HS5 Flashcards

1
Q

Telomeren

A

Stukjes DNA die genen beschermt tegen korter worden chromosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Histone

A

Eiwit waar DNA omheen wikkelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

SNP

A

Singe Nucleotide Polymorfisme. Een nucleotide (letter) is anders in de DNA sequentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 epigenetische mechanismen die genexpressie beïnvloeden

A

Methylatie, microRNA en histone modificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Methylatie

A

Kan zich binden aan een stuk DNA, waardoor een gen bezet is en niet afgeschreven kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Histone modicidicatie

A

Acetylation: histone staarten worden losser –> meer transcriptie
Deacetylation: histone staarten worden strakker –> deactiveert transcriptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

5-HTTPLR

A

Serotonine transporter polymorfisme. Heeft een kort (s) en een lang (l) allel. s allel zorgt voor minder serotonine heropname –> grotere kans op depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Allele frequentie

A

Hoevaak een allele aanwezig is in de populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

GWAS

A

Genome wide association study: grote studies die kijken naar genen een aandoeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly