Hst 2: beoordeling van het brandrisico Flashcards

1
Q

Wat is brand?

A

een snelle scheikundige reactie van een stof met zuurstof waarbij warmte vrijkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 3 elementen voor het ontstaan van brand?

A

brandbaar stof (vaste stof, gas of vloeistof)
zuurstof
een ontstekingsbron
Deze elementen zijn vastgelegd in een zogenoemde branddriehoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 elementen zijn eveneens van belang bij het ontstaan van brand?

A
  • de mengverhouding
  • de katalysator
    Feitelijk sprake van een brandvijfhoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een katalysator?

A

een stof die invloed uitoefent op een chemische reactie maar zelf niet deelneemt aan die reactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef een voorbeeld van een positieve katalysator?

A

sigarettenas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef een voorbeeld van een negatieve katalysator?

A

bluspoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke stoffen ontbranden spontaan als ze in contact komen met lucht (zuurstof)?

A

fosfor en natrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is de mengverhouding tussen de drie elementen van belang?

A

omdat zonder een goede mengverhouding geen brand kan ontstaan. Bijvoorbeeld als de ontstekingsbron te weinig warmte (energie) afgeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ontstaat een flash-over of vlamoverslag?

A

de brandbare gassen die vrijkomen, vullen de ruimte en komen op een gegeven moment tot ontbranding. De ruimte staat dan in één keer geheel in brand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tot welke temperatuur kan een ruimte tijdens brand oplopen?

A

ongeveer 1100 graden celcius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tot welke temperatuur gaat de verbranding van aardolieproducten, zoals plastic?

A

ongeveer 1500 graden celsius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de ontstekingstemperatuur?

A

dit is de laagste temperatuur waarbij een stof tot een zelfonderhoudende verbranding wordt gebracht. Bepalend is het moment waarop de stof door de warmte van een naburige vlam zelf gaat branden zonder dat ze met elkaar in aanraking zijn geweest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de zelfontbrandingstemperatuur?

A

dit is de laagste temperatuur van een brandbare stof, waarbij de verbranding spontaan tot stand komt. Een ontstekingsbron als een vonk of vlam is daarbij dus niet nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het vlampunt?

A

dit is de laagste temperatuur van een vloeistof, waarbij zoveel damp wordt ontwikkeld, dat een brandbaar damp-/luchtmengsel ontstaat. Ook genoemd Ontvlammingstemperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is vlamuitbreiding?

A

Dit is een verschijnsel waarbij vlammen zich over een oppervlak van brandbaar materiaal voortplanten en uitbreiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is vlamoverslag?

A

Het verschijnsel tijdens de ontwikkeling van een brand in een ruimte waarbij door ontbranding van gasvormige ontledingsproducten - gasdeeltjes die door de brand ontstaan - de ruimte plotseling geheel in brand staat “flash-over”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is brandoverslag?

A

de uitbreiding van brand van de ene ruimte naar een andere ruimte via de buitenlucht, dus buitenom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is branddoorslag?

A

de uitbreiding van brand van de ene ruimte naar een andere ruimte anders dan via de buitenlucht, dus via deuren, kanalen en muren en dergelijke, dus binnendoor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar houdt het begrip WBDBO 60 in?

A

Weerstand tegen Branddoorslag en Brandoverslag van 60 minuten. Dit brand mag zich niet binnen 60 min uitbreiden naar een andere ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke testinstelling test de brandwerendheidseisen van materialen en constructies?

A

Efectis Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke 6 gevarenklasse zijn er voor brandbaarheid van producten op de lijst die door CEA heeft gemaakt, genoemd?

A
  • zeer gemakkelijk te ontsteken en zeer snelle verbranding
  • gemakkelijk te ontsteken; explosieve stof-/luchtmengsels
  • zeer brandbaar
  • brandbaar
  • moeilijk brandbaar
  • niet brandbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is ook op de catalogus, gemaakt door CEA, over de producten aangegeven?

A

of ze:

  • explosief zijn
  • vatbaar zijn voor zelfontbranding
  • de eigenschap van een oxidatiemiddel tonen
  • in contact met water een brandbare gas ontwikkelen
  • bij brand zeer corrosieve dampen of gassen ontwikkelen
  • onder omstandigheden explosief kunnen zijn (bijv. stofexplosie)
  • bij brand zeer dichte rook afgeven
  • radioactief zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem de Nederlandse normen in het kader van brandbaarheid van bouwmaterialen.

A

NEN6064: bepaling van de onbrandbaarheid
NEN6065: bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van bouwmateriaal (combinaties).
NEN6066: bepaling van de rookproductie bij brand van bouwmateriaal (combinaties).
NEN6069: bepaling en classificatie van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten
NEN6075: bepaling van de weerstand tegen rookdoorgang tussen ruimten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe heet de Europese normering voor het vaststellen van het brandgedrag van bouwmaterialen?

A

Conformé Européenne (CE-markering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat moet de CE-markering onder meer vermelden

A

welke brandklasse een bepaald product valt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke classificatie kent de Europese onderzoeken naar het brandgedrag van bouwmaterialen?

A
  • de mate van branduitbreiding (7 categorieën A1 en A2, B,C,D,E en F)
  • de rookintensiteit (3 categorieën s1, s2 en s3)
  • het ontstaan van brandende druppels (3 categorieën d0, d1 en d2.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de Room Corner Test?

A

een belangrijke basisproef waarbij het vlamoverslagpunt van een bouwproduct wordt bepaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de Single Burning Item-test?

A

een test om te bepalen wat de mate van branduitbreiding van een materiaal-combinatie in een verticale opstelling is. Voor wanden geeft deze test een goede indicatie van de mate van branduitbreiding, maar niet voor daken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de end-use conditions?

A

de testen van de bouwpraktijkcondities, dus de combinaties van bouwmaterialen van bijvoorbeeld het dak of wandconstructies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke vormen van ontstekingsenergie zijn er?

A

chemisch
elektrisch
mechanisch
nucleair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is een exotherme chemische reactie?

A

een reactie waarbij warmte - energie - vrijkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het principe van een elektrische straalkachel?

A

door de hoge weerstand van de geleider ontstaat een productie van warmte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe ontstaat mechanische warme?

A

door wrijving van twee materialen. De energie van mechanische vonken is beperkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn de 5 belangrijkste brandoorzaken volgens het CBS?

A
  • een defect of verkeerd gebruik van een apparaat/product
  • zelfverhitting/broei
  • brandgevaarlijke werkzaamheden
  • brandstichting
  • roken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn de bepalende factoren van een te verwachten brandscenario?

A
  • de aanwezigheid en de mate van toetreding van verse lucht

- de aard en hoeveelheid van de aanwezige brandbare materialen.

36
Q

Wat is een ventilatie beheerste brand?

A

een brand die zich niet goed kan ontwikkeling door moeilijke toetreding van verse lucht.

37
Q

Welke begrippen zijn van belang om de aard en de hoeveelheid aanwezige brandbare materialen te bepalen?

A
  • vuurlast

- vuurbelasting

38
Q

Wat is vuurlast?

A

het totaal van alle brandbare materialen in een ruimte, dus per m3.

39
Q

Wat is vuurbelasting?

A

de totale hoeveelheid warmte die per m2 vloeroppervlak vrijkomt bij volledige verbranding van alle aanwezige materialen in een ruimte.

40
Q

In welke eenheid wordt de hoeveelheid energie (warmte) gemeten die bij verbranding vrijkomt?

A

joule

41
Q

In welke eenheid wordt de vuurlast over het algemeen uitgedrukt?

A

gigajoule (10 9)

42
Q

In welke eenheid wordt de vuurbelasting over het algemeen uitgedrukt?

A

megajoule (10 6 joule)

43
Q

Op welke wijze wordt de verbrandingswaarde van producten uitgedrukt?

A
aantal MJ per kg.
Voorbeelden: 
- vurenhout 19 MJ/m2
- kunststoffen en aardolieproducten, meestal twee keer zo hoog als bij vurenhout.
- polyurethaanschuim: 31 MJ/kg
- polystyreen: 42 MJ/kg
- polyetheen: 46,5 MJ/kg
- polypropeen: 45 MJ/kg
44
Q

Welke classificatie in vuurbelasting hanteren verzekeraars?

A

laag: < 55 kg vurenhout/m2
middelmatige 55 tot 110 kg vurenhout/m2
hoog 110 tot 220 kg vurenhout/m2
zeer hoog: > 220 kg vurenhout/m2

45
Q

Noem de belangrijkste objectieve risicofactoren.

A
  • ligging en belendingen
  • aard van het bedrijf (inclusief bewerkingen en gebruik van brandbare stoffen)
  • bouwaard
  • aanwezigheid van verdiepingen
  • grootte van aaneengesloten oppervlakten/compartimenten
  • vuurbelasting
  • opslag van goederen
46
Q

Welke bedrijfsactiviteiten verhogen het brandrisico?

A
  • gebruik van grondstoffen, vloeistoffen en gassen
  • de wijze van verwarming binnen het productieproces (procesverwarming).
  • bewerkingen van het product
  • de wijze van verpakken van goederen
47
Q

Noem de manieren van procesverwarming van niet risicoverhogend naar sterk risicoverhogend.

A
  • zonder verwarming en/of droging
  • door stoom of indirect via hete lucht van centrale warmwater- of stoomverwarming
  • door gesloten elektrische elementen of een niet of zeer moeilijk brandbare warmteoverdrager.
  • door elektriciteit
  • ander wijze (direct gestookte gasovens
48
Q

Waarom is de wijze van verpakken van goederen een verhoogd brandrisico?

A

1) omdat het verpakkingsmateriaal vaak ook brandgevaarlijk is (vaak nog brandgevaarlijker dan goederen zelf) en 2) bijkomend gevaar dat het vaak in losse vorm aanwezig is.
3) ook het opvulmaterialen (kunststofschuim, stro, houtwol of papierwol verhogen het risico

49
Q

Waarom is een krimpfoliepistool heel gevaarlijk?

A

omdat deze zijn voorzien van open propaan en butaanbranders.

50
Q

Welke verpakkingsmaterialen hebben de voorkeur?

A
  • wikkelfolie
  • papier
  • hout
  • karton
  • pvc
51
Q

Noem brandwerende maatregelen bij een rieten dak?

A
  • gesloten dakbeschot
  • schroefdak
  • brandvertragend impregneren van het riet
  • vonkenvangers op de schoorsteen
52
Q

Hoe heeft de indeling van een gebouw invloed op het brandrisico?

A

door verdeling in brandwerende compartimenten wordt het brand risico beperkt
hoge ruimtes nodigen uit om goederen hoog op te stapelen met een verhoging van vuurlast en vuurbelasting, dus brandrisico.

53
Q

Over welke bouwondedelen moeten vragen worden gesteld om de brandgevaarlijkheid te beoordelen?

A
  • verticale en horizontale draagconstructie
  • buitengevels
  • binnenwanden
  • dakconstructie
  • verdiepingsvloeren
  • deuren in brandwerende wanden
  • doorvoeringen in brandwerende wanden en verdiepingsvloeren
  • brandcompartimenten
54
Q

Noem een verschil in eisen die door de overheid worden gesteld en door verzekeraars?

A

op het gebied van de brandwerendheid van de draagconstructie, de scheidende wanden en vloeren.

55
Q

Waar hangt de duur van een brand vooral van af?

A

de vuurbelasting

56
Q

Wat is de vuistregel voor bepalen van de brandduur als je kijkt naar de vuurbelasting?

A

dat iedere kilogram vuurbelasting (vurenhout/m2) leidt tot een brandduur van ongeveer 1 minuut.

57
Q

Noem de meest gebruikte bouwmaterialen voor de draagconstructie.

A
  • beton
  • metselwerk
  • staal
  • hout
  • mengvormen
58
Q

Wat is ongeveer de brandwerendheid van een brandwand met 15 cm dik cellenbeton?

A

240 minuten

59
Q

Wat is de vuistregel om de brandwerendheid van metselwerkwanden te bepalen? Noem ook de voorwaarde voor deze vuistregel.

A

d2 x 0,9 minuten. Voorbeeld: dikte 10 centimeter genereert een brandwerendheid van 90 minuten. Dus 10 x 10 x 0,9. De vuistregel geldt alleen als de metselwerkwanden zorgvuldig zijn opgetrokken en gevoegd.

60
Q

Hoe kan een stalen draagconstructie worden beschermd?

A

door een speciale brandwerende coating of brandwerende beplating te gebruiken.

61
Q

Wanneer moet de afstand tussen de gebouwen 20 of 30 meter zijn om brandoverslag te voorkomen?

A
  • de aanwezigheid van goederen met een extreme vuurbelasting, die daardoor bij brand een grote warmtestraling naar de omgeving afgeven
  • de opslag van brandbaar materiaal tussen de gebouwen
  • gebouwen met een lichte bouwaard
  • gebouwen met brandbare daken
  • gebouwen met onbeschermde openingen in de gevel
  • een verhoogd explosiegevaar
  • hoge gebouwen (tussenruimte minimaal 1,5 maal de hoogte.
62
Q

Welke drie productgroepen voor isolatiematerialen zijn er?

A
  • minerale producten
  • plantaardige producten
  • kunststofschuimproducten
63
Q

Geef voorbeelden van minerale producten die voor isolatiemateriaal worden gebruikt.

A
  • glaswol
  • steenwol,
  • schuimglas
  • perliet
  • gasbeton
64
Q

Geef voorbeelden van plantaardige producten die voor isolatiemateriaal worden gebruikt.

A
  • kurk

- riet

65
Q

Geef voorbeelden van kunststofschuimproducten die voor isolatiemateriaal worden gebruikt.

A
  • polystyreen (EPS)
  • polyurethaan (PUR)
  • polyisocyanuraat (PIR)
66
Q

Noem de voordelen en nadelen van minerale isolatiematerialen.

A

voordeel: onbrandbaar
nadelen:
- kan brandbare hechtlaag bevatten (bitumen, lijmlaag)
- veel isolatiemateriaal nodig
- moeilijk te bewerken, dus duur

67
Q

Noem de voordelen en nadelen van plantaardige producten.

A

voordeel: uitstekende isolatie

nadeel zeer brandbaar

68
Q

Noem de voordelen en nadelen van kunststofschuimproducten.

A

voordelen: energiebesparend/prijs/brandwerende soorten (PIR) beschikbaar
nadelen: zeer brandbaar
bij brand veel rook vrij en giftige stoffen

69
Q

Wat zijn kenmerken van verweekbare kunststofschuimproducten EPS?

A
  • bij temperaturen boven 100 graden Celsius wordt deze producten vloeibaar, zodat bij brand het materiaal drupt in de vorm van brandende druppels met grote branduitbreiding tot gevolg.
70
Q

Welke installaties komen voor in bedrijfsgebouwen?

A
  • de elektrische installatie
  • de gasinstallatie
  • ventilatiesysteem
  • ict- en communicatiesystemen
  • lokaalverwarming
71
Q

Wat zijn de belangrijkste normen voor inspectie en beoordeling van elektrische installaties?

A

NEN1010 - Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties
NEN3140 - Bedrijfsvoering van elektrische installaties

72
Q

Noem een bepaling die staat in de NEN1010

A

voor bijzondere ruimten, zoals stoffige ruimten, vochtige ruimen en ruimten met brand- en explosiegevaar.

73
Q

Wat wordt in de norm NEN3140 vastgelegd?

A
  • de organisatie van werkzaamheden aan de elektrische installatie
  • de verantwoordelijkheden en bevoegdheden
  • periodieke instructies aan en aanwijzing van personeel
  • de inspectie van de vaste elektrische apparatuur
  • de periodieke controle van elektrische apparatuur
74
Q

Welke lokaalverwarmingssystemen leveren nauwelijks risico op?

A
  • vast opgestelde gasheaters en oliekachels
  • elektrische elementen
  • elektrische verwarmde toestellen gevuld met brandbare vloeistoffen
  • verwarmingssystemen met brandbare transportkanalen voor hete lucht
75
Q

Welke lokaalverwarming mag worden gebruikt in een ruimte met explosiegevaar

A

indirecte verwarming, zoals radiatoren

76
Q

Wat valt onder het begrip Goederen?

A
  • grondstoffen
  • halffabrikaten
  • reinigings-, oplos- en plakmiddelen
  • andere hulpstoffen
  • eindproducten
77
Q

Welke factoren zijn van belang bij het brandgedrag van goederen?

A
  • aard van de verpakkingsmaterialen
  • wijze van opslaan
  • stapelhoogte
78
Q

Wat is geregeld in de PGS 15 richtlijnen?

A

de regels voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen. Deze regels zijn internationaal afgestemd op de ADR regels voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.

79
Q

Wat zijn gevaarlijke stoffen?

A

stoffen die samenhangen met brand-, explosie-, milieu- en gezondheidsrisico’s.

80
Q

Hoeveel minuten brandwerendheid moeten de vloer en wanden van een ruimte volgens de PGS 15 richtlijnen hebben waar opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt?

A

60 minuten

81
Q

Noem nog meer specifieke eisen volgens de PGS 15 richtlijnen?

A

opvangvoorzieningen voor het geval gevaarlijke vloeistoffen onvoorzien uitstromen en explosieveilige elektrische systemen en ventilatiesystemen.

82
Q

Hoe wordt het brandrisico’s in opslagloodsen bepaald?

A
  • de aanwezigheid van brandbare goederen op het buitenterrein.
  • inbraakpreventieve voorzieningen
  • opslag en afvoer van afval
  • bouwaard en compartimentering
  • risicoverhogende activiteiten
83
Q

Hoe wordt de grootte van het brandrisico van brandbare goederen op het buitenterrein bepaald?

A
  • de plaatsing van de goederen
  • stevige en juist geconstrueerde terreinafscheiding en afsluitbare toegangswegen.
  • terreinverlichting
  • camerabewaking
84
Q

Noem subjectieve risicofactoren.

A
  • kwaliteit van het management
  • procedures voor het uitvoeren van brandgevaarlijke werkzaamheden
  • omgang met licht ontvlambare stoffen
  • onderhoud en controle van preventieve voorzieningen
  • handhaven van de procedures rond afval en dergelijk.
85
Q

Wat is het BGB-keurmerk ?

A

een keurmerk bestemd voor compartimenteringen dat controleert of het geheel voldoet aan de door de overheid opgelegde eisen, waaronder de compartimentering en de afdichtingen bij doorvoeren.

86
Q

Wie controleert de kwaliteit van brandmeldinstallaties, blusinstallaties en dergelijke in het kader van certificatie periodiek uit?

A

inspectie-instelling

87
Q

Wat wordt er gedaan bij een thermografisch onderzoek?

A

met een infrarood of warmtebeeldcamera worden eventuele gevaarlijke “hotspots” opgespoord.