoseoplossingen kunnen de vene irriteren

A
  • Gluc 30% en 50% mag niet **in perifere vene **worden toe gediend
  • snelle toediening van hypertonische glucoseoplossingen veroorzaakt een osmotische diurese met verlies van water en elektrolyten.
  • kan hyperglycemie uitlokken
82
Q

elektrolytenoplossing

Indicaties bij NaCl

A
  • vochttoevoer (isotoon)
  • behandeling van Na-tekort (hypertonisch)
  • oplosmiddel voor medicatie (isotoon)
83
Q

elektrolytenoplossing

NaCl wordt niet gegeven bij

A
  • patiënten met Na-beperking (oedeem, hypertensie)
  • vooral hypertonische oplossingen kunnen een circulatoire overbelasting en hypernatriëmie geven
84
Q

elektrolytenoplossing

Wat is een
Ringer-oplossing?

A
  • betere benadering van fysiologische elektrolyten balans bij volwassenen
  • **bevat Na, K, Ca, Cl **
  • isotonisch
  • vooral gegeven ter correctie van elektrolytenbalans (oa post-operatief,..)
85
Q

elektrolytenoplossing

Wat is Hartmann?

A
  • ook Ringerlactaat genoemd
  • naast elektrolyten van Ringeroplossing, ook lactaat
  • isotonisch en alkaliserend
  • indicaties: acidose (profylaxie), diarree, postoperatieve substitutietherapie
  • frequent gebruik bij epidurale anesthesie (om hypotensie te voorkomen)
86
Q

elektrolytenoplossing

Wat is
Plasmalyte A Viaflo?

A

= oplossing van volgende stoffen in water:
NaCl
KCl
magnesiumchloridehexahydraat
natriumacetaattrihydraat
natriumgluconaat

87
Q

Plasmalyte A Viaflo

Indicaties?

A
  • als bron van vloeistof bij:
  • brandwonden
  • verwondingen aan het hoofd
  • breuken
  • infecties
  • als bron van vloeistoffen tijdens chirurgische ingreep
  • voor de behandeling van shock als gevolg van bloedverlies en aandoeningen waarbij snelle vervanging van bloled en/of vloeistoffen vereist is.
  • bij **metabole acidose **(verzuring bloed) die niet levensgevaarlijk is
  • bij lactaatacidose
88
Q

Plasmalyte A Viaflo

Aandacht voor extra controle bij:

A
  • hartfalen
  • ademhalingsinsufficiëntie (longaandoening)
  • nierfalen
  • hoge bloeddruk (hypertensie)
  • onderhuidse vochtophoping, met name rond de enkels (perifeer oedeem)
  • vochtophoping in de longen (longoedeem)
  • hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap (pre-eclampsie of eclampsie)
89
Q

Wat zijn Elektrolytoplossing met calorie aanbreng?

A
  • glucose met elektrolyten:
    vb. Ringer + Glusoe 5% ,
    NaCl 0,9%+ Glucose 5% of 10% hyper
  • ** invertsuiker met elektrolyten**
    vb. Plasma-lyte met Invertsuiker 5%
  • hypotonax:
    deze combinatie van glucose en elektrolyten (Na, K, Cl, Mg) is een isotonische oplossing. Toepassing in pediatrie.
90
Q

Wat zijn aminozuren (hypertonisch)?

A

= bouwstenen van eiwitten, toegediend in situaties waarveel eiwitten te kort of verloren gegaan. (hypoproteïnemie, cachexie, anorexia, brandwonden)
* meestal onderdeel van TPN (Totale Parenterale Nutritie)

Niet toedienen bij:
-zware leverinsufficiëntie
-nierinsufficiëntie met uremie, wanneer dialyse onmogelijk is
- congenitale aandoeningen van aminozuurmetabolisme
- niet-behandelde hartdecompensatie

91
Q

Wat zijn vetoplossingen?

A
  • geven groot aantal calorieën in een klein relatief volume
  • zijn het onderdeel van TPN
  • gebruikt als oplosmiddel voor sommige medicatie
  • ** tegenindicaties**: levercirrose, hyperlipidemie, arteriosclerose, diabetes met verwikkelingen, acute nierinsufficiëntie, zwangerschap

vbn. Intralipid 10% of 20%

92
Q

Wat zijn
diuretische oplossingen?

A

= worden gebruikt omwille van uitgesproken osmotisch diuretisch effect

vb.: Mannitol 15% of Ureum 30%

93
Q

Wat zijn plaats vervangende middelen?

A

= stoffen die door molecuulgrootte (colloïden), lang in intravasculaire ruimte blijven, samen met osmotisch overeenkomende hoeveelheid water.

Aangewend in afwachting van plasma of bloed, ter aanvulling van klein circulerend volume. (bij schock, verbrandingen, ..)

  • Eiwitproduct ( Gelatine): vb. Gelofusine
  • Zetmeelachtige stof: vb. Haes-steril 6%
94
Q

Wat is een voedingsinfuus?

A
  • vervangt voeding via maag- darmkanaal
  • intraveneus
95
Q

Waarom TPN meestal via CVK?

A
  • Geconcentreerde inhoud kan vaatwand irriteren.
  • Punt van voedingskatheter wordt in grote ader gelegd, zo wordt voeding snel verdund.

! Vetemulsie intralipid mag wel via perifeer infuus.

96
Q

Geef vbn waarbij **normale voedselopname via maagdarmkanaal onvoldoende of onmogelijk **is.

A
  • perforaties
  • traumata of ontstekingen aan maagdarmtractus
  • langdurig braken (hyperemesis) of diarree
  • anorexia
  • coma
  • zware heelkundige ingrepen
  • uitgebreide brandwonden
97
Q

Waarom TPN nooit langer dan 24h bij patiënt?

A
  • beperkte houdbaarheid van gemengde product
  • telkens nieuwe leiding gebruiken
98
Q

materiaalkennis

Aandachtspunten bij gebruik perfusievloeistof.

A
  • lees gebruiksvoorschriften
  • belangrijk vloeistof beoordelen voor gebruik:
  • helder en kleurloos
  • uitzondering voor invertsuiker (geelachtig), eiwitoplossingen (geelbruin), vetoplossingen (wit)
  • soms onder invloed licht en donkergeel worden
  • vloeistof troebel of neerslag vertoont –> niet gebruiken
  • Bewaren bij kamertemperatuur, uit direct zonlicht, niet bij warmtebron, sommige in donker
  • soms (vb. Mannitol) kristalliseren bij te lage temperatuur –> terug verwarmen + filtertrousse
  • controleer de vervaldatum
99
Q

Wat staat vermeld op etiket van perfusievloeistof?

A
  • aard van vloeistof
  • samenstelling
  • lotnummer
  • productie- en vervaldatum
  • hoeveelheid
  • typenummer
  • steriel en pyrogeenvrij
  • osmolariteit
  • speciale aandachtspunten
  • calorieën
  • concentratie en PH
  • firmanaam
100
Q

vloeistofcontainers
volumes?

A

Verschillende volumes van eenzelfde soort perfusievloeistof. Niet alles afgebeeld.

101
Q

Hoeveel toegangspoorten voorzien?

A

Minimaal 2:
* spike van perfusieleiding (connectie perfusiecontainer met perfusieleiding)
* bijsluitpoort voor toevoegen medicatie

verschillende insteekopeningen vloeistofcontainers:

102
Q

weetjes containers

A
  • afgeraden met alcoholstift–> inktpartikels doorheen wand; wel ok bij glascontainers
  • alle vloeistofcontainers zijn single-use en disposable
  • iedere container voorzien van ophangsysteem
103
Q

soorten vloeistofcontainers?

A
  • infuuszak
  • plastiekcontainer
  • infuusfles (glas)
104
Q

infuuszak
Hoe verpakt?

A
  • Steeds dubbel verpakt, ter bescherming extrerne invloeden.
  • mogelijk condensatie tussen beide
    verpakkingen
    –> controleer op lek!
    –> droog voor gebruik
105
Q

voordelen infuuszak

A
  • samengeknepen door druk omgevingslucht (luchtdruk)–>geen behoefte aan toedieningssysteem met beluchtingsventiel (luchtfilter)
  • **volledig gesloten systeem **–> risico op besmetting en luchtembool daalt
  • licht hanteerbaar, atraumatisch en gemakkelijk
106
Q

nadelen infuuszak

A
  • vloeistofniveau moeilijk af te lezen
  • farmacologische wijzigingen door contact met PVC-containers
  • er mogen geen lipiden aan PVC-containers worden toegevoegd–>andere weekmakers komen vrij uit container en lossen op in vloeistof (levertoxisch)
107
Q

plastiekcontainer
Hoe verpakt?

A
  • Tear-off cap, makkelijk om verzegeling ongedaan maken
  • na verwijderen tear-off cap is steriele kunststof afsluitdop zichtbaar
  • afsluitdop latexvrij wegens latexallergie
    * in steriele kunsstofdop 2-tal inkepingen:
  • 1grote voor spike
  • kleinere voor medicatie met naald
108
Q

voordelen plastiekcontainer

A
  • samengeknepen door druk omgevingslucht (luchtdruk)–>geen behoefte aan toedieningssysteem met beluchtingsventiel (luchtfilter)
  • beide toegangspoorten latexvrij
  • container is onbreekbaar
  • toevoeging medicatie veroorzaakt weinig of geen wijzigingen in farmacologische eigenschappen
109
Q

nadelen plastiekcontainer

A
  • best rechtopstaand bewaard
  • makkelijk lucht in leiding
    –>half gekanteld plaatsen bij purgeren
110
Q

infuusfles
hoe verpakt?

A
  • Na verwijderen van **Flip-off cap **–> steriele kunststof afsluitdop zichtbaar
  • latexvrij wegens latexallergie
  • inkepingen zichtbaar:
  • centrale inkeping voor spike
  • kleinere aan de rand voor inbrengen medicatie mbv naald
111
Q

voordelen glazen container

A
  • correctie gradatie
  • goed afleesbaar restvolume
  • geen geneesmiddelenreactie met container
  • herbruikbaar
112
Q

nadelen glazen container

A
  • breekbaar
  • gebruikte toedieningssysteem dient over een beluchtingsventiel (luchtfilter) te beschikken –> moet open staan tijdens infusie
  • moeilijk te hanteren en stockeren
113
Q

Wat is een perfusieleiding?

A

= toedieningssysteem waarmee we op gecontroleerde wijze perfusievloeistoffen toedienen aan patiënt

Verschillende lengtes, aantal bijsluitpoorten, driewegkraantjes of niet…

114
Q

perfusieleiding met filter?

A
  • antimicrobiële filter omdat aangezogen buitenlucht niet vrij is van micro-organismen.
  • filter droog houden (anders verliest hij antimicrobiële werking)
  • bij het vullen: filter eerst afsluiten, nadat fles opgehangen –> filter openen
  • dergelijke leiding **bij perfusiezakken : filter altijd gesloten houden **–> zoniet wordt lucht aangezogen
115
Q

perfusieleiding met luchtfilter zonder bijspuitpoort

A
116
Q

perfusieleiding met luchtfilter met bijsluitpoort

A
117
Q

Welke specifieke perfusieleidingen zijn er nog?

A
  • zwarte of oranje perfusieleidingen voor medicatie onstabiel wanneer blootgesteld aan licht (gebruik aluminium folie indien deze ontbreekt)
  • perfusieleidingen voor bloedtransfusie, hebben een ingebouwde filter die microaggregaten kan tegenhouden
  • perfusieleidingen eigen aan pomp
118
Q

Burette-buretrol leiding

A
119
Q

Debietregelaar

A
  • tussen perfuseleiding en intraveneuze katheter
  • cijfers duiden **aantal ml/uur **waarmee perfusievloeistof zal inlopen
  • rolklem steeds volledig open bij gebruik **dial-a-flo **–> bereiken ingesteld volume
  • rekening houden met foutmarge
  • medicaties die heel correct moeten –> gebruik perfusiepomp
120
Q

meerwegkranen
soorten?

A
  • tweewegkraan
  • driewegkraan
  • het kranenblok
121
Q

tweewegkraan
functie?

A

Om katheter of perfusie af te sluiten
–> gemakkelijk toedieningssysteem vernieuwen

122
Q

driewegkraan
functie?

A

3wegen:

  • één weg naar vloeistofcontainer
  • één weg naar intraveneuze katheter
  • één weg als zij-infuus of needleless “hub”, indien niet gebruikt –> steriel dopje

Vooral om zij-infuus op hoofdinfuus te schakelen.

123
Q

Hoeveel vormen
driewegkraan

A

2 vormen

124
Q

Let steeds op
welke richting perfusievloeistof stroomt!

A
125
Q

Wat is dit?

A

Kranenblok

126
Q

Naam stop/dop van leiding?
soorten?

A

Luer-lock-stop
=stop-dopjes

  • Female-male luer Lock stop
  • **Injection-stop ** luer Lock stop
  • Male-Luer Lock stop
127
Q
A

Female-male
luer Lock stop

128
Q
A

Injection-stop Luer Lock stop

129
Q
A

Male-Luer Lock stop

130
Q

Welke factoren zijn belangrijk bij infuustherapie?

A
  • zwaartekracht of druk
  • infuussnelheid
  • druppelverdeling
  • vervangen van toedieningssystemen
  • vuistregels
131
Q

infuustherapie_zwaartekracht of druk

Leg uit:
perfusie dmv zwaartekracht

A

= gebruik maken van hydrostatische druk door hoogteverschil tussen vloeistofcontainer en punctieplaats patiënt

  • hoogteverschil 70-90 cm : voor opname perfusiedruk hoger dan veneuze druk bij patiënt
  • G’ (Gravity) gemarkeerd bij perfusieleidingen te gebruiken voor perfusie met zwaartekracht
132
Q

infuustherapie_zwaartekracht of druk

Leg uit:
elektronische toedieningssystemen of
infuuspompen

A

= onder gecontroleerde positieve druk, via een pompsysteem zorgen voor continue flow naar p

  • wordt gebruikt met speciaal toedieningsset
133
Q

Hoe komt het dat infuuspomp nauwkeuriger werkt?

A

Nauwkeuriger bij vooraf gekozen volume, doordat ze extra druk uitoefenen om weerstand tegen vloeistofstroom te overwinnen.

134
Q

Weerstand is gevolg van..?

A
  • diameter van gebruikte systemen
  • de filter
  • de viscositeit van perfusievloeistof
  • de canule
135
Q

Als systeem bij normale weerstand werkt, dan toedieningsdruk…?

A

minimaal

136
Q

Weerstand in katheter of leiding, dan…?

A

gaat pomp druk uitoefenen, zodat toediening niet onderbroken wordt

137
Q

Wanneer ernstige problemen op infuusplaats?

A
  • als weerstand bij insteekpunt verandert (gevolg van infiltratie of trombose) –> mogelijk dat het alarm niet afgaat
  • maximale druklimiet bij pomp–> occlusiealarm
138
Q

soorten infuuspompen

A
  • kan via druppel-, volume-, tijdgestuurd
  • spuitpompen
  • PCA-pompen
139
Q

**Markering **perfusieleiding te gebruiken voor perfusie via drukkracht

A

P’ van Pressure

140
Q

Belangrijk bij verwijderen perfusieleiding

A
  • rolklem steeds GESLOTEN
  • perfusie loopt anders aan maximale snelheid in vene

vbn medicatie: Syntocinon, Prostin, Soluvit, Trandate,..

141
Q

infuussnelheid

factoren die het debiet beïnvloeden

A
  • omgevingstemperatuur
  • vloeistofcontainer: de relatieve hoogte van tov insteekpunt katheter
  • perfusieoplossing: viscositeit mee bepalend voor goed inlopen
  • perifere katheter: diameter, positie, trombosevorming, geknikt zijn mee bepalend voor goed inlopen
  • druppelkamer hangt scheef –> druppels groter
  • bewegen p –> stroomsnelheid kleiner
  • toegevoegd materiaal (kranen) extra invloed
  • gewijzigde centraal veneuze druk
    –> variaties inloopsnelheid
  • venespasme (vasoconstrictie) –> debiet verminderen
    -bloeddruk verhoogt of p hoest–> stroomsnelheid kleiner
  • katheter in buurt gewricht, door beweging wijzigt debiet
142
Q

Hoe **constant en regelmatig debiet **garanderen?

A

enkel door gebruik pomp

143
Q

druppelverdeling

druppels per minuut
formule

A
144
Q

druppelfactor?

A

het aantal druppels per ml perfusievloeistof

145
Q

druppelfactor
water?
bloed?
burette leiding?

A

water
1ml= 20druppels

bloed (hogere viscositeit)
1ml= 18 druppels
(ondanks druppelfactor 20)

burette leiding
1mml= 60 druppels

146
Q

milliliter per uur
formule

A
147
Q

aandachtspunten bij
vervangen toedieningssystemen

A
  • toediening bloed–> iedere 24 uur vervangen (micro-organismen!)
  • toediening andere vloeistoffen–>
    72-96 uur
  • voorafgaand loskoppelen–> steeds desinfecteren met 70% alcohol
148
Q
A