Individuele verschillen Flashcards

kennisclip

1
Q

Nature vs nurture

A

Nature: basisemoties + minachting
Nurture: zelfbewuste emoties, empathie schuldgevoel enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken basisemoties

A
  • Een afzonderlijke subjectieve of fenomenologische kwaliteit
  • Een specifiek, aangeboren neuraal substraat
  • Een karakteristieke gezichtsuitdrukking
  • Onafhankelijk van taal en cultuur
  • Ook vertoond door blinde en dove kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kritiek van Lisa Feldman Barret

A
  • Van Ekman zijn geposeerde expressies, niet uit dagelijks leven.
  • Emoties niet wereldwijd
  • Lichaamsuitdrukkingen ook belangrijk
  • Niet elke emoties gerelateerd aan specifieke fysiologisch patroon (moet context meenemen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zelfbewuste emoties

A

Vanaf dat kind/aap zichzelf in de spiegel kan zijn, wel cultuur afhankelijk (mirror test).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Positief en negatief affect met de leeftijd

A

Hoe ouder, hoe groter de afname in negatief affect en positief affect neemt toe.
In adolescentie andersom!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Emoties bij baby’s tijdlijn

A

Na geboorte: huilen + walging
2 maanden: blijheid
3 maanden: verdriet
4 maanden: boosheid
4- 12 maanden: toename angst
12 maanden: verassing
18 maanden: emotiegericht op anderen (empathie, altruïsme)
3 jaar: schaamte, schuld etc.
3-6 jaar: ontwikkeling theory of mind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Morele walging

A

Als iemand zich niet houdt aan de normen van een groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke diersoorten kan ook de mirror test worden gedaan?

A

Bonobo’s, chimpansees, dolfijnen, olifanten en bepaalde vogelsoorten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Individuele verschillen

A
  1. temperament
  2. Persoonlijkheid
  3. Negatieve levensgebeurtenissen
  4. Opvoeding
  5. Attachment
  6. Broers/ zussen
  7. Leeftijdsgenoten
  8. Bredere sociale omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voorbeeld orchideeën en paardenbloem

A

Emotionele en fysiologisch reactieve kinderen zijn vatbaar voor negatieve ervaringen, net als orchideeën (precies hoeveelheid water nodig). Kinderen die minder reactief en gevoelig zijn worden paardenbloemen genoemd, want die kan in elke omgeving bloeien. Maar als orchideeën een optimale omgeving hebben dan doen ze het beter dan paardenbloemen zelfs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Temperament verschil in emotie

A

Meer inhibitie zorgt voor lage positieve affect
Meer impulsiviteit, rusteloos en snel afgeleid zorgt voor hoge negatieve affect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Persoonlijkheid en verschil in emotie

A

Extraversie zorgt voor meer positieve emoties
Hoge neuroticisme leidt tot slechte emotieregulatie en reageren sterker op negatieve gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Opvoeding en verschil in emotie

A

Kinderen die hoog scoren op negatieve emotionaliteit zijn kwetsbaarder voor bepaalde opvoedingsfactoren, zoals vijandige opvoeding of negatieve controle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Attachment en verschillen in emotie

A

Hangt samen met hoe kinderen emoties begrijpen, leren en uiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly