David Hume (1711-1776) Flashcards

1
Q

Noem twee werken van Hume.

A
  1. Treatise of human nature (belangrijkste). De mens is een moral subject. Het is een experimentele methode om tot wetmatigheden van de mens te komen. Hume wil de Newton worden van de menswetenschappen. Hij wil de wetmatigheden van het menselijk gedrag, menselijk kennen, etc, ondervinden.
  2. Enquiry concerning Human Understanding. De treatise is namelijk nauwelijks opgemerkt. Dit is een poging om wel gehoord te worden, dat lukt. Hume werkte niet aan de uni. Hij deed onderzoek naar de natuur en de grenzen van het menselijk kennen. Het menselijk kennis is beperkt tot de zintuigen (empirist). Alle kennis voorbij de mens is fout, dus metafysica is een valse wetenschap.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn percepties?

A

Hume’s onderzoekt betrekt zich op de percepties. Dit is de mentale inhoud. De inhoud van onze geest. Dit is hetzelfde als wat Berkeley en Descartes bedoelde met ideeën. Er zijn twee soorten percepties:

  1. Impressions: direct, levendig en krachtig.
  2. Ideas: indirect.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke twee klassen kunnen impressions verdeeld worden?

A
  1. Impressions of sensations: bijv. de geur van cake.
  2. Impressions of reflection: bijv. mijn behoefte om cake te eten. Het is een innerlijke impression om te reageren op iets in de buitenwereld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen simpele en complexe ideas?

A
  1. Simple ideas: de kleur rood.

2. Complex ideas: appel. Opgebouwd uit allerlei kenmerken: kleur, geur, vorm, smaak, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het copy principle?

A

Ideeën worden afgeleid van impressions. Bijv. als je een kind het idee van een appel wil bijbrengen, dan moet je dat kind een appel laten ervaren. Dan kan het kind het idee appel vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom hebben percepties een kritische/ondermijnende functie?

A

Het lijkt heel onschuldig, maar het heeft een kritische/ondermijnende functie. Dit heeft betrekking tot de metafysica. De metafysica werkt met heel veel nieuwe termen (entiteit, essentie, etc). Hume geeft ons advies: als een term een betekenis heeft, dan staat die term voor een idee en moet hij dus af te leiden zijn van een impression. De boeken van theologen en metafysica staan vol met lege termen. Ze zijn niet af te leiden uit impressions. Metafysica bestaat uit een betekenisloze taal. De boeken moeten we verbranden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg Hume’s vork uit.

A

Op basis van ideas maken we betekenisvolle zinnen: proposities. Hume’s vork maakt een onderscheid tussen twee soorten proposities.

  1. Matters of fact: hebben betrekking op empirische werkelijkheid. Het zijn uitspraken over feiten in de werkelijkheid (synthetisch en a posteriori). Het zijn geen noodzakelijke uitspraken, het ook anders kunnen zijn. Daarom noemt Hume het woord probable: uitspraken zijn waarschijnlijk.
  2. Relations of ideas: ideeën op grond van definities en op basis van de inhoud. Het zijn logische en wiskundige uitspraken. Een vrijgezel is ongehuwd. Hier hoef je geen empirisch onderzoek voor te doen, ongehuwd zit al in de term vrijgezel. De uitspraken zijn noodzakelijk, maar geven ons geen inzicht in de empirische werkelijkheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke kritische functie heeft Hume’s vork?

A

Alle zinvolle uitspraken die we kunnen doen zijn op proposities op basis van relations of ideas of matters of fact. Metafysica heeft geen mathematische uitspraken of uitspraken over de zintuiglijke werkelijkheid dus de hele traditie kan worden afgeschaft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn principles of assocation en welke zijn er?

A

Hume wil wetmatigheden van de menselijke natuur. Die vindt hij in de principles of assocation: ideeën worden aan elkaar geknoopt. Er ontstaan relaties tussen onze ideeën. Er zijn drie soorten:

  1. Resemblance: gelijkenis. Ik associeer het ene idee met het andere op basis van gelijkenis.
  2. Contiguity of time and place: ik knoop een relatie tussen twee ideeën.
  3. Causation: oorzaak. Mijn mind associeert twee ideeën op grond van oorzaak.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit welke drie elementen bestaat het complexe idee causaliteit?

A
  1. Contiguity: raken, contact, nabijheid, etc. Biljartbal A beweegt biljartbal B.
  2. Temporal priority: bal A beweegt voorafgaand aan B.
  3. Necessary connection (cruciaal): Bal A beweegt bal B noodzakelijk. Het moet zo zijn dat B beweegt als A tegen B beweegt. Het is geen toeval, maar noodzakelijkheid. In noodzakelijkheid zit het idee van een noodzakelijke connectie tussen oorzaak en gevolg. Dus in de natuur heet natuurnoodzakelijkheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kunnen we de drie elementen van causaliteit waarnemen?

A

Contiguity en temporal priority kunnen we waarnemen. Het raken en de temporele prioriteit is een constante conjunctie: een samengaan van oorzaak en gevolg dat we kunnen waarnemen. De noodzakelijke connectie kunnen we niet zien. Ik zie alleen bal B bewegen, maar niet noodzakelijk bewegen. De noodzakelijkheid kan niet worden waargenomen aan de hand van een impression. Het idee kan wel aan de hand van een impressie worden waargenomen. Niet uit een externe ervaring, maar uit een interne ervaring. De noodzakelijkheid is niets anders dan een gewoonte. We hebben het zo vaak gezien dat we aannemen dat het de volgende keer ook zo zal zijn. Causaliteit is dus een Believe: een overtuiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is causaliteit een principe van ons?

A

Noodzakelijkheid is een subjectieve overtuiging (een gewoonte). Daarmee wordt causaliteit een principe van subjectiviteit, een principe van ons. In de werkelijkheid vinden we de het principe van de noodzaak van causaliteit niet, dit is onze eigen toestemming. Wat we in het verleden hebben waargenomen plakken we zelf in te toekomst. Van een direct verleden gaan we naar een indirecte toekomst. Dit is een principe dat we heel vaak gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is causaliteit vergelijkbaar met inductie?

A

In het geval van inductie doen we ook op basis van een particuliere waarneming een algemene uitspraak vormen. Tot nu toe heb ik zwanen gezien die altijd wit waren, dus ik formuleer de algemene uitspraak dat alle zwanen wit zijn. Toekomstige uitspraak: als ik een zwaan zal zien, zal die zwaan wit zijn. Ik voorspel de toekomst. Net zoals dat ik zie dat biljartbal B beweegt als biljartbal A tegen B aanknalt kan voorspellen dat biljartbal B de volgende keer ook zal rollen als biljartbal A weer tegen B aanknalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zegt Hume over het inductieprobleem en hoe ondermijnt Hume de wetenschap?

A

De noodzakelijkheid komt uit een subjectieve overtuiging, die kun je niet op de werkelijkheid plakken. Die universele wetten baseren we op grond van inductie en zijn dus feilbaar, ze hebben geen zekerheid. We hebben geen zekerheid op de toekomst op grond van het verleden. Maar.. we weten dat de natuur regelmatig is, dus we kunnen de wetmatigheid van de natuur vertrouwen, dus de regelmatigheid zou in stand moeten blijven. Hume: cirkelredenering: de regelen in de natuur is zelf een product van inductie. Dit vormt het inductieprobleem. Het is een probleem omdat de natuurwetenschap gebouwd is op het doen van deze uitspraken. Hume lijkt een belangrijk proces van wetenschap te ondermijnen, namelijk de ontdekking van natuurwetmatigheden. Dus wetenschap heeft veel irrationaliteit en subjectiviteit. Dit vormt een probleem want wetenschap doet zich voor alsof ze een objectieve zekerheid kunnen bieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom heeft ons kennen grenzen volgens Hume, maar waarom kan wetenschap toch blijven doorgaan?

A

We kennen slechts waarschijnlijkheden. Hume was een scepticus. Het is hoogst waarschijnlijk dat wat bij 100 graden zal koken. Het zal niet veel voorkomen dat het pas kookt bij 120 graden. De uitspraak is waarschijnlijk. De wetenschap is voortdurend bezig met het aannemen van iets en het weerleggen van iets. De wetenschap heeft geen absolute waarheden/zekerheden. Ze werken met graden van waarschijnlijkheden: hoge en lage. Ondanks het subjectieve element in wetenschap, kunnen we wel waarschijnlijke uitspraken doe over de werkelijkheid. Het enige dat vervalt is de zoektocht naar het absolute zekere in de werkelijkheid. Dat kunnen we niet verwachten van wetenschap en filosofie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem een overeenkomst tussen Berkeley en Hume.

A

Net als Berkeley beweert Hume dat we alleen onze percepties kennen (bij Berkeley ideas) die zijn ons direct gegeven en zijn kenbaar.

17
Q

Wat is een groot verschil tussen Berkeley en Hume?

A

Berkeley: er zijn geen materiële substanties buiten het menselijk kennen. Hij schaft de externe wereld af.
Hume: neemt de sceptische positie in (alleen percepties bestaan), in plaats van idealisme. Wat mij direct gegeven is, zijn de beelden van mijn percepties. Ik doe een causale uitspraak: de band tussen de buitenwereld en de percepties is een waarschijnlijkheid. Het is waarschijnlijk dat externe objecten in de wereld bestaan, die een beeld in mij achterlaten. Maar zeker is het niet. We hebben een twijfel over het bestaan in de buitenwereld. Het is waarschijnlijker dat die externe objecten er zijn, dan God, want daar staan we te ver van verwijdert. Van percepties gaan we naar de onderlinge oorzaken, die de percepties oproepen: causaliteit.

18
Q

Wat blijft er van Descartes’ substantiedualisme over bij Hume?

A

Bij Hume wordt de res extensa een bundel van percepties: een appel is een bundel van: kleur, geur, smaak, vorm, etc. Hij is een scepticus van de res extensa; hij twijfelt aan de zekerheid van externe objecten die wij vormen in onze percepties. Hume is ook sceptisch over de res cogitans. Volgens Descartes ben ik een denkend ding. Maar Hume is een empirist dus dit zal ik moeten kunnen ontdekken aan de hand van mijn zintuiglijke waarneming. Het enige dat ik vind als ik naar binnen kijk is een bundel van percepties. Maar ik heb geen bewijs dat er onder die percepties een substantie is, namelijk ‘ik’. We hebben er geen empirisch bewijs voor. Dus res cogitans en res extensa worden onderworpen aan de twijfel bij Hume. Is er een denkend ding? Waarschijnlijk niet, ik heb er geen bewijs van.

19
Q

Wat is de conclusie?

A

Hume onderzoekt de grenzen van het menselijk kennen. Hij vindt dat het menselijk kennen bestaat uit percepties die bestaan uit impressions en ideas. Ideas worden afgeleid van impressions. Op grond van ideeën zijn er uitspraken die wel betekenisvol zijn: matters of fact en relations of ideas.

  • Causaliteit is gebaseerd op overtuiging, die gebaseerd is op een herhaalde ervaring.
  • Natuurwetenschap heeft geen zekerheid, maar graden van waarschijnlijkheid.
  • Hume is sceptisch ten aanzien van res extensa en res cogitans. We zijn niets anders dan een bundel percepties.