Endocrinologie Flashcards
Een 53-jarige patiënt komt met klachten van veel plassen. Hij moet meer dan acht keer per dag naar de wc, heeft altijd een volle blaas en een goede straal. Je vraagt je af of hier sprake is van polyurie. Wat is de definitie van polyurie?
1) Meer dan zeven keer per dag moeten plassen
2) Meer dan tien keer per dag moeten plassen
3) Meer dan 1,5 liter urine per dag produceren
4) Meer dan 3 liter urine per dag produceren
4, Hoewel bij sommige gevallen van polyurie meer dan 10-15 liter per dag geplast kan worden, is de definitie van polyurie bij volwassenen een productie van meer dan 3 liter urine per dag. Bij kinderen is dit vanaf 2 liter per dag. De frequentie van toiletbezoek zegt niet zoveel over de hoeveelheid daadwerkelijke urineproductie. Pollakisurie is bijvoorbeeld vaak van urologische oorsprong.
Een 42-jarige patiënt komt bij de internist in verband met een gecompliceerde diabetes mellitus type 2. Hij heeft vaak last van hypoglycemieën. Welk van de volgende middelen kan veilig worden gegeven, omdat het geen extra risico op een hypoglycemie geeft?
1) Gliclazide
2) Insuline
3) Metformine
4) Tolbutamine
3, Metformine verhoogt de gevoeligheid van de weefsels voor insuline. Doordat het geen invloed heeft op insuline zelf, kan je door het gebruik van metformine geen hypoglycemie krijgen.
Een 62-jarige vrouw gebruikt sinds enkele maanden prednison in een afbouwschema vanwege polymyalgia rheumatica. Ze presenteert zich op de SEH in verband met braken en diarree en blijkt uitgedroogd te zijn. Je denkt aan een gastro-enteritis en besluit haar op te nemen. Wat is, behalve het toedienen van vocht, geïndiceerd?
1) Antibiotica starten
2) Cortisol bepalen
3) Tijdelijk staken van prednison
4) Tijdelijk prednison vervangen door hydrocortison intraveneus
4, Bij chronisch prednisongebruik worden bijnieren ‘ lui’ en kunnen zelf geen cortisol meer aanmaken. Tijdens een moment van stress, bijvoorbeeld bij een infectie, heeft het lichaam meer cortisol nodig dan het binnenkrijgt met de standaarddosering prednison. Bovendien kunnen mensen die braken soms ook hun normale prednison niet binnenkrijgen. Het is daarom belangrijk om op dat moment een hogere dosering steroïden toe te dienen en dit intraveneus te doen, zodat het zeker binnenkomt.
Een 55-jarige vrouw wordt door de huisarts naar de internist verwezen in verband met therapieresistente hypertensie. Ze heeft bij lichamelijk onderzoek striae, een ‘moon face’ een een ‘buffalo hump’. In het lab valt een hypokaliëmie op. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de hypertensie?
1) Morbus Addison
2) Nierarteriestenose
3) Syndroom van Cushing
4) Ziekte van Conn
3, Het syndroom van Cushing is een verzameling van symptomen veroorzaakt door een te hoog gehalte aan cortisol in het lichaam. De oorzaak hiervan kan gelegen zijn in bijvoorbeeld de hypofyse, de bijnieren of door een hormoonproducerende tumor elders in het lichaam. De symptomen zoals bij patiënte passen typisch bij dit syndroom.
Je vermoedt bij een patiënt met hypertensie en hoge glucosewaarden het syndroom van Cushing. Welk van onderstaande onderzoeken is niet bruikbaar voor de diagnostiek naar cushing?
1) 24-uurscortisol bepaling in urine
2) Cortisolbepaling om 8 uur ‘s ochtends
3) Dexamethasonsuppressietest
4) Midnight speekselcortisolbepaling
2, De cortisolbepaling om 8 uur ‘s ochtends is onderdeel van de diagnostiek naar morbus Addison. De andere drie testen zijn primair bedoeld om een verhoogd cortisol te bepalen. Wanneer het cortisol bewezen verhoogd is, ga je vervolgdiagnostiek inzetten naar de oorzaak waarom het cortisol verhoogd is. Wil je meer leren over de verschillende testen in de diagnostiek bij het syndroom van Cushing, zie: https://www.ntvg.nl/artikelen/syndroom-van-cushing-i-nieuwe-ontwikkelingen-de-diagnostiek/volledig.
Een 60-jarige vrouw is recent gediagnosticeerd met het syndroom van Cushing. De internist wil weten waar in het lichaam de oorzaak zit van een overmatige cortisolproductie. Hij bepaalt het ACTH, dat verhoogd blijkt te zijn. Waar bevindt zich meest waarschijnlijk de oorzaak van overmatige cortisolproductie?
1) Bijnieren
2) Bijschildklier
3) Hypofyse
4) Schildklier
3, ACTH, afgegeven door de hypofyse, zet aan tot cortisolproductie in de bijnieren. Cortisol heeft vervolgens weer een negatieve feedback op deze stimulus, waardoor bij een hoog cortisol in principe het ACTH onderdrukt wordt. Door bijvoorbeeld een hypofyseadenoom kan de productie niet meer geremd worden, waardoor het ACTH hoog blijft en daarmee ook het cortisol stijgt. Er is geen rem meer en het syndroom van Cushing ontstaat.
Een 40-jarige man wordt door de internist geanalyseerd in verband met hypertensie en een hypokaliëmie. Hij blijkt een laag renine en een hoog aldosteron te hebben. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
1) Bijnieradenoom
2) Cushing
3) Dropgebruik
4) Nierarteriestenose
1, Aldosteron wordt aangemaakt in de bijnieren. Normaal gesproken is een stijging van het renine een stimulus om dit te doen. In dit geval is er echter sprake van een laag renine. Het probleem is daarom primair gelegen in de bijnieren. Ten gevolge van het verhoogde aldosteron vindt er in de nieren heropname van natrium en uitscheiding van kalium plaats. Hierdoor ontstaat de hypokaliëmie. Ten gevolge van aantrekking van water door het natrium is er een relatief verhoogd volume, dit verklaart de hypertensie.
Je stelt voor om bij een hemodialysebehoeftige patiënt te starten met metformine in verband met nieuw gediagnosticeerde diabetes mellitus type 2. Je supervisor zegt echter dat dit geen goed plan is. Wat is het gevaar van metformine bij patiënten met een slechte nierfunctie?
1) Hypoglykaemie
2) Lactaatacidose
3) Rhabdomyolyse
4) Shuntdysfunctie
2, Een afbraakproduct van metformine is lactaat. Normaal gesproken plas je dit lactaat uit en heeft dit geen klinische consequenties. Bij patiënten met een ernstige nierinsufficiëntie kan dit lactaat echter gaan stapelen en zo zorgen voor een lactaatacidose.
Een patiënt met diabetes mellitus type 2 blijft een hoog HbA1c houden ondanks maximale dosis metformine. Je besluit een sulfonylureumderivaat te starten. Welk van onderstaande middelen behoort niet tot deze categorie?
1) Empagliflozine
2) Gliclazide
3) Glimepiride
4) Tolbutamine
1, Empagliflozine behoort tot de SGLT-2-remmers, een nieuwe categorie antidiabetica.
Een 72-jarige man is bekend bij de MDL-arts in verband met recidiverende alcoholische pancreatitiden. Hij klaagt nu over vettige ontlasting en blijkt diabetes mellitus de novo te hebben. Je denkt aan diabetes mellitus door endocriene pancreasinsufficiëntie en besluit aanvullend onderzoek in te zetten. Welk van onderstaande uitslagen past het beste bij de bovenstaande casus?
1) Anti-GAD negatief, hoog C-peptide
2) Anti-GAD negatief, laag C-peptide
3) Anti-GAD positief, hoog C-peptide
4) Anti-GAD positief, laag C-peptide
2, Dit type diabetes kenmerkt zich door het onvermogen van de pancreas om zelf insuline aan te maken. Het C-peptide, een afbraakproduct van pro-insuline, zal ook verlaagd zijn. In tegenstelling tot diabetes mellitus type 1, waarbij er sprake is van een auto-immuunziekte waarbij de eilandjes van Langerhans worden aangevallen en er daardoor een onvermogen tot insulineproductie ontstaat, vind je nu geen anti-GAD-antistoffen.
Een 34-jarige vrouw met diabetes mellitus type 1 komt op de SEH in verband met tachypnoe en een glucose van 40 mmol/l. Ze blijkt een diabetische ketoacidose te hebben met een pH van 7.05. Hoe dient zij behandeld te worden?
1) Bicarbonaatsuppletie, intraveneus vocht, intraveneus insuline
2) Hoge dosis metformine, intraveneus vocht, zo nodig kaliumsuppletie
3) Intraveneus vocht, intraveneus insuline, zo nodig kaliumsuppletie
4) Intraveneus vocht, subcutaan insuline, fosfaatsuppletie
De belangrijkste behandeling van een ketoacidose is intraveneus insuline en vochttoediening. De toegediende insuline zorgt voor verplaatsing van glucose samen met kalium van extra- naar intracellulair. Er kan dan ook een hypokaliëmie ontstaan. Om dit te voorkomen is in sommige gevallen kaliumsuppletie nodig. Door het toedienen van insuline en het daarmee stoppen van de ketonenproductie, normaliseert de acidose. Het toedienen van bicarbonaat wordt niet aanbevolen, enkel bij een pH < 6.9 kan dit overwogen worden.
Een 18-jarige man komt bij de endocrinoloog in verband met erectiele dysfunctie, gynaecomastie en verminderde haargroei. Bij lichamelijk onderzoek vallen kleine testes op. Bij aanvullend onderzoek wordt een laag testosteron gevonden, maar zijn LH en FSH verhoogd. Welk aanvullend onderzoek is nu geïndiceerd?
1) Chromosoomonderzoek
2) Echo testes
3) MRI cerebrum
4) Prolactinebepaling
1, In deze casus wordt de kliniek van hypogonadisme beschreven. Het lage testosteron past hier ook bij. Het LH en het FSH zijn hier compensatoir (via negatieve feedback) verhoogd, wat aangeeft dat er geen centraal probleem in de hypofyse speelt. Het is dan ook niet zinvol om een MRI-cerebrum of een prolactinebepaling te doen.
In deze casus zit het probleem waarschijnlijk in de testes. Het syndroom van Klinefelter is een goede mogelijkheid. Dit is een aangeboren chromosomale aandoening waarbij een man een extra X-chromosoom heeft. Dit kan worden gediagnosticeerd middels chromosoomonderzoek.
Een 50-jarige obese man wordt gediagnosticeerd met hemochromatose. Omdat dit ziektebeeld gepaard kan gaan met hypogonadisme, wordt er screenend een middagwaarde van het totaal testosteron bepaald. Deze waarde is te laag. De man heeft echter geen enkel symptoom van hypogonadisme. Wat is de meest aangewezen vervolgstap in de diagnostiek?
1) Bepaling herhalen om 8:00 uur, FSH en LH meebepalen
2) Bepaling herhalen om 8:00 uur, vrij testosteron meebepalen
3) Bepaling herhalen om 0.00 uur, FSH en LH meebepalen
4) Bepaling herhalen om 0.00 uur, vrij testosteron meebepalen
2, Het testosterongehalte verschilt in de loop van de dag; rond 8 uur ‘s ochtends is normaal gesproken de waarde op zijn hoogst. Dit is dan ook het tijdstip om een hypogonadisme vast te stellen. Het totale testosteron is de som van het vrije testosteron en het testosteron dat gebonden is aan SHBG (sex hormone binding globuline). Mensen met obesitas kunnen een tekort hebben aan SHBG, waardoor hun totale testosteron te laag is, maar hun vrije testosteron, dat daadwerkelijk een functie kan uitoefenen, normaal kan zijn.
Een 42-jarige man komt op het spreekuur. Hij staat bekend als zorgmijder en de huisarts heeft onverklaarde hepatomegalie vastgesteld. Hiernaast is de patiënt recent gediagnosticeerd met diabetes mellitus type II. Bij binnenkomst valt de internist op dat de man een brons gekleurde huid heeft en wanneer hij hiernaar vraagt zegt z’n zus dat haar dit ook opgevallen is, met name de subtiele verkleuring van het oogwit. De patiënt komt sporadisch in de zon. Welke erfelijke aandoening kan de bovenstaande klachten verklaren?
1) Angelmansyndroom
2) De ziekte van Wilson
3) Glycogeenstapelingsziekte
4) Hemochromatose
4, Hemochromatose is een erfelijke aandoening waarbij er iets fout gaat in de verwerking van ijzer in het lichaam en dit gaat stapelen. Dit leidt vooral tot schade in de lever, van hepatomegalie tot een hepatocellulair carcinoom. In de pancreas stapelt ijzer relatief selectief in de cellen die insuline en het C-peptide maken, maar niet in de glycogeenproducerende cellen. Bronzen huidverkleuring kan optreden bij hoge ijzerconcentraties.
Hereditaire hemochromatose is een erfelijke aandoening van het ijzermetabolisme. Dit kan in patiënten leiden tot ernstige gezondheidsproblemen, veroorzaakt door:
Ijzeroverschot of ijzertekort
Ijzeroverschot, Bij hemochromatose wordt ijzer niet goed verwerkt en leidt dit tot het stapelen van ijzer in cellen. Dit kan in de loop van volwassenheid leiden tot bijvoorbeeld levercirrose, diabetes mellitus en cognitieve achteruitgang.
Bij hereditaire hemochromatose stapelt ijzer zich op in verscheidene cellen wat leidt tot schade aan organen. Welke van de volgende endocriene aandoeningen kunnen worden veroorzaakt door hemochromatose?
- De ziekte van Addison
- Diabetes mellitus
- Hypogonadisme
- Hypothyreoïdie
a) 1 en 2
b) 1,2 en 4
c) , 2,3, en 4
d) Alleen 2
e) Alle
e, Hoewel niet alle bovenstaande pathologieën even bekende complicaties zijn van hemochromatose, kan ijzerstapeling leiden tot diverse endocrinologische problematiek. Met name diabetes mellitus is veelvoorkomend.
De ziekte van Addison is een aandoening van de bijnieren waarbij er een tekort is in cortisolproductie. Dit kan veel verschillende oorzaken hebben. Welke van de volgende oorzaken is de meest voorkomende?
1) Afzet van schadelijke stoffen
2) Een auto-immuun proces
3) Een infectieus proces
4) Een vasculair proces
2, De ziekte van Addison wordt ook wel primaire adrenocorticale insufficiëntie genoemd en wordt meestal veroorzaakt door een langdurige auto-immuun proces. De andere bovenstaande oorzaken zijn ook mogelijk, maar zijn minder frequent de aanleiding.
Een 48-jarige patiënt presenteert zich met vermoeidheid, anorexie en gewrichtspijnen. Bij lichamelijk onderzoek valt op dat hij na opstaan de muur even vastpakt. Het wordt even donker voor zijn ogen. Daarnaast zie je hyperpigmentaties op de armen, lippen en in de mond. Je meet evidente orthostatische hypotensie. Je besluit laboratorium onderzoek in te zetten. In welke waarde verwacht je een afwijking?
1) Calcium
2) Cortisol
3) Gamma-glutamyltransferase
4) Glucose
5) Lipase
2, De genoemde klachten (vermoeidheid, anorexie, orthostatische hypotensie, artralgieën en hyperpigmentaties) kunnen passen bij de ziekte van Addison. Dit is een aandoening van cortisolproductie, waarbij klachten ontstaan wanneer al een groot gedeelte van de cortisolproducerende cellen in de bijnier irreversibel beschadigd zijn. Andere klachten, zoals gewichtsverlies, misselijkheid, buikpijn en libidoverlies kunnen ook voorkomen.
Glucocorticoïden staan bekend als stresshormonen. Van de glucocorticoïden is cortisol de meest effectieve in het lichaam en verantwoordelijk voor 95% van de activiteit van glucocorticoïden. Cortisol heeft een erg lange halfwaardetijd, onder andere doordat het zich in het bloed bindt aan transcortine. Welke van de volgende zijn bekende effecten van (hoge niveaus van) cortisol in het menselijk lichaam?
- Botontkalking
- Dunnere huid
- Gluconeogenese
- Hogere productie van eiwitten in het lichaam
- Immunosuppressie
- Verhoogde bloeddruk door vasthouden van natrium
a) 1 en 2
b) 1,3 en 5
c) 1,2,3,4, en 5
d) 1,2,3,5, en 6
e) 3 en 4
f) allemaal
d, Cortisol heeft bijzonder veel effecten op meerdere orgaansystemen. Naast botontkalking en verdunning van de huid heeft het ook vele metabole effecten, op zowel de verwerking van koolhydraten als eiwitten en vetten. Het verhoogt de bloedsuikerwaarden, stimuleert de afbraak van eiwitten en de circulatie van vetten in het bloed. Ook heeft het een immuunsuppressieve werking door de activiteit van witte bloedcellen en productie van cytokinen te verlagen. Tenslotte heeft cortisol ook een mineralocorticoïde werking. Dit verklaart de natriumresorptie in de nieren met bloeddrukverhoging als gevolg. Aldosteron heeft een veel hogere mineralocorticoïde werking en werkt dus veel krachtiger op de nieren.
Een 42-jarige dame verschijnt op het spreekuur met depressieve klachten en amenorroe. Aanvankelijk denkt de huisarts aan het verlies van een dierbaar familielid als oorzaak, maar bij navragen blijkt de amenorroe al enkele maanden voor het begin van de depressieve klachten en de rouwperiode opgetreden te zijn. Ook klaagt zij over toename van sproeten verspreid over haar lichaam en gewichtsafname. Welke hormonale aandoening kan alle klachten verklaren?
1) ziekte van Addison
2) syndroom van Cushing
3) Klinefeltersyndroom
4) Polycysteus-ovariumsyndroom
5) Climacterium praecox
1, De bovenstaande klachten kunnen heel goed passen bij de ziekte van Addison, die met name optreedt bij vrouwen van middelbare leeftijd. Met name de hyperpigmentatie duidt op een mogelijke oorzaak van de bijnierhormonen, waarbij zowel bij de ziekte van Addison (hypocortisolisme) als het syndroom van Cushing (hypercortisolisme) door overproductie van ACTH ook MSH (melanin-stimulating hormone). Het gewichtsverlies differentiëert weg van zowel PCOS als het syndroom van Cushing, waarbij juist gewichtstoename plaatsvindt. Het klinefeltersyndroom is een genetische afwijking die bij mannen tot hypogonadisme en impotentie leidt. Het uitblijven van de menstruatie en de psychische klachten kunnen passen bij prematuur ovarieel falen, maar hyperpigmentatie past daar niet bij.
De schildklier produceert drie verschillende hormonen, waarvan twee een vergelijkbare werking hebben: T3 en T4. Welke van de twee genoemde schildklierhormonen heeft een sterkere werkzaamheid?
T3 of T4?
T3, De cuboïdale cellen van de schildklier scheiden thyroglobuline en jodium uit in het colloïd, waar jodium bindt aan thyroglobuline. Hoewel T4 veel meer geproduceerd wordt dan T3, is T3 veel potenter. T4 is een soort voorloperhormoon. Een heel groot deel van het in het bloed circulerende T4 wordt door de lever en de voorkwab van de hypofyse omgezet in T3 door één van de vier jodiumatomen in het hormoon te verwijderen.
De rol van de hypothalamus en hypofyse in de endocrinologie is zeer groot. De hypothalamus stimuleert de hypofyse om prehormonen in het bloed los te laten, die dan weer hormoonproducerende organen stimuleren om hormonen af te geven. Zo wordt in de hersenen de hormoonstatus van het lichaam gereguleerd. Welk hormoonproducerend orgaan wordt door corticotropine, ook wel adrenocorticotroop hormoon (ACTH), gestimuleerd?
1) Bijniercortex
2) Bijniermedulla
3) Botten en bindweefsel
4) Corpus luteum
1, Corticotropine, of ACTH, is het prehormoon voor adrogenen, cortisol en aldosteron. Deze hormonen worden allen gesecreteerd door de bijniercortex.
De aanwezigheid van perchloraat in drinkwater en melk kan tot grote problemen leiden. Dit gebeurde bijvoorbeeld in 2004 nog in Amerika. Deze chemische stof ontneemt de bindingsplaatsen voor jodium in de schildklier en kan zo tot problemen leiden in de productie van schildklierhormonen. Hoe lang zal het duren totdat hypothyreoïdie optreedt nadat de schildklier op deze manier geen jodium meer kan opnemen?
1) Ongeveer 24u
2) Ongeveer 3dgn tot 1 week
3) 2-3 weken
4) 2-3 mnd
4, De schildklier kan een significante hoeveelheid van schildklierhormonen opslaan. Met deze opslag kan een mens gemiddeld 2-3 maanden vooruit, indien synthese van het hormoon faalt. Het zal dus even duren voordat symptomen zullen optreden.
Een 32-jarige dame is doorgestuurd naar de diabetesverpleegkundige om ingesteld te worden op metformine. Zij is recent gediagnosticeerd met diabetes. Diabetes komt voor bij haar in de familie, zowel diabetes type 1 als type 2. Haar BMI ligt rond de 29 en zij gaat regelmatig naar de sportschool. Om welk type diabetes gaat het hoogstwaarschijnlijk bij deze patiënt?
1) DM1
2) DM2
3) LADA
4) MODY
3, LADA, of late autoimmune diabetes in adults, is een aparte vorm van diabetes die qua genetica zowel op type 1 als type 2 lijkt. Waar patiënten bij type 1 vaak op een leeftijd ruim onder de 35 gediagnosticeerd worden, en bij type 2 boven de 35, ligt dit bij LADA vaak rond de 30 en is dus lastig te diagnosticeren. Patiënten met LADA zijn bovendien erg heterogeen, met onderling grote variatie in BMI, antilichaamtiters en hoe vaak zij uiteindelijk afhankelijk worden van insuline.
Een 34-jarige patiënt, recent met diabetes gediagnosticeerd, wordt ervan verdacht LADA te hebben. Dit kan belangrijke gevolgen hebben voor de behandeling, aangezien er tussen de verschillende classificaties van diabetes verschil bestaat over hoe snel de patiënt insuline-afhankelijk wordt. Wat is de gemiddelde duur tussen diagnose en insuline-afhankelijkheid bij LADA?
1) Meestal is de patiënt al insuline-afhankelijk op het moment van diagnose
2) Meestal binnen 6 maanden
3) Tussen 1 en 5 jaar
4) Tussen 5 en 20 jaar
2, Waar dit bij diabetes type 1 vaak op moment van diagnose al het geval is, kan het voor LADA langer duren, maar is de duur gemiddeld korter dan voor diabetes type 2. Voor type 2 kan het nog jaren duren, afhankelijk van het succes van de behandeling en eventuele verandering in levensstijl van de patiënt.
Verder lezen? Check: O’Neal KS; Recognizing and Appropriately Treating Latent Autoimmune Diabetes in Adults