Infectiologie & Tropenziekten Flashcards
Een 35-jarige man is bij de uroloog bekend in verband met niersteenlijden sinds een half jaar. Nu heeft hij bovenop zijn langer bestaande klachten ook vieze urine en koorts. De uroloog vermoedt een urineweginfectie. Met welke verwekker moet bij het starten van een empirische behandeling in ieder geval rekening worden gehouden?
1) Enterobacter cloacae
2) Enterococcus faecalis
3) Klebsiella pneumoniae
4) Proteus mirabilis
4, Proteus mirabilis wordt geassocieerd met urineweginfecties bij niersteenlijden.
Een 55-jarige patiënte, opgenomen in het ziekenhuis vanwege behandeling voor een colorectaal carcinoom, ontwikkelt urethrale pusafscheiding en urine-incontinentie. Wat staat bovenaan de differentiaaldiagnose?
1) Chlamydia trachomatis
2) Gonorroe
3) Urineweginfectie
4) Weefselinvasieve urineweginfectie
3, Recent ontstane urineweggerelateerde klachten zoals dysurie en mictiedrang, maar ook urine-incontinentie en urethrale pusafscheiding, kunnen wijzen op een urineweginfectie. De kans op een urineweginfectie neemt toe bij opname in het ziekenhuis.
Een 61-jarige man wordt opgenomen met klachten van een urineweginfectie met koorts en flankpijn. Hij is bekend met obesitas en levercirrose bij alcoholabusus. Welke van de volgende factoren verantwoorden het inzetten van een urinekweek?
- Alcoholabusus
- Leeftijd boven 60 jaar
- Levercirrose
- Mannelijk geslacht
- Obesitas
- Teken van weefselinvasie
4 en 6, Een urinekweek moet altijd ingezet worden bij patiënten met tekenen van weefselinvasie, mannelijke patiënten met klachten van een urineweginfectie, falen van ingezette therapie en recidiverende infecties.
Een 81-jarige patiënt ligt opgenomen vanwege diabetische ontregeling en ontwikkelt na twee weken, de dag voor ontslag, een delier. Er zijn geen richtinggevende symptomen. Kan deze delier aan een asymptomatische urineweginfectie toegeschreven worden?
1) Ja, de leeftijd, geslacht en ziekenhuisopname pleiten voor deze oorzaak.
2) Ja, maar dit kan alleen wanneer andere oorzaken zijn uitgesloten.
3) Nee, een delier kan niet door een asymptomatische urineweginfectie veroorzaakt worden.
2, Een urineweginfectie staat altijd in je DD bij een delier, maar het is belangrijk om andere veelvoorkomende oorzaken uit te sluiten, zoals andere systemische infecties, hypoglycemie, elektrolytstoornissen en neurologische oorzaken.
Een 55-jarige patiënte wordt opgenomen met klachten van een urineweginfectie met weefselinvasie. Welke behandeling start je in afwachting van de kweek?
1) Alleen ondersteunende behandeling
2) Ciprofloxacine 500 mg 2 dd voor 7 dagen
3) Nitrofurantoïne 50 mg 4 dd voor 5 dagen
4) Trimethoprim 200 mg 2 dd voor 3 dagen
2, In het geval van een ongecompliceerde urineweginfectie bij gezonde, niet-zwangere vrouwen, geldt optie C. Optie D is de derde keus in dat laatste geval. Alternatieven voor ciprofloxacine in het geval van een UWI met tekenen van weefselinvasie zijn amoxiciline/clavulaanzuur en cotrimoxazol als tweede en derde keus, respectievelijk.
Een 61-jarige man wordt opgenomen met klachten van een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie. In afwachting van de kweek wordt gestart met ciprofloxacine. In welke dosering dient dit medicijn voorgeschreven te worden?
1) 500 mg 2 dd voor 5 dagen
2) 500 mg 2 dd voor 7 dagen
3) 500 mg 2 dd voor 14 dagen
4) In dit geval dient een ander middel dan ciprofloxacine voorgeschreven te worden
3, bij vrouwen geldt antwoord B, maar zoals bij alle behandelingen van urineweginfecties dienen mannen langer behandeld te worden.
Urineweginfecties komen regelmatig voor bij anderszins gezonde patiënten en vaak volstaat een afwachtend beleid of een eenmalige empirische antibioticakuur. Alleen bij risicogroepen geldt het advies om bij de eerste presentatie een urinekweek in te zetten. Welke van de volgende groepen behoort niet tot zo’n risicogroep?
1) mannen
2) Patiënten met DM
3) Patiënten met hematurie
4) Patiënten met een verblijfskatheter
5) Patiënten met een verminderde weerstand
3, Hematurie is één van de symptomen van een urineweginfectie, echter met lage sensitiviteit. Dit houdt in dat weinig patiënten dit als klacht bij een UWI hebben. Het is geen teken van een vergroot risico op een ernstiger/gecompliceerder beloop.
Wanneer het gaat om de behandeling van een urineweginfectie, is het belangrijk om te onderscheiden of het gaat om een ongecompliceerde UWI of een UWI met tekenen van weefselinvasie. Welke van de onderstaande symptomen wijst niet op weefselinvasie?
1) acute verwardheid/delier
2) koorts
3) malaise
4) pijn in de onderrug of onderbuik
5) rillingen
4, Pijn in de onderrug of onderbuik is één van de mogelijke symptomen van een ongecompliceerde urineweginfectie en wijst niet op weefselinvasie. Flankpijn zou dit wel doen.
Een 37-jarige patiënte heeft acuut ontstane klachten van dysurie, pollakisurie, koorts en algehele malaise. Er is geen huidige zwangerschap of voorgeschiedenis van nierafwijkingen, diabetes mellitus of een verminderde werking van het immuunsysteem. Wat is de aangewezen vervolgstap voor de arts?
1) inzetten van een nitriettest
2) inzetten van een urinekweek
3) starten van behandeling middels cirpofloxacine
4) starten van bhandeling middels nitrofurantoïne
1,Ook bij duidelijke mictieklachten moet eerst een nitriettest ingezet worden. Indien de nitriettest en een urinesediment beide negatief zijn, pleit dit sterk tegen een urineweginfectie als oorzaak van de klachten. Wanneer de nitriettest of het urinesediment een UWI bevestigt, dient een urinekweek ingezet worden vanwege de beschreven tekenen van weefselinvasie.
Een 34-jarige patiënt ligt opgenomen op de afdeling gynaecologie in verband met prematuur gebroken vliezen. Zij ontwikkelt klachten van dysurie, pollakisurie, koorts en flankpijn. De nitriettest blijkt positief. Wat is de vervolgstap?
1) Inzetten van een reguliere urinekweek
2) Inzetten van een urinekweek, waarbij ook GBS wordt meegenomen
3) Starten van behandeling middels ciprofloxacine
4) Starten van behandeling middels fosfomycine
2,Bij mictieklachten met een positieve nitriettest is er sprake van een UWI. Indien er ook tekenen van weefselinvasie zijn, dient een urinekweek gedaan te worden voor het bepalen van het resistentiepatroon. Bij zwangere vrouwen dient hierbij ook op groep-B-streptokokken geanalyseerd te worden. Indien deze wordt geïsoleerd bestaat er een indicatie voor intraveneuze antibiotische profylaxe tijdens de partus ter bescherming van de neonaat.
Een 58-jarige man wordt behandeld door de huisarts voor een cellulitis van zijn linkeronderbeen. Welke verwekker dient in ieder geval gedekt te worden? Welk antibioticum geef je? 1) Staphylococcus aureus ; flucloxacilline 2) Streptococcus pyogenes ; flucloxacilline 3) Staphylococcus ureus ; benzylpenicilline 4) Streptococcus pyogenes ; benzylpenicilline
1, Tegenwoordig worden zowel een erysipelas als een cellulitis op dezelfde manier behandeld, omdat klinisch onderscheid tussen beide ziektebeelden lastig te maken is. In alle gevallen moet de Staphyloccus aureus goed gedekt worden, en dit kan het beste met flucloxacilline. Hiermee wordt daarnaast ook de minder pathogene Streptococcus pyogenes gedekt, terwijl andersom met benzylpenicilline wel de streptokok wordt gedekt maar niet de stafylokok.
In de huisartsenpraktijk wordt een 61-jarige man gezien met koorts en malaise en op het onderbeen, net onder de knie, een erythemateuze verhevenheid van ongeveer 10 bij 10 cm. De plek is pijnlijk en warm bij aanraking. De man heeft een BMI van 41, heeft diabetes en geregeld zwemmerseczeem. Hij werkt in de bouw en zijn vader is op 59-jarige leeftijd overleden aan een infectieuze endocarditis. De huisarts diagnosticeert hem met cellulitis en wil hem graag op laten nemen in het ziekenhuis. Welke van bovenstaande factoren verantwoordt behandeling van cellulitis in het ziekenhuis?
1) Comorbiditeiten als obesitas en diabetes mellitus
2) Het gelijktijdig gebruiken van een antimicrobiële behandeling voor zwemmerseczeem
3) Het risico op infectieuze endocarditis
4) Koorts
1, Bij de afweging tussen behandelingen van de patiënt met cellulitis spelen lokale factoren, maar ook de aanwezigheid van comorbiditeiten een rol. Denk hierbij aan diabetes, nier- en leverfunctiestoornissen, granulopenie en obesitas. Deze verhogen het risico op een gecompliceerd beloop. Koorts en systemische symptomen passen bij cellulitis. Zijn zwemmerseczeem kan heel goed de porte d’entree zijn geweest voor de verwekker.
Op de SEH wordt een 56-jarige patiënte gezien met uitgebreide cellulitis. Zij kreeg dezelfde dag acuut klachten van malaise, koorts en oedemateus erytheem boven de enkel links. Ze is niet bekend met comorbiditeiten of medicijngebruik. Welk laboratoriumonderzoek dient ingezet te worden?
1) CRP, BSE en een kweek van de porte d’entrée
2) Standaard serologisch onderzoek (AST, anti-DNAse B, antihyaluronidase of streptozyme-antilichaambepaling)
3) Tenzij er sprake is van een gecompliceerd beloop, is laboratoriumonderzoek niet geïndiceerd
3, In het geval van een ongecompliceerde cellulitis is er geen noodzaak tot laboratoriumonderzoek of een kweek. In het geval van complicaties is het wel verstandig om oriënterend laboratoriumonderzoek in te zetten, maar standaard serologisch onderzoek is dan ook niet van toepassing. Een kweek is aan te raden bij een verdenking op een ongebruikelijke verwekker zoals MRSA of anaeroben, en bij het niet aanslaan van de therapie na 2-3 dagen. Ongecompliceerde cellulitis kan in de huisartsenpraktijk behandeld worden.
Cellulitis en erysipelas zijn huidinfecties die geregeld behandeld worden in het ziekenhuis. In verreweg de meeste gevallen worden deze veroorzaakt door beta-hemolytische streptokokken of Staphylococcus aureus. In welke van de volgende gevallen moet aan een zeldzame verwekker gedacht worden?
- Bij aanwezigheid van een immuungecompromitteerde comorbiditeit, zoals diabetes of hiv
- Bij het niet aanslaan van empirische antibiotica na 2-3 dagen
- Ontstaan van klachten 1-2 dagen na zwemmen in warm recreatiewater
- Roze fluorescentie onder een wood’s lamp
1,2,3, Anaeroben en gramnegatieve organismen worden wel eens gevonden als oorzaak bij immuungecompromitteerde patiënten. Vibrio vulnificans is een zeldzame oorzaak die opgelopen kan worden in recreatiewater, met een incubatieperiode van 1-2 dagen. Roze fluorescentie onder een wood’s lamp past bij erythrasma. Cellulitis en erysipelas zijn beide huidinfecties, waarbij cellulitis een infectie van het onderhuids vet- en bindweefsel betreft, en erysipelas oppervlakkiger de dermis en subcutis betreft.
Een ernstig zieke 49-jarige patiënte wordt opgenomen met uitgebreide cellulitis van het rechteronderbeen. Er is sprake van hoge koorts en geregeld braken. Zij heeft diabetes mellitus type 2. Een kweek is ingezet en de resultaten hiervan moeten nog volgen. Welke behandeling zet je in?
1) Intraveneuze behandeling middels feneticilline, 2 gram verspreid over de dag, voor 10-14 dagen
2) Intraveneuze behandeling middels flucloxacilline, 2 gram verspreid over de dag, voor 10-14 dagen
3) Orale behandeling middels feneticilline, 4dd 500 mg, 10-14 dagen
4) Orale behandeling middels flucloxacilline, 4dd 500 mg, 10-14 dagen
4, De aangewezen empirische behandeling is middels flucloxacilline. Dit is een smalspectrum antibioticum wat zowel streptokokken als verwekker dekt, als stafylokokken. Het is de aangewezen behandeling voor cellulitis, maar ook wanneer er twijfel is tussen cellulitis of erysipelas is dit de keuze. Dit omdat je dekking van de stafylokok in de empirische setting niet wil missen. De keuze voor intraveneus versus oraal wordt gemaakt aan de hand van de mate van ziek zijn en mogelijkheid tot inname van medicijnen. Dit wordt bemoeilijkt bij braken. Feneticilline wordt gebruikt bij klassieke erysipelas.
Een op de afdeling chirurgie opgenomen 34-jarige patiënt is geopereerd aan een open enkelfractuur. Twee dagen na de operatie ontwikkelt hij koorts en een rode, oedemateuze plek op het scheenbeen, enkele decimeters boven de fractuur, zo’n 5 bij 5 cm groot. De plek voelt warm aan bij aanraking en is niet scherp afgrensbaar. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
1) Allergische reactie op osteosynthesemateriaal
2) Cellulitis
3) Geïnfecteerd hematoom
4) Hidradenitis suppurativa
5) Wondoedeem
2, Cellulitis wordt vaak veroorzaakt door Staphylococcus aureus, een bacterie die veel voorkomt op de huid. De porte d’entrée in dit geval lijkt de fractuurwond of operatiewond te zijn. Wanneer de plek onder de wond of ter hoogte van de wond zou zitten, past dit mogelijks bij een geïnfecteerd hematoom. Wondoedeem veroorzaakt geen koorts of warmte. Hidradenitis suppurativa is een acneïforme aandoening van apocriene klieren in bijvoorbeeld de oksels of liezen.
Een 64-jarige patiënt ligt opgenomen op de afdeling interne geneeskunde met een gecompliceerde urineweginfectie. Na enkele dagen ontwikkelt zij een rode, warme, gezwollen plek, van zo’n 6 bij 7 cm net boven de knie. De koorts, die zojuist gezakt was, speelt weer op, en zij is misselijk. De arts-assistent vermoedt cellulitis en wil een kweek of biopt doen. Waarom moet bij deze patiënt een kweek ingezet worden?
1) BIj elke patiënt met cellulitis wordt aangeraden een kweek in te zetten alvorens te starten met antibiotica
2) Dit lijkt een in het ziekenhuis opgelopen cellulitis, waarbij gedacht moet worden aan MRSA als verwekker
3) Misselijkheid als klacht bij cellulitis is zeldzaam, maar waarschijnlijker bij een ongebruikelijke verwekker
4) Wanneer een cellulitis in het ziekenhuis opgelopen wordt, is het belangrijk de verwekker te vinden om in te schatten of andere patiënten het risico lopen besmet te raken
2, Bovendien is dit hoogstwaarschijnlijk een gecompliceerde cellulitis vanwege het oplopen tijdens een gecompliceerde urineweginfectie en gelijktijdige behandeling met andere antibiotica. Hierdoor wordt de kans op ongebruikelijke verwekkers groter en moet onderzoek ingezet worden.
Cellulitis is een huidinfectie waarbij de huid rood, warm en vaak oedemateus wordt. De meest voorkomende verwekkers hiervan zijn stafylokokken en streptokokken, die bestreden worden met antibiotica. Ten aanzien van het oedeem kan gedacht worden aan compressiemateriaal als onderdeel van de behandeling. Welke rol neemt compressietherapie in bij de behandeling van cellulitis en erysipelas?
1) Ambulante compressietherapie is een belangrijk onderdeel van de behandeling van cellulitis
2) Cellulitis is geen indicatie voor gebruik van compressietherapie, maar erysipelas wel
3) Compressietherapie heeft geen plaats in de behandeling van cellulitis
4) Geadviseerd wordt om alleen bij persisterend oedeem ambulante compressietherapie toe te passen
4, De mening van dermatologen is dat bij erysipelas compressietherapie in de initiële fase zinvol kan zijn. Wetenschappelijke onderbouwing hiervoor ontbreekt echter. In andere disciplines bestaat de behandeling enkel uit antibiotica. Iedereen is het erover eens dat persisterend oedeem adequaat behandeld moet worden. Dit gebeurt doorgaans met ambulante compressietherapie, eventueel later met elastische kousen. Cellulitis en erysipelas zijn beide huidinfecties, waarbij cellulitis een infectie van het onderhuidse vet- en bindweefsel betreft, en erysipelas oppervlakkiger de dermis en subcutis betreft.
Via de SEH wordt een 59-jarige patiënt opgenomen in verband met cellulitis bij arteriële insufficiëntie. Ook heeft hij diabetes mellitus, waarvoor hij metformine gebruikt. Na de plaatsing van een donornier is hij gestart met immuunsuppressiva. Hij is allergisch voor pinda’s en penicillines. In afwachting op de resultaten van een kweek wordt gestart met claritromycine, 500 mg 2 dd voor 10-14 dagen. Waarom kiest de internist voor deze medicatie in plaats van de eerstekeus empirische behandeling?
1) Vanwege de allergie voor penicillines
2) Vanwege de arteriële insufficiëntie
3) Vanwege het gebruik van immuunsuppressiva
4) Vanwege het gebruik van metformine
5) Vanwege het ontbreken van resultaten van de kweek
1, De gebruikelijke behandeling van cellulitis is flucloxacilline. Bij een allergie voor beta-lactamantibiotia kan gekozen worden voor claritromycine of clindamycine.
Een 21-jarige patiënt, onder behandeling voor leukemie, presenteert zich op de SEH met een diepe huidinfectie ter hoogte van het rechterdijbeen. Er is sprake van hoge koorts en algehele malaise bij een erythemateuze zwelling, die warm aanvoelt. Ook is er enige blaarvorming en purulentie te zien. De arts denkt aan cellulitis met een schaafwond op de knie als porte d’entrée. Is deze differentiële diagnose terecht?
1) Ja
2) Nee, blaarvorming komt niet voor bij cellulitis of erysipelas
3) Nee, purulentie en blaarvorming komen niet voor bij cellulitis of erysipelas
4) Nee, purulentie komt eerder voor bij erysipelas
1, Purulentie en blaarvorming komen niet veel voor bij cellulitis, maar dit kan wel. Purulentie kan voorkomen bij cellulitis, veroorzaakt door MRSA. Purulentie komt niet voor bij erysipelas. Cellulitis en erysipelas zijn beide huidinfecties, waarbij cellulitis een infectie van het onderhuidse vet- en bindweefsel betreft, en erysipelas oppervlakkiger de dermis en subcutis betreft.
Een 63-jarige man ligt opgenomen op de afdeling longziekten en wordt behandeld voor een pneumonie met breedspectrum-antibiotica (cefuroxim en ciprofloxacine). Ondanks deze behandeling blijft hij koorts houden en neemt zijn zuurstofbehoefte toe. De X-thorax laat toename van infiltratieve afwijkingen zien. Wat is de meest logische vervolgstap?
1) Broncho-alveolaire lavage
2) Meropenem toevoegen aan de antibiotica
3) Pleurapunctie
4) Sputumkweek
1, Er dient gezocht te worden naar de verwekker van de pneumonie. Dit kan het beste middels broncho-alveolaire lavage. Een sputumkweek is als het goed is al ingezet bij opname en zal meestal onder antibiotische therapie niets meer opleveren. Een pleurapunctie is vaak niet conclusief en wordt eerder gebruikt ter differentiatie van de oorzaak van pleuravocht (infectie, maligniteit, hartfalen) en therapeutisch om de dyspnoe te verlichten. In deze casus is geen sprake van pleuravocht.
Een 73-jarige man ligt opgenomen op de afdeling interne geneeskunde met koorts zonder duidelijke focus. Uit de bloedkweek komt een Staphylococcus aureus. Tijdens de visite vertelt de patiënt dat hij pijnlijke knobbeltjes op zijn handen heeft en gekke puntvormige blauw-rode verkleuringen van zijn nagels. Welk ziektebeeld dient nu te worden uitgesloten?
1) Amyloïdose
2) Endocarditis
3) Granulomatose met polyangiitis (voorheen de ziekte van Wegener)
4) Pericarditis
2, Bij een endocarditis zie je vaak koorts, een souffle de novo en positieve bloedkweken. Daarnaast let je op zogenaamde endocarditisstigmata, dit zijn splinterbloedingen en oslernodili of janewaylaesies.
Een 73-jarige man gebruikt reeds enkele maanden prednisolon in verband met arteriitis temporalis. Hij presenteert zich nu met dyspneu, in het lab zie je een verhoogd CRP en een hoog LD. De X-thorax laat bilaterale vlindervormige consolidaties zien. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
1) Decompensatio cordis
2) Cryptogene organiserende pneumonitis
3) Longembolie
4) Pneumocystis jiroveci
- pneumonie (PJP)
4, Een PJP wordt vaker gezien bij patiënten die langdurig corticosteroïden gebruiken. Vaak wordt er in die gevallen ook voor gekozen om ter profylaxe cotrimoxazol te geven om een PJP juist te voorkomen. Typisch worden bij een PJP een hoog LD en bilaterale vlindervormige consolidaties gezien op radiologische beeldvorming van de thorax.
Een 80-jarige man wordt vanwege een acute myeloïde leukemie palliatief behandeld met azacitidine, een middel waarbij hij chronisch neutropeen is. Nu presenteert hij zich met hoesten en koorts. Bij beeldvorming van de longen blijkt hij holtevormende afwijkingen te hebben. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
1) Influenzapneumonie
2) Legionellapneumonie
3) Pneumocystis jiroveci
- pneumonie (PJP)
4) Pulmonale aspergillose
4, Een aspergillus is een schimmel. Met name patiënten die chronisch neutropeen zijn hebben een grotere kans om ziek te worden van bijvoorbeeld deze schimmel. De holtevormende afwijkingen zijn hier typisch voor. Om met nog meer zekerheid een pulmonale aspergillose vast te stellen heeft het de voorkeur om een zogenaamde galactomannantest in te zetten op bronchusspoeling verkregen via een broncho-alveolaire lavage (BAL).