Integratiecollege Flashcards
1
Q
Verschil astma en normaal epitheel:
A
- Hypertrofie gladde spiercellen en samentrekken
- Ontstekingscellen in basaal membraan
- Basaal membran dikker
- Epitheelcellen kapot of meerlagig
- Meer klierproductie dus meer slijm
2
Q
Waar let je op bij lichamelijk onderzoek voor astma?
A
- ademfrequentie (hoger)
- hartslag (hoog)
- Bloeddruk
- zuurstof saturatie
- harttonen (andere mogelijkheid)
- longen (sonore percussie of demping, ook inspectie borstkas, verlengd piepend expirium)
3
Q
Wat is aanvullende diagnostiek bij verdenking op astma?
A
- Peakflow
- Bloedgas (pH, pCO2, pO2)
- X-thorax
- Bloedonderzoek (allergiëen, eosinofiele granulocyten, leukocyten, CRP (ontsteking))
4
Q
Wat speelt er een rol bij COPD?
A
- Macrofagen, neutrofielen
- Chronische inflammatie, hypersecretie en emfyseem
- Veel patiënten roken, ontstaat op late leeftijd
- Chronische air flow limitatie
5
Q
Chronische bronchitis pathologie:
A
- Hypersecretie van slijm met mucostase in bronchieën
- hyperplasie van bronchiaal klierweefsel
- Toename slijmbekercellen
- squameuze metaplasie
- ontsteking
- fibrose
6
Q
Wat is het probleem bij longemfyseem?
A
Afname diffusiecapaciteit door verlies van membraan/longblaasjes
7
Q
Wat zijn hyperemie en hypercapnie?
A
- Hypoxemie: te weinig zuurstof
- Hypercapnie: te veel CO2
8
Q
Respiratoire insufficiëntie type 1:
A
- Ventilatie-perfusie stoornis
- Diffusiestoornis
9
Q
Follow up (en behandeling) COPD patiënt:
A
- stoppen met roken
- voorkomen exacerbaties (influenza vaccinatie)
- medicamenteuze ondersteuning (luchtwegverwijderaar, steroïden)
- systemische effecten COPD (cardi, gewichtsverlies, osteoporose behandelen)
- revalidatie
- zuurstof therapie
10
Q
Behandeling astma aanval:
A
- Luchtwegverwijderaar
- inhalatie sterioiden
Follow-up: - voorlichting leefregels en medicatie
- visite: longfunctietest
- controle op poli: behandeling