Immanuel Kant (1724-1804) Flashcards

1
Q

Welke twee periode heeft Kant?

A
  1. Pre-kritisch: klassieke metafysica. (De school van Leibniz Wolff). Een verlening van Aristotelisme en de filosofie van Leibniz.
  2. Kritisch: Kant leest Hume, Hume heeft hem uit zijn dogmatische sluimer gehaald. Dit is het idee dat metafysische kennis zomaar waar zou zijn. Zonder voorafgaande kritiek of onderzoek, met name over de werkelijkheid die boven die zintuigen uitgaat. Dit is de periode waarin Kant de focus op de grenzen van menselijk kennis onderzocht. Kant gaat de metafysische claims/getuige onderzoeken of het waar of onwaar is. De rede gaat onderzoek doen naar zichzelf, haar eigen grenzen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke drie vragen bestaat Kant’s kritische project?

A
  1. Wat kan ik weten? Kritik der Reinen Vernunft.
  2. Wat moet ik doen? Kritik der Praktische Vernunft.
  3. Wat mag ik hopen? Kritik der Urteilskraft.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat heeft Hume te maken met de Kritik der Reinen Vernunft?

A

De motivatiekracht voor de Kritik der Reinen Vernunft wordt gevormd door Hume. Hume maakt van het causaliteitprincipe iets subjectiefs. Het zit in ons door herhaalde ervaring, waarvan we een overtuiging maken (Believe). Kant schreef dat de Newtoniaanse wetenschap (hemelse en aarde wetten worden met elkaar verenigd) de fysica had afgerond. Maar toen had hij nog niet aan Hume’s principe gedacht. Hume maakte een gewoonte/subjectief van causaliteit. Hoe kan wetenschap dan objectief zijn? Dit zorgt ervoor dat Kant uit zijn dogmatische slaap wordt gehaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de belangrijkste vraag van de Kritik der Reinen Vernunft?

A

Wat geldt als zekere kennis? Het wordt een onderzoek naar de grenzen van de menselijke kennis. Het gaat voornamelijk over de metafysische kennis. Het zijn claims die over God en de onsterfelijke ziel, zaken die we niet direct kunnen kennen en we niet kunnen waarnemen. Het is een belangrijk deelproject van de Kritik der Reinen Vernunft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat speelt op de achtergrond in Kants werk?

A

Het debat tussen het rationalisme en het empirisme. Dit probleem heerst volgens Kant al sinds Plato (rationalist) en Aristoteles (empirist). Kant wil een duidelijke beslissing tussen deze twee stromingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke positie neemt Kant in als het aankomt op het debat over rationalisme en empirisme?

A

Kant gaat naar een positie waar hij zegt dat alle kennis begint met ervaring, maar dat het onze cognitieve faculteiten zijn die de bron zijn van de kennis. Dus een samenwerking tussen ervaringen, zintuigen en cognitieve faculteiten. Dus een vereniging van het rationalisme en het empirisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe benoemd Kant de twee stelen van Hume’s vork?

A

Matters of fact zijn volgens Kant synthetisch a posteriori. Je kunt een uitspraak over de feiten in de wereld pas maken na de ervaring. Als we in de wereld gekeken hebben door middel van zintuiglijke waarneming, wordt onze kennis uitgebreid. Het ligt niet in het subject. Als ik zeg dat het buiten regent, is dat een uitbreiding van onze kennis. Het regent zit namelijk niet in het subject, maar buiten in de werkelijkheid.

Relations of ideas zijn volgens Kant analytisch a priori. Het zijn uitspraken die we kunnen maken voorafgaande aan de ervaring. Dus de informatie zit vast in het predikaat, die informatie kennen we al ook al kijken we eerst in de wereld. Bijv. cirkels zijn rond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voegt Kant toe aan Hume’s vork?

A

Een derde steel: synthetisch a priori. Dit zijn oordelen die onze kennis uitbreiden, maar die voorafgaan aan onze ervaring. Voornamelijk wiskundige oordelen. De wederzijdse acties van twee lichamen op elkaar zijn altijd gelijk. Dit halen we niet uit de ervaring maar dat weten we al vooraf aan de ervaring. Het is een natuurwet. In deze wet is Kant het meest geïnteresseerd. Hij wil dit onderzoeken omdat hij de metafysica onderzoekt. Metafysica breidt onze kennis uit en staat los van de ervaring (buiten zintuigen). Dus als Kant vraagt hoe iets synthetisch a priori mogelijk is, stelt Kan ook de vraag of metafysische kennis mogelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat heeft de Copernicaanse revolutie te maken met Kant?

A

Om het onderzoek naar de oorzaak van synthetische a priori te doen, doet hij een Copernicaanse revolutie. Copernicus wilde waarnemingen onderzoeken. Zijn voorstel was om de aarde in beweging te zetten. Laten we aannemen dat de aarde beweegt en dan hoe we de waarnemingen in een zinvol kader kunnen zetten. Kant gaat dit ook doen met kennis. Laten we aannemen dat de objecten zich bewegen naar het subject. Dus het subject bepaalt dat we kennis ontvangen. In deze zin is de Kritik der Reinen Vernunft een soort gedachte-experiment met de Copernicaanse revolutie als startpunt. Het uitgangspunt vormt het idee dat we niet de passieve ontvanger van kennis zijn, maar dat wij actief de data van kennis omzetten tot kennis. Dus het subject heeft een actieve positie in het verlenen van kennis, net als de aarde een actieve rol speelt in de kosmos bij Copernicus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de twee kenbronnen van de a priori principes?

A

De a priori principes: voorafgaande van onze kennis, die de ervaringen structureren en ordenen. Twee kenbronnen: zintuigen en de rede.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe verloopt kennis?

A

Alle kennis start bij de ervaring (Hume). Er komen een aantal voorstellingen uit voort. Die voorstelling verloopt in ruimte en tijd. Ruimte en tijd vormen de structuur van die ervaring. Het zijn zelf geen voorstellingen, maar de ruimte is een vorm. Een vorm van onze aanschouwing. Ruimte en tijd zijn a priori, ze gaan vooraf aan de kennis. Maar we kunnen niets anders dan dingen voorstellen in ruimte en tijd. Ruimte en tijd kan los van de ervaring zijn, maar de ervaring kan niet los van ruimte en tijd zijn. Ze zorgen voor een universeel en noodzakelijke/conditioneel moment van ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn Kants categorieën?

A

Met voorstellingen van ruimte en tijd hebben nog geen hele theorie. We hebben slechts losse voorstellingen. Maar die voorstellingen doen we Verknüpfen (aan elkaar plakken). Dit noemt Kant een categorie. Het zijn zuivere begrippen die een soort vormen zijn die we opleggen aan onze ervaringen. Een van de belangrijkste is causaliteit. Met causaliteit kunnen we de voorstellingen structureren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een overeenkomst en een verschil tussen Kant en Hume over causaliteit?

A

Kant vindt net als Hume dat causaliteit iets van ons is. Wij leggen de causaliteit op de ervaring; de noodzakelijkheid komt uit ons en we leggen die causaliteit op de ervaring. Maar Kant vindt dat dit een vorm is die noodzakelijk en universeel is: dus a priori. Bij Hume is causaliteit a posteriori: het komt uit een herhaalde ervaring. Kant zegt nee Hume, dit is een van die structuren die wij opleggen aan de ervaring. Die causaliteit komt dus uit ons en ordent de ervaring: het is subject en a priori.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is synthese?

A

Een proces dat ervoor zorgt dat ervaringen met elkaar in verband worden gezet (categorieën). Kennis begint met ervaring, maar de ervaring is geen beperking van kennis. Gedachte zonder inhoud zijn leeg, voorstellingen zonder concepten zijn blind. Zintuiglijkheid en begrip gaan altijd samen. Onze begrippen zijn op zichzelf genomen leef. Voorstellingen kunnen nooit zonder begrippen (aangeboren a priori) en begrip kan nooit zonder voorstellingen (zonder ervaringen). Dus rationalisme en empirisme worden verenigd, waarbij synthese van groot belang is!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is er een onderscheid in werelden en wat is dit onderscheid?

A

De wereld van de ervaring is altijd gestructureerd door ons. Door hoe wij in elkaar zitten, namelijk dat wij ruimte en tijd ervaren en wij vervolgens die ervaringen door begrippen met elkaar in verband zetten. De wereld hangt af van het subject. Wij kennen de wereld niet zonder onze ervaring van de wereld.

  1. Erscheinung: fenomenale wereld: de wereld zoals wij hem zien door onze ervaring in de wereld.
  2. Ding an sich: noumenale wereld: de werkelijke wereld, zoals de wereld echt is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom probeert Kant scepticisme te bestrijden?

A

Bij Hume hebben we percepties (ervaringen over de wereld). Zonder die percepties zouden wij de wereld niet kunnen kennen, dit leidt tot onzekerheden (scepticisme). Kant wil dit bestrijden. Wij kennen alleen de wereld zoals we hem ervaren, maar we kennen niet de echte werkelijkheid. We kunnen wel kennis krijgen over de dingen in de werkelijkheid. De zintuiglijke wereld construeert zich tot a priori wetten, want de geest construeert tot deze wetten. Dus we hebben zekere kennis van de Erscheinungswelt. We kunnen er alleen kennis over vellen als we er ervaringen over hebben. In de noumenale wereld vinden we objecten van God tot de ziel, daar hebben we geen extra kennis over. We hebben geen voorstellingen van deze objecten. De claims zijn niet a priori, dus de metafysica stort in een. Kant beperkt menselijke kennis tot de Erscheinungswelt.

17
Q

Wat is transcendentaal idealisme?

A

Kant is een idealist als het gaat om de vraag hoe onze kennis reconstrueert wordt. De wereld zoals we die ervaren, ervaren we op grond van structuren die eigen zijn aan het object.
Het is transcendentaal, want het is de positie die de mogelijkheidsvoorwaarde van kennis is. Die mogelijkheidsvoorwaarde liggen in het subject.

18
Q

Wat zijn de twee mogelijke interpretaties van het transcendentaal idealisme?

A
  1. Two-objects-interpretation: metafysische these van de objecten. De dingen en de Erscheinung.
  2. Two-aspects-interpretation: een metafysische these dat dingen los van ons staan en dat dingen geven tot onze ervaring. Een epistemologische these: de dingen die echt zijn kunnen wij niet ervaren. Daar is onze kennis te beperkt voor.
19
Q

Als metafysische thema’s voorbereiden zijn, kunnen we dan wel stellen dat we vrij zijn?

A

We hebben allemaal een ervaring van het geweten dat ons voorschrijft hoe we moeten handelen. Dit is de zedenwet: de morele wetten. Die wetten en het feit dat we volgens die morele wetten moeten handelen. Dit kunnen we in vrijheid doen. Het is een ervaring die aan ons gegeven is. Die vrijheid kunnen we niet wetenschappelijk kennen, maar die kunnen we en moeten we denken. We moeten aannemen dat wij vrije wezens zijn, anders is er geen ethiek mogelijk. Die vrijheid is geen kenbegrip, het is een postulaat (aanname). Dus we hebben postulaten van de praktische rede.

20
Q

Waarom komt de metafysica toch weer in beeld?

A

Alle metafysische thema’s komen terug als postulaten van de praktische rede. We moeten aannemen dat er een God is die ons zal straffen bij het slecht gebruiken van de wil. Als die metafysische thema’s zijn postulaten die we moeten aannemen om aan ethiek te kunnen doen. Ethiek en metafysica worden dus een kwestie van geloof.

21
Q

Waarom staan geloof, handelen, metafysica en postulaten met elkaar in verband?

A

Kant maakt van de traditionele metafysica geloof, maar geloof heeft betrekking op ons handelen. Met andere woorden: Kant maakt van het geloof iets praktisch. Metafysica is geen wetenschap meer volgens Kant, maar heeft betrekking op ons handelen en dus op ons geloof.

22
Q

Waarom kunnen we nooit beslissen of we vrij of gedetermineerd zijn?

A

Het is een typische metafysische vraag. Het is een kwestie van transcendentale dialectiek: de menselijke geest komt hierin terecht, zodra hij voorbij de ervaringen moet reiken. Hierbij komt de mens in drogreden terecht. We moeten het slechts aannemen (postulaat), omdat we anders geen ethiek hebben. We kunnen het dus niet bewijzen.