Hoorcollege 7: De begroting Flashcards
functies van de begroting
- autorisatiefunctie: gemachtigd uitgaven doen tot aangegeven maximum
- allocatiefunctie: nut van diverse uitgaven onderling afwegen
- beheersfunctie: budget mag niet worden overschreden voor de toegewezen taken
- controlefunctie: rechtmatigheid + doelmatigheid
- doeltreffend en efficiënt (laagste prijs)
begrotingbeginselen (waar moet het aan voldoen)
- openbaarheid: zodat volk oordeel kan vellen
- voorafgaande toestemming: autorisatiefunctie, ministers en wethouders moeten machtiging hebben voordat begrotingsjaar begint.
- eenheid en volledigheid: alle inkomsten en uitgaven in 1 document.
- periodiciteit: autorisatie/controlefunctie, begroting op geregelde tijdstippen vastgesteld
- duidelijke indeling: helder inzicht geven in de uitgaven en inkomsten, welke ministers waarvoor verantwoordelijk.
wat is benchmarking
productive,expolitatie en prestatiegegevens van verschillende instellingen onderling vergelijken. de doelmatige instellingen worden als voorbeeld aangehaald voor de andere.
hoe werkt de rijksbegrotingcyclus
(3 jaar)
- voorbereiding: prinsjesdag, maart jaar ervoor. Beleidsbrieven door ministers bij MvF, aanpassing in ministerie eind april, moet goedgekeurd worden door bewindslieden.
- vaststelling: direct na prinsjesdag, tweede kamer kan amendementen indienen, apb en algemene financiële beschouwing, voor kerstreces goedgekeurd.
- uitvoering: huidige jaar, MvF probeert budgetdiscipline in stand te houden, opstellen rekening en controle voor de verantwoording
-verantwoording: gehaktdag, 3e woensdag mei volgend jaar, financieel jaarverslag van rijk en slotwetten, kamer moet instemmen, ook algemene rekenkamer vaak kritiek.
3 begrotingstelsels
- verplichtingstelsels
- kasstelsel
- baten-lastenstelsel
verplichtingstelsel
bedragen begroting van aangaan verplichtingen, echte rekening komt pas later. voordeel is autorisatiefunctie, makkelijk inzicht wat gaat het kosten en goedkeuren. nadeel beheersfunctie, onduidelijk wanner betalingen komen en dus hoeveel geld er nodig is, kan moeten worden overschreden
kasstelsel
begroting op basis feitelijke betaling, betaling pas op begroting als het betaald is. Voordeel controlefunctie, door administratieve eenvoudigheid kan er makkelijk gecontroleerd worden. Nadeel autorisatiefunctie (koppeling met budgetrecht tweede kamer minder duidelijk en geen nieuwe autorisatie nodig als er al een keer ja is gezegd dus je moet sws betalen) en allocatiefunctie ( als er ja is gezegd en het gaat steeds meer kosten kan je het niet terugdraaien)
baten-lastenstelsel
begroting op basis van verbruik/gebruik productiemiddelen, ipv ingezette middelen naar gerealiseerde prestatie.
gewone dienst: inkomsten en uitgaven die tot verandering van de omvang van het vermogen leiden, geld van externen gaat naar externen.
kapitaaldienst: inkomsten en uitgaven die tot verandering in de samenstelling van het vermogen leiden, kapitaaluitgaven als investeringsgoederen en leningen tegenover kapitaalinkomsten als opbrengst
voordeel allocatiefunctie (afschrijvingen en onderhoudskosten over tijd meegerekend, betere inschatting waar je geld aan moet uitgeven) en investeringen drukken minder op de begroting omdat niet het investeringsbedrag maar de kapitaallasten opgegeven worden in de begroting.
gulden financieringsregel
alleen kapitaaluitgaven mag geleend voor worden, zorgt voor aantrekkelijkheid van kapitaaluitgaven
kapitaaluitgaven
investeringsgoederen en leningen