Infectiologie & Tropenziekten Flashcards
Een 35-jarige man is bij de uroloog bekend in verband met niersteenlijden sinds een half jaar. Nu heeft hij bovenop zijn langer bestaande klachten ook vieze urine en koorts. De uroloog vermoedt een urineweginfectie. Met welke verwekker moet bij het starten van een empirische behandeling in ieder geval rekening worden gehouden?
1) Enterobacter cloacae
2) Enterococcus faecalis
3) Klebsiella pneumoniae
4) Proteus mirabilis
4, Proteus mirabilis wordt geassocieerd met urineweginfecties bij niersteenlijden.
Een 55-jarige patiënte, opgenomen in het ziekenhuis vanwege behandeling voor een colorectaal carcinoom, ontwikkelt urethrale pusafscheiding en urine-incontinentie. Wat staat bovenaan de differentiaaldiagnose?
1) Chlamydia trachomatis
2) Gonorroe
3) Urineweginfectie
4) Weefselinvasieve urineweginfectie
3, Recent ontstane urineweggerelateerde klachten zoals dysurie en mictiedrang, maar ook urine-incontinentie en urethrale pusafscheiding, kunnen wijzen op een urineweginfectie. De kans op een urineweginfectie neemt toe bij opname in het ziekenhuis.
Een 61-jarige man wordt opgenomen met klachten van een urineweginfectie met koorts en flankpijn. Hij is bekend met obesitas en levercirrose bij alcoholabusus. Welke van de volgende factoren verantwoorden het inzetten van een urinekweek?
- Alcoholabusus
- Leeftijd boven 60 jaar
- Levercirrose
- Mannelijk geslacht
- Obesitas
- Teken van weefselinvasie
4 en 6, Een urinekweek moet altijd ingezet worden bij patiënten met tekenen van weefselinvasie, mannelijke patiënten met klachten van een urineweginfectie, falen van ingezette therapie en recidiverende infecties.
Een 81-jarige patiënt ligt opgenomen vanwege diabetische ontregeling en ontwikkelt na twee weken, de dag voor ontslag, een delier. Er zijn geen richtinggevende symptomen. Kan deze delier aan een asymptomatische urineweginfectie toegeschreven worden?
1) Ja, de leeftijd, geslacht en ziekenhuisopname pleiten voor deze oorzaak.
2) Ja, maar dit kan alleen wanneer andere oorzaken zijn uitgesloten.
3) Nee, een delier kan niet door een asymptomatische urineweginfectie veroorzaakt worden.
2, Een urineweginfectie staat altijd in je DD bij een delier, maar het is belangrijk om andere veelvoorkomende oorzaken uit te sluiten, zoals andere systemische infecties, hypoglycemie, elektrolytstoornissen en neurologische oorzaken.
Een 55-jarige patiënte wordt opgenomen met klachten van een urineweginfectie met weefselinvasie. Welke behandeling start je in afwachting van de kweek?
1) Alleen ondersteunende behandeling
2) Ciprofloxacine 500 mg 2 dd voor 7 dagen
3) Nitrofurantoïne 50 mg 4 dd voor 5 dagen
4) Trimethoprim 200 mg 2 dd voor 3 dagen
2, In het geval van een ongecompliceerde urineweginfectie bij gezonde, niet-zwangere vrouwen, geldt optie C. Optie D is de derde keus in dat laatste geval. Alternatieven voor ciprofloxacine in het geval van een UWI met tekenen van weefselinvasie zijn amoxiciline/clavulaanzuur en cotrimoxazol als tweede en derde keus, respectievelijk.
Een 61-jarige man wordt opgenomen met klachten van een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie. In afwachting van de kweek wordt gestart met ciprofloxacine. In welke dosering dient dit medicijn voorgeschreven te worden?
1) 500 mg 2 dd voor 5 dagen
2) 500 mg 2 dd voor 7 dagen
3) 500 mg 2 dd voor 14 dagen
4) In dit geval dient een ander middel dan ciprofloxacine voorgeschreven te worden
3, bij vrouwen geldt antwoord B, maar zoals bij alle behandelingen van urineweginfecties dienen mannen langer behandeld te worden.
Urineweginfecties komen regelmatig voor bij anderszins gezonde patiënten en vaak volstaat een afwachtend beleid of een eenmalige empirische antibioticakuur. Alleen bij risicogroepen geldt het advies om bij de eerste presentatie een urinekweek in te zetten. Welke van de volgende groepen behoort niet tot zo’n risicogroep?
1) mannen
2) Patiënten met DM
3) Patiënten met hematurie
4) Patiënten met een verblijfskatheter
5) Patiënten met een verminderde weerstand
3, Hematurie is één van de symptomen van een urineweginfectie, echter met lage sensitiviteit. Dit houdt in dat weinig patiënten dit als klacht bij een UWI hebben. Het is geen teken van een vergroot risico op een ernstiger/gecompliceerder beloop.
Wanneer het gaat om de behandeling van een urineweginfectie, is het belangrijk om te onderscheiden of het gaat om een ongecompliceerde UWI of een UWI met tekenen van weefselinvasie. Welke van de onderstaande symptomen wijst niet op weefselinvasie?
1) acute verwardheid/delier
2) koorts
3) malaise
4) pijn in de onderrug of onderbuik
5) rillingen
4, Pijn in de onderrug of onderbuik is één van de mogelijke symptomen van een ongecompliceerde urineweginfectie en wijst niet op weefselinvasie. Flankpijn zou dit wel doen.
Een 37-jarige patiënte heeft acuut ontstane klachten van dysurie, pollakisurie, koorts en algehele malaise. Er is geen huidige zwangerschap of voorgeschiedenis van nierafwijkingen, diabetes mellitus of een verminderde werking van het immuunsysteem. Wat is de aangewezen vervolgstap voor de arts?
1) inzetten van een nitriettest
2) inzetten van een urinekweek
3) starten van behandeling middels cirpofloxacine
4) starten van bhandeling middels nitrofurantoïne
1,Ook bij duidelijke mictieklachten moet eerst een nitriettest ingezet worden. Indien de nitriettest en een urinesediment beide negatief zijn, pleit dit sterk tegen een urineweginfectie als oorzaak van de klachten. Wanneer de nitriettest of het urinesediment een UWI bevestigt, dient een urinekweek ingezet worden vanwege de beschreven tekenen van weefselinvasie.
Een 34-jarige patiënt ligt opgenomen op de afdeling gynaecologie in verband met prematuur gebroken vliezen. Zij ontwikkelt klachten van dysurie, pollakisurie, koorts en flankpijn. De nitriettest blijkt positief. Wat is de vervolgstap?
1) Inzetten van een reguliere urinekweek
2) Inzetten van een urinekweek, waarbij ook GBS wordt meegenomen
3) Starten van behandeling middels ciprofloxacine
4) Starten van behandeling middels fosfomycine
2,Bij mictieklachten met een positieve nitriettest is er sprake van een UWI. Indien er ook tekenen van weefselinvasie zijn, dient een urinekweek gedaan te worden voor het bepalen van het resistentiepatroon. Bij zwangere vrouwen dient hierbij ook op groep-B-streptokokken geanalyseerd te worden. Indien deze wordt geïsoleerd bestaat er een indicatie voor intraveneuze antibiotische profylaxe tijdens de partus ter bescherming van de neonaat.
Een 58-jarige man wordt behandeld door de huisarts voor een cellulitis van zijn linkeronderbeen. Welke verwekker dient in ieder geval gedekt te worden? Welk antibioticum geef je? 1) Staphylococcus aureus ; flucloxacilline 2) Streptococcus pyogenes ; flucloxacilline 3) Staphylococcus ureus ; benzylpenicilline 4) Streptococcus pyogenes ; benzylpenicilline
1, Tegenwoordig worden zowel een erysipelas als een cellulitis op dezelfde manier behandeld, omdat klinisch onderscheid tussen beide ziektebeelden lastig te maken is. In alle gevallen moet de Staphyloccus aureus goed gedekt worden, en dit kan het beste met flucloxacilline. Hiermee wordt daarnaast ook de minder pathogene Streptococcus pyogenes gedekt, terwijl andersom met benzylpenicilline wel de streptokok wordt gedekt maar niet de stafylokok.
In de huisartsenpraktijk wordt een 61-jarige man gezien met koorts en malaise en op het onderbeen, net onder de knie, een erythemateuze verhevenheid van ongeveer 10 bij 10 cm. De plek is pijnlijk en warm bij aanraking. De man heeft een BMI van 41, heeft diabetes en geregeld zwemmerseczeem. Hij werkt in de bouw en zijn vader is op 59-jarige leeftijd overleden aan een infectieuze endocarditis. De huisarts diagnosticeert hem met cellulitis en wil hem graag op laten nemen in het ziekenhuis. Welke van bovenstaande factoren verantwoordt behandeling van cellulitis in het ziekenhuis?
1) Comorbiditeiten als obesitas en diabetes mellitus
2) Het gelijktijdig gebruiken van een antimicrobiële behandeling voor zwemmerseczeem
3) Het risico op infectieuze endocarditis
4) Koorts
1, Bij de afweging tussen behandelingen van de patiënt met cellulitis spelen lokale factoren, maar ook de aanwezigheid van comorbiditeiten een rol. Denk hierbij aan diabetes, nier- en leverfunctiestoornissen, granulopenie en obesitas. Deze verhogen het risico op een gecompliceerd beloop. Koorts en systemische symptomen passen bij cellulitis. Zijn zwemmerseczeem kan heel goed de porte d’entree zijn geweest voor de verwekker.
Op de SEH wordt een 56-jarige patiënte gezien met uitgebreide cellulitis. Zij kreeg dezelfde dag acuut klachten van malaise, koorts en oedemateus erytheem boven de enkel links. Ze is niet bekend met comorbiditeiten of medicijngebruik. Welk laboratoriumonderzoek dient ingezet te worden?
1) CRP, BSE en een kweek van de porte d’entrée
2) Standaard serologisch onderzoek (AST, anti-DNAse B, antihyaluronidase of streptozyme-antilichaambepaling)
3) Tenzij er sprake is van een gecompliceerd beloop, is laboratoriumonderzoek niet geïndiceerd
3, In het geval van een ongecompliceerde cellulitis is er geen noodzaak tot laboratoriumonderzoek of een kweek. In het geval van complicaties is het wel verstandig om oriënterend laboratoriumonderzoek in te zetten, maar standaard serologisch onderzoek is dan ook niet van toepassing. Een kweek is aan te raden bij een verdenking op een ongebruikelijke verwekker zoals MRSA of anaeroben, en bij het niet aanslaan van de therapie na 2-3 dagen. Ongecompliceerde cellulitis kan in de huisartsenpraktijk behandeld worden.
Cellulitis en erysipelas zijn huidinfecties die geregeld behandeld worden in het ziekenhuis. In verreweg de meeste gevallen worden deze veroorzaakt door beta-hemolytische streptokokken of Staphylococcus aureus. In welke van de volgende gevallen moet aan een zeldzame verwekker gedacht worden?
- Bij aanwezigheid van een immuungecompromitteerde comorbiditeit, zoals diabetes of hiv
- Bij het niet aanslaan van empirische antibiotica na 2-3 dagen
- Ontstaan van klachten 1-2 dagen na zwemmen in warm recreatiewater
- Roze fluorescentie onder een wood’s lamp
1,2,3, Anaeroben en gramnegatieve organismen worden wel eens gevonden als oorzaak bij immuungecompromitteerde patiënten. Vibrio vulnificans is een zeldzame oorzaak die opgelopen kan worden in recreatiewater, met een incubatieperiode van 1-2 dagen. Roze fluorescentie onder een wood’s lamp past bij erythrasma. Cellulitis en erysipelas zijn beide huidinfecties, waarbij cellulitis een infectie van het onderhuids vet- en bindweefsel betreft, en erysipelas oppervlakkiger de dermis en subcutis betreft.
Een ernstig zieke 49-jarige patiënte wordt opgenomen met uitgebreide cellulitis van het rechteronderbeen. Er is sprake van hoge koorts en geregeld braken. Zij heeft diabetes mellitus type 2. Een kweek is ingezet en de resultaten hiervan moeten nog volgen. Welke behandeling zet je in?
1) Intraveneuze behandeling middels feneticilline, 2 gram verspreid over de dag, voor 10-14 dagen
2) Intraveneuze behandeling middels flucloxacilline, 2 gram verspreid over de dag, voor 10-14 dagen
3) Orale behandeling middels feneticilline, 4dd 500 mg, 10-14 dagen
4) Orale behandeling middels flucloxacilline, 4dd 500 mg, 10-14 dagen
4, De aangewezen empirische behandeling is middels flucloxacilline. Dit is een smalspectrum antibioticum wat zowel streptokokken als verwekker dekt, als stafylokokken. Het is de aangewezen behandeling voor cellulitis, maar ook wanneer er twijfel is tussen cellulitis of erysipelas is dit de keuze. Dit omdat je dekking van de stafylokok in de empirische setting niet wil missen. De keuze voor intraveneus versus oraal wordt gemaakt aan de hand van de mate van ziek zijn en mogelijkheid tot inname van medicijnen. Dit wordt bemoeilijkt bij braken. Feneticilline wordt gebruikt bij klassieke erysipelas.
Een op de afdeling chirurgie opgenomen 34-jarige patiënt is geopereerd aan een open enkelfractuur. Twee dagen na de operatie ontwikkelt hij koorts en een rode, oedemateuze plek op het scheenbeen, enkele decimeters boven de fractuur, zo’n 5 bij 5 cm groot. De plek voelt warm aan bij aanraking en is niet scherp afgrensbaar. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
1) Allergische reactie op osteosynthesemateriaal
2) Cellulitis
3) Geïnfecteerd hematoom
4) Hidradenitis suppurativa
5) Wondoedeem
2, Cellulitis wordt vaak veroorzaakt door Staphylococcus aureus, een bacterie die veel voorkomt op de huid. De porte d’entrée in dit geval lijkt de fractuurwond of operatiewond te zijn. Wanneer de plek onder de wond of ter hoogte van de wond zou zitten, past dit mogelijks bij een geïnfecteerd hematoom. Wondoedeem veroorzaakt geen koorts of warmte. Hidradenitis suppurativa is een acneïforme aandoening van apocriene klieren in bijvoorbeeld de oksels of liezen.
Een 64-jarige patiënt ligt opgenomen op de afdeling interne geneeskunde met een gecompliceerde urineweginfectie. Na enkele dagen ontwikkelt zij een rode, warme, gezwollen plek, van zo’n 6 bij 7 cm net boven de knie. De koorts, die zojuist gezakt was, speelt weer op, en zij is misselijk. De arts-assistent vermoedt cellulitis en wil een kweek of biopt doen. Waarom moet bij deze patiënt een kweek ingezet worden?
1) BIj elke patiënt met cellulitis wordt aangeraden een kweek in te zetten alvorens te starten met antibiotica
2) Dit lijkt een in het ziekenhuis opgelopen cellulitis, waarbij gedacht moet worden aan MRSA als verwekker
3) Misselijkheid als klacht bij cellulitis is zeldzaam, maar waarschijnlijker bij een ongebruikelijke verwekker
4) Wanneer een cellulitis in het ziekenhuis opgelopen wordt, is het belangrijk de verwekker te vinden om in te schatten of andere patiënten het risico lopen besmet te raken
2, Bovendien is dit hoogstwaarschijnlijk een gecompliceerde cellulitis vanwege het oplopen tijdens een gecompliceerde urineweginfectie en gelijktijdige behandeling met andere antibiotica. Hierdoor wordt de kans op ongebruikelijke verwekkers groter en moet onderzoek ingezet worden.
Cellulitis is een huidinfectie waarbij de huid rood, warm en vaak oedemateus wordt. De meest voorkomende verwekkers hiervan zijn stafylokokken en streptokokken, die bestreden worden met antibiotica. Ten aanzien van het oedeem kan gedacht worden aan compressiemateriaal als onderdeel van de behandeling. Welke rol neemt compressietherapie in bij de behandeling van cellulitis en erysipelas?
1) Ambulante compressietherapie is een belangrijk onderdeel van de behandeling van cellulitis
2) Cellulitis is geen indicatie voor gebruik van compressietherapie, maar erysipelas wel
3) Compressietherapie heeft geen plaats in de behandeling van cellulitis
4) Geadviseerd wordt om alleen bij persisterend oedeem ambulante compressietherapie toe te passen
4, De mening van dermatologen is dat bij erysipelas compressietherapie in de initiële fase zinvol kan zijn. Wetenschappelijke onderbouwing hiervoor ontbreekt echter. In andere disciplines bestaat de behandeling enkel uit antibiotica. Iedereen is het erover eens dat persisterend oedeem adequaat behandeld moet worden. Dit gebeurt doorgaans met ambulante compressietherapie, eventueel later met elastische kousen. Cellulitis en erysipelas zijn beide huidinfecties, waarbij cellulitis een infectie van het onderhuidse vet- en bindweefsel betreft, en erysipelas oppervlakkiger de dermis en subcutis betreft.
Via de SEH wordt een 59-jarige patiënt opgenomen in verband met cellulitis bij arteriële insufficiëntie. Ook heeft hij diabetes mellitus, waarvoor hij metformine gebruikt. Na de plaatsing van een donornier is hij gestart met immuunsuppressiva. Hij is allergisch voor pinda’s en penicillines. In afwachting op de resultaten van een kweek wordt gestart met claritromycine, 500 mg 2 dd voor 10-14 dagen. Waarom kiest de internist voor deze medicatie in plaats van de eerstekeus empirische behandeling?
1) Vanwege de allergie voor penicillines
2) Vanwege de arteriële insufficiëntie
3) Vanwege het gebruik van immuunsuppressiva
4) Vanwege het gebruik van metformine
5) Vanwege het ontbreken van resultaten van de kweek
1, De gebruikelijke behandeling van cellulitis is flucloxacilline. Bij een allergie voor beta-lactamantibiotia kan gekozen worden voor claritromycine of clindamycine.
Een 21-jarige patiënt, onder behandeling voor leukemie, presenteert zich op de SEH met een diepe huidinfectie ter hoogte van het rechterdijbeen. Er is sprake van hoge koorts en algehele malaise bij een erythemateuze zwelling, die warm aanvoelt. Ook is er enige blaarvorming en purulentie te zien. De arts denkt aan cellulitis met een schaafwond op de knie als porte d’entrée. Is deze differentiële diagnose terecht?
1) Ja
2) Nee, blaarvorming komt niet voor bij cellulitis of erysipelas
3) Nee, purulentie en blaarvorming komen niet voor bij cellulitis of erysipelas
4) Nee, purulentie komt eerder voor bij erysipelas
1, Purulentie en blaarvorming komen niet veel voor bij cellulitis, maar dit kan wel. Purulentie kan voorkomen bij cellulitis, veroorzaakt door MRSA. Purulentie komt niet voor bij erysipelas. Cellulitis en erysipelas zijn beide huidinfecties, waarbij cellulitis een infectie van het onderhuidse vet- en bindweefsel betreft, en erysipelas oppervlakkiger de dermis en subcutis betreft.
Een 63-jarige man ligt opgenomen op de afdeling longziekten en wordt behandeld voor een pneumonie met breedspectrum-antibiotica (cefuroxim en ciprofloxacine). Ondanks deze behandeling blijft hij koorts houden en neemt zijn zuurstofbehoefte toe. De X-thorax laat toename van infiltratieve afwijkingen zien. Wat is de meest logische vervolgstap?
1) Broncho-alveolaire lavage
2) Meropenem toevoegen aan de antibiotica
3) Pleurapunctie
4) Sputumkweek
1, Er dient gezocht te worden naar de verwekker van de pneumonie. Dit kan het beste middels broncho-alveolaire lavage. Een sputumkweek is als het goed is al ingezet bij opname en zal meestal onder antibiotische therapie niets meer opleveren. Een pleurapunctie is vaak niet conclusief en wordt eerder gebruikt ter differentiatie van de oorzaak van pleuravocht (infectie, maligniteit, hartfalen) en therapeutisch om de dyspnoe te verlichten. In deze casus is geen sprake van pleuravocht.
Een 73-jarige man ligt opgenomen op de afdeling interne geneeskunde met koorts zonder duidelijke focus. Uit de bloedkweek komt een Staphylococcus aureus. Tijdens de visite vertelt de patiënt dat hij pijnlijke knobbeltjes op zijn handen heeft en gekke puntvormige blauw-rode verkleuringen van zijn nagels. Welk ziektebeeld dient nu te worden uitgesloten?
1) Amyloïdose
2) Endocarditis
3) Granulomatose met polyangiitis (voorheen de ziekte van Wegener)
4) Pericarditis
2, Bij een endocarditis zie je vaak koorts, een souffle de novo en positieve bloedkweken. Daarnaast let je op zogenaamde endocarditisstigmata, dit zijn splinterbloedingen en oslernodili of janewaylaesies.
Een 73-jarige man gebruikt reeds enkele maanden prednisolon in verband met arteriitis temporalis. Hij presenteert zich nu met dyspneu, in het lab zie je een verhoogd CRP en een hoog LD. De X-thorax laat bilaterale vlindervormige consolidaties zien. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
1) Decompensatio cordis
2) Cryptogene organiserende pneumonitis
3) Longembolie
4) Pneumocystis jiroveci
- pneumonie (PJP)
4, Een PJP wordt vaker gezien bij patiënten die langdurig corticosteroïden gebruiken. Vaak wordt er in die gevallen ook voor gekozen om ter profylaxe cotrimoxazol te geven om een PJP juist te voorkomen. Typisch worden bij een PJP een hoog LD en bilaterale vlindervormige consolidaties gezien op radiologische beeldvorming van de thorax.
Een 80-jarige man wordt vanwege een acute myeloïde leukemie palliatief behandeld met azacitidine, een middel waarbij hij chronisch neutropeen is. Nu presenteert hij zich met hoesten en koorts. Bij beeldvorming van de longen blijkt hij holtevormende afwijkingen te hebben. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
1) Influenzapneumonie
2) Legionellapneumonie
3) Pneumocystis jiroveci
- pneumonie (PJP)
4) Pulmonale aspergillose
4, Een aspergillus is een schimmel. Met name patiënten die chronisch neutropeen zijn hebben een grotere kans om ziek te worden van bijvoorbeeld deze schimmel. De holtevormende afwijkingen zijn hier typisch voor. Om met nog meer zekerheid een pulmonale aspergillose vast te stellen heeft het de voorkeur om een zogenaamde galactomannantest in te zetten op bronchusspoeling verkregen via een broncho-alveolaire lavage (BAL).
Een 89-jarige patiënt met diarree sinds 3 dagen wordt opgenomen met dehydratie op de afdeling interne. Bij laboratoriumonderzoek blijkt het te gaan om een infectie met Campylobacter. Deze bacterie wordt volgens de richtlijn het beste bestreden met ondersteunende therapie, en indien antibiotica noodzakelijk worden geacht, een macrolide. Tot deze medicijngroep behoren niet alleen antibiotica. Welke van de volgende medicijnen is geen macrolide?
1) Azitromycine
2) Ciclosporine
3) Erytromycine
4) Tacrolimus
2, Antibiotica die tot de groep van macroliden behoren zijn: azitromycine, claritromycine, erytromycine en fidaxomicine. Ook de tegen schimmels werkende amphotericine B en nystatine, en de immuunsuppressiva tacrolimus, pimecrolimus en sirolimus, behoren tot de macroliden
Rond 2008/2009 was er in Nederland sprake van een epidemie van een ziekte die voornamelijk opgelopen werd door contact met boerderijdieren. De meest voorkomende klachten waren koorts, vermoeidheid, griepklachten en pneumonie. Wat is de naam van deze door Coxiella burnetii veroorzaakte ziekte?
1) Community-acquired pneumonia (CAP)
2) Kinkhoest
3) Listeriose
4) Q-koorts
4, Q-koorts wordt door deze gramnegatieve coccobacil veroorzaakt en staat bekend als zoönose van voornamelijk, maar niet alleen, boerderijdieren. Met name schapen en geiten worden geassocieerd met humane uitbraken.
Een 54-jarige man komt bij de huisarts met een niet-productieve hoest die maar niet over gaat. Hij slaapt steeds slechter, omdat hij veel zweet ‘s nachts. Het begon 2 weken geleden met een aantal dagen van hoge koorts (40 graden). Hij is veehouder van schapen en geiten. Welke aandoening moet zeker uitgesloten worden? Hij gebruikt allopurinol als preventie voor jicht en heeft verder een blanco voorgeschiedenis
1) Astma
2) Longpest
3) Q-koorts
4) ziekte van Lyme
3, Q-koorts wordt voornamelijk overgebracht door contact met vee, met name schapen en geiten. Hoewel regelmatig asymptomatisch, is de meest voorkomende klacht koorts, die erg hoog kan zijn. Hiernaast komen griepklachten voor en kan een longontsteking of hepatitis voorkomen. Bij een langdurige niet-productieve hoest moet Q-koorts overwogen worden. Astma is onwaarschijnlijk gezien de leeftijd, longpest is een variant van de pest, die nauwelijks meer voorkomt, en de ziekte van Lyme past niet bij de klachtenpresentatie.
Q-koorts wordt veroorzaakt door de bacterie Coxiella burnetii, een gramnegatieve coccobacil die voornamelijk intracellulair groeit. Deze infecteert in de eerste plaats alveolaire monocyten en macrofagen, waarbij de bacterie in de acidische vacuoles kan overleven en voortplanten. Hoewel de longen als eerste bereikt worden, kan de bacterie vrijwel elk orgaan aantasten. Niet iedere infectie gaat gepaard met klachten. Welk percentage van de gevallen is symptomatisch?
1) 18%
2) 40%
3) 64%
4) 80%
2, Volgens het RIVM verloopt 60% van de acute infecties asymptomatisch. Symptomatische infecties geven vaak hoge koorts en milde griepklachten, maar kunnen ook tot een pneumonie of een hepatitis lijden. Er zijn aanwijzingen dat de infectie bij kinderen vaker asymptomatisch verloopt.
Q-koorts, veroorzaakt door de bacterie Coxiella burnetii, wordt in de meeste gevallen opgelopen door contact met besmette veedieren. Wanneer je deze aandoening vergelijkt met tuberculose kunnen enkele overeenkomsten opvallen. Wat is, naast bacteriën als ziekteverwekker en longziekten als presentatie, nog een overeenkomst?
1) Besmetting gebeurt in enkele gevallen door middel van een tekenbeet
2) De aandoening is primair een zoönose
3) De bacterie kan vrijwel elk orgaan aantasten
4) Resistentie is wereldwijd een groot probleem
3, Besmetting van Q-koorts kan in enkele gevallen door middel van een tekenbeet en zelden door het drinken van ongepasteuriseerde melk. Echter gebeurt besmetting, in tegenstelling tot tuberculose, slechts incidenteel door mens-op-menscontact. Alleen Q-koorts is primair een zoönose en vooral van tbc is het bekend dat resistentie wereldwijd een groot probleem is. Andere overeenkomsten zijn: nachtzweten als klacht, alleen intracellulaire groei, voornamelijk infectie van macrofagen en aerogene besmetting via vochtdruppels.
Acute Q-koorts gaat vrijwel altijd vanzelf over. In enkele gevallen, rond de 2%, is dit niet het geval en gaat de acute infectie over in een chronische infectie. Diagnostiek hiervan is ingewikkeld, omdat de symptomen uiteenlopen en een acute infectie serologisch moeilijk te onderscheiden kan zijn van een chronische infectie. Welke kenmerken zijn typisch voor een chronische infectie met Q-koorts?
1) Aanhoudende huiduitslag en seroconversie naar IgA-antilichamen
2) Reumatoïde artritis en blijvend positieve huidkweken
3) Vasculaire problemen en een positieve PCR in weefsel en/of bloed zonder acute Q-koorts
4) Alle bovenstaande
3, In Nederland worden patiënten met chronische Q-koorts voornamelijk gevonden met vasculaire problematiek, bijvoorbeeld infectie van een aneurysma. In de literatuur is met name endocarditis beschreven als uiting van chronische Q-koorts. Serologisch is een chronische infectie verdacht bij persisterend verhoogde IgG-titers; wanneer dit samengaat met een bewezen endocarditis en vaatwandinfectie is dit bewezen chronische Q-koorts. Een positieve PCR zonder acute infectie is ook bewijzend.
Een 56-jarige veehouder presenteert zich met hepatitis en aanhoudende niet-productieve hoestklachten. De huisarts verdenkt Q-koorts als oorzaak en doet de nodige diagnostiek. Hieruit blijkt dat de fase-II-IgM-antilichamen tegen Coxiella burnetii en PCR op DNA van deze bacterie positief zijn. Welke van de volgende opties behoren tot het aangewezen beleid?
- Doxycyline 200 mg voor twee weken
- Hydrochloride 3 dd 200 mg voor twee weken
- Isolatie van de patiënt
- Melding doen binnen 1 werkdag
- Preventieve vaccinatie van wie contact met hem gehad heeft
1 en 4, De uitslag past bij een acute infectie met Q-koorts. De aangewezen behandeling hiervan is doxycyline 200 mg voor 2 weken. Ook is Q-koorts een meldingsplichtige ziekte groep C. De melding moet binnen 1 werkdag gedaan worden. Hydochloride wordt toegevoegd indien de infectie chronisch is. Isolatie is niet nodig omdat Q-koorts in principe niet van mens op mens overdraagbaar is. Vaccinatie is alleen gebruikelijk in Australië, in Nederland zijn risicogroepen alleen gevaccineerd tijdens de epidemie van 2008/2009.
Een 21-jarige patiënt meldt zich op de spoedeisende hulp na een vechtpartij in de stad waarbij hij enkele schaafwonden en snijwonden heeft opgelopen. Hierin is zichtbaar straatvuil aanwezig. Hij heeft het rijksvaccinatieprogramma (RVP) volledig doorlopen en in zijn voorgeschiedenis staan astma en constitutioneel eczeem, hij gebruikt salbutamol, clobetasolcrème en cetirizine zo nodig. Wat is het beleid ten aanzien van tetanus? 1) alleen wondzorg is voldoende 2) een enkele revaccinatie 3) Opname ,TIG intrmusculaire= en zo mgelijk interathecaal, een ondersteunende therapie 4_ Tetanusimmuumglobine (TIG) en revaccinatie
2,e tetanusvaccinatie zit in het RVP en wordt de laatste keer op 9-jarige leeftijd gegeven. Het vaccin geeft nagenoeg 100% bescherming voor minstens 10 jaar, waarschijnlijk langer, dus de patiënt is tot zijn 19e jaar volledig beschermd. Gezien het oplopen van vieze wonden bestaat er risico op tetanusinfectie. Optie D is PEP voor wie voor 1950 is geboren, en C voor wanneer de patiënt klinische symptomen vertoont van tetanus.
Zie: lci.rivmnl/richtlijnen/tetanus, Kumar & Clark, Farmacotherapeutisch Kompas.
Een 63-jarige vrouw wordt naar de spoedeisende hulp gebracht. Zij ontwikkelde twee dagen geleden klachten van spierstijfheid van de kaken waardoor zij moeite heeft met eten, een onwillekeurige grimas vertoont en pijnlijke spierspasmes heeft. Spierspanningen treden vooral op bij aanraken en ter hoogte van de rug. Het begon allemaal met een hoofdpijn. Wat wil je in de anamnese als eerste vragen?
1) Heeft zij in de afgelopen 2 weken één of meerdere wonden opgelopen waar vuil in heeft kunnen zitten?
2) Heeft zij koorts?
3) Is zij in de afgelopen 3 maanden door een wilde hond of vleermuis gebeten?
4) Zijn er zieken in de omgeving van wie ze dit opgelopen zou kunnen hebben?
1, De beschreven klachten doen voornamelijk denken aan tetanus, veroorzaakt door bacteriële toxines die meestal worden opgelopen door straatvuil in open wonden. De klachten kunnen doen denken aan rabiës, zoals C suggereert, echter is er dan sprake van uitgesproken hyperreflexie, spasticiteit, agitatie en hallucinaties. De klachten kunnen ook passen bij meningitis, maar niet zo specifiek als bij tetanus.
Een 34-jarige patiënt komt op het inloopspreekuur bij de huisarts met een vieze snijwond die hij tijdens zijn werkzaamheden als hovenier heeft opgelopen. De huisarts geeft hem een revaccinatie voor tetanus. Welk mechanisme veroorzaakt tetanus?
1) Door de in vochtige aarde groeiende schimmel
Cryptococcus tetanae
2) Door gegeneraliseerde infectie met verscheidene veel voorkomende bacteriën, voornamelijk streptokokken en stafylokokken
3) Door de neurotoxine tetanospasmine, geproduceerd door de bacterie
Clostridium tetani
4) Door een via zenuwen opstijgende infectie met een lyssavirus, behorend tot de groep rhabdovirussen
3, De sporen van Clostridium tetani kunnen onder veel omstandigheden lang overleven in aarde en mest, maar activeren in de juiste omstandigheden in een open wond. De bacterie is niet invasief maar produceert een sterk neurotoxine, dat via zenuwen de bloed-hersenbarrière kan bereiken en door het lichaam pijnlijke spierspasmen veroorzaakt. Antwoord D hoort bij rabiës.
Een 28-jarige patiënt, werkzaam in de bouw, presenteert zich op de SEH met een forse snijwond op zijn onderbeen, opgelopen tijdens zijn werk. De wond wordt schoongemaakt en verbonden. Twee weken later komt hij bij de huisarts met hoofdpijn en spierspanningsklachten rondom de kaken. Hierdoor heeft hij een continue licht pijnlijke grimas op z’n gezicht. De wond op zijn been lijkt te genezen, maar bij nadere inspectie blijkt er her en der toch wat oud vuil in te zitten. Wanneer de man ook klaagt over regelmatige pijnlijke onwillekeurige spiercontracties in zijn rug en romp, weet de huisarts genoeg. Wat dient de huisarts te doen?
- Binnen 1 werkdag dient de huisarts aan de GGD te melden dat hij een patiënt met tetanus heeft gezien.
- De wond dient grondig gespoeld te worden om bacteriën uit de wond te elimineren en er dient chirurgische wondexcisie plaats te vinden.
- Er dient contactopsporing plaats te vinden en de patiënt moet geïsoleerd worden.
- Er moet behandeling ingezet worden op streptokokkensepsis, de keuze voor het antibioticum is afhankelijk van de lokale SWAB-richtlijnen.
1 en 2, Deze patiënt voldoet volgens de RIVM-richtlijnen aan een klinische diagnose van tetanus (zie hiervoor ook https://lci.rivm.nl/richtlijnen/tetanus#maatregelen). Dit is een meldingsplichtige ziekte categorie C, wat inhoudt dat er binnen 1 werkdag melding gemaakt moet worden bij de GGD. Ook dient de bacterie uit de wond geëlimineerd te worden en dient er wondexcisie plaats te vinden. Hiernaast moet er gerichte behandeling tegen tetanus ingezet te worden. De beschreven grimas is vrij typerend voor tetanus en wordt de risus sardonicus genoemd.
Tetanus is een aandoening die wordt veroorzaakt door de bacterie Clostridium tetani. Deze bacterie dringt binnen, meestal via gecontamineerde wonden of slijmvliezen. De bacterie groeit niet invasief, maar produceert een neurotoxine, die het centrale zenuwstelsel via neuronen bereikt en zo pijnlijke spierspasmes veroorzaakt die fatale gevolgen kunnen hebben. Naast een gegeneraliseerde infectie bestaat er een gelokaliseerde variant. Hierbij zijn er alleen spastische symptomen in het verwonde gebied. Er bestaat ook een cefale variant. Welk percentage van de infecties heeft de kliniek van de ‘gegeneraliseerde infectie’?
1) 35%
2) 50%
3) 67%
4) 80%
4, De gelokaliseerde variant is zeldzaam en kan gepaard gaan met temperatuursverhoging. De cefale vorm komt ook niet veel voor, alleen bij wonden aan het hoofd of het gelaat, maar kan uitmonden in de gegeneraliseerde vorm. De gegeneraliseerde infectie is verreweg de meest voorkomende vorm en dient agressief behandeld te worden.
Een 19-jarige jongeman wordt opgenomen met geelzucht, hepatosplenomegalie en algehele malaise. Het begon met keelpijn, koorts en opgezette lymfeklieren in de halsregio. Diagnostisch onderzoek toont leverfunctiestoornissen en een typisch hematologisch beeld van lymfocytose met veel mononucleaire cellen, waarvan een groot deel een atypische morfologie heeft. Dit kan voorkomen bij lymfoblastaire leukemie, maar bij welke infectieziekte past dit beeld en ook de kliniek?
1) De ziekte van Pfeiffer
2) De ziekte van Lyme
3) Leishmaniasis
4) Rubella
1, Voornamelijk bij jongeren doet zich na een prodroom de trias van keelpijn, koorts en opgezette lymfeklieren voor, waarna vermoeidheid inzet die weken tot maanden kan duren. In het Engels is de bekendere naam voor de ziekte van Pfeiffer mononucleosis infectiosa, wat wijst op het veel voorkomende labbeeld: >50 mononucleaire cellen, waarvan veel atypisch in morfologie. Dit beeld kan ook voorkomen bij rubella en infectie met CMV, maar de kliniek verschilt hiermee. Leverfunctiestoornissen komen ook veel voor. In het Vlaams wordt ook wel gesproken van ‘klierkoorts’, doelend op de typische vergroting van de lymfeklieren in de halsregio.
Een 77-jarige man wordt opgenomen op de afdeling infectieziekten met koorts, geelzucht en algehele malaise. Het lab toont uitgebreide leverfunctiestoornissen en veel mononucleaire cellen, waaronder veel atypische. Het blijkt dat hij naast hepatosplenomegalie een hepatitis heeft. Welke stelling is juist?
- De aangewezen stappen in de diagnostiek zijn serologie op EBV en een PCR.
- De aangewezen behandeling is het zo spoedig mogelijk starten van aciclovir.
- De aanwezigheid van een hepatitis pleit tegen de ziekte van Pfeiffer, maar voor CMV.
- Dit zou kunnen passen bij een reactivatie van de ziekte van Pfeiffer.
1, 4, De ziekte van Pfeiffer, veroorzaakt door het epstein-barrvirus, blijft levenslang in latente vorm aanwezig in B-geheugencellen. Bij verzwakking van het immuunsysteem, zoals op oudere leeftijd, kan er reactivatie plaatsvinden. Ouderen presenteren zich in vergelijking met adolescenten minder met keelpijn, maar meer met koorts, geelzucht en een hepatitis. PCR is aangewezen in het geval van reactivatie en serologie toont overwegend IgG tegen EBV. Aciclovir remt de deling van EBV wel, maar heeft geen effect op het ziektebeloop.
De ziekte van Pfeiffer staat erom bekend voornamelijk keelpijn en vermoeidheid te veroorzaken. Bij adolescenten kan deze vermoeidheid tot wel 6 maanden duren. Het is minder bekend dat de ziekte van Pfeiffer, weliswaar in zeldzame gevallen, ernstige complicaties kan veroorzaken. Welke van de volgende is geen complicatie?
1) Anemie
2) Hepatitis
3) Infarcten door ophoping van witte bloedcellen
4) Miltfractuur
1, Naast de genoemde complicaties is er ook een verband met het ontstaan van lymfomen. In het geval van hodgkin- en non-hodgkinlymfomen staat dit nog niet vast, maar er is een zeker verband met de zogenaamde burkittlymfomen. Er is geen verband met het chronisch vermoeidheidssyndroom.
Een relatief veel voorkomende ziekte onder jongeren is mononucleosis infectiosa. Bij kleine kinderen is de presentatie vaak atypisch: exantheem, pneumonie, of zelfs asymptomatisch. Ouderen hebben veelal meer klachten zoals hepatitis en geelzucht, maar bij adolescenten staat de ziekte bekend om keelpijn en vermoeidheid. Waardoor wordt de ziekte veroorzaakt en hoe wordt deze overgedragen?
1) CMV; via speeksel, bloedtransfusie of orgaandonatie
2) EBV; via speeksel of bloedtransfusie
3) Parvovirus B19; via druppel/aerosol
4) Borrelia burgdorferi
; via een tekenbeet
2, Mononucleosis infectiosa staat in Nederland beter bekend als de ziekte van Pfeiffer. Hiernaast kan EBV in zeldzame gevallen ook seksueel overgedragen worden, of via orgaandonatie. De overige besmettingswegen die genoemd worden kloppen respectievelijk bij de verwekker.