HS4 Flashcards

1
Q

Hartslagvariabiliteit

A

Normale variabiliteit in hartslag (hoger bij inademing, lager bij uitademing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Acetylcholine

A

Neurotransmitter die zorgt voor activatie parasympatisch zenuwstelsel. –> verlangzaamt de hartslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Inotropisch / chronotropisch

A

Ino: zorgt voor pompfunctie van het hart (hoe sterk)
Chrono: zorgt voor snelheid hartslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vagale toon

A

PNS toon: zorgt voor de afname van de hertslag (110) tot rusthartslag van 50-70bpm. Parasympatische terugtrekking. Sympathisch begint vanaf 80bpm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Starling’s law

A

Slagvolume wordt veranderd als reactie op veranderingen in bloed dat terugkomt: hoeveel bloed terugkomt bepaalt de contractie van de volgende slag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Medulla oblongata

A

Controleert de (para)sympathische neuronen via de sinusknoop, ventrikels, vaten en aders. Dit zorgt voor vasoconstructie, cardiac rhythm en cardiac output.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Baroreceptor reflex:

A

Veranderingen in bloeddruk worden gedetecteerd en er wordt een signaal gestuurd naar sensorische neuronen in medilla oblongata. –> Die past autonome cardiovasculaire regulatie aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly