Hoorcollege therapeutische principes Flashcards

1
Q

Hoe wordt de dosis van oncolityca vastgesteld?

A
  • 3+3 design
  • Accelerated titration design
  • Pharmacokinetically guided dose escalation design.
  • Adaptive model based design
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt de biomarker-driven selection of targeted therapies in?

A

Je kijkt welke specifieke mutaties er zijn en daarop behandel je. Therapie kan steeds veranderen door steeds andere mutaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het doel van anti-kankertherapie?

A

Een maximale effectiviteit met acceptabele toxiciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor worden de effectiviteit en de toxiciteit bepaald?

A
  • de dosis en dosisintensiteit
  • systemische blootstelling
  • Farmacodynamische effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waardoor komt interpatient variatie?

A
  • renale en hepatische capaciteit
  • Geneesmiddel interacties
  • Metabole capaciteit
  • transporter activiteit
  • Voeding
  • ## Genetische verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke extra oorzaken komen erbij kijken bij orale oncolityca?

A
  • Afgifte geneesmiddel uit toedieningsvorm
  • opname vanuit het MD kanaal
  • de invloed van voedsel op de pH
  • Genotransporters/enzymen
  • fenotype transporters/ enzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer moet de dosis aangepast worden bij specifieke orgaanfalen?

A
  • Wanneer het geneesmiddel in grote mate geklaard wordt door dat orgaan
  • er is een nauwe relatie tussen effectiviteit en toxiciteit
  • de standaard dosis ligt dicht bij de MTD
  • Er is een bekende relatie tussen orgaanfalen en toxiciteit
  • Tijdens de registratie is onderzocht welke dosis reductie plaats moet vinden bij orgaanfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bekende interactie: Tamoxifen en CYP2D6 remmers

A

–> actieve metaboliet wordt niet gevormd, dus onderbehandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Genetische verschillen: DPYD en capecitabine/5-FU

A

DPD zorgt voor de omzetting van 5-FU in een inactief metaboliet DHFU (inactief). Bij een DPD deficiency sprake van toxiciteit. (genotypering: DPYD). er kan afhankelijk van de SNP een specifieke dosisreductie gedaan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Interactie st janskruid en irinotecan

A

Sint janskruid zorgt voor CYP3A4 inductie. Iritocan wordt gemetaboliseerd door CYP3A4 –> meer actieve metaboliet SN-38, maar waarschijnlijk sterk verminderd cytostatisch effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Genetische mutatie: UGT1A1 en irinotecan

A

UGT1A1 zorgt voor de omzetting van de actieve metaboliet van irinotecan in een inactieve metaboliet. Gevolg bij mutaties: meer neutropenie. Wordt meestal op gelost door de dosis aan te passen obv de mutatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly