Hoorcollege 5: Overheidsinvloed: Hoe en waarom? Theorie en omvang collectieve sector Flashcards

1
Q

doelstellingen overheidsingrijpen

A
  1. allocatie (omvang productie en consumptie)
  2. stabilisatie (evenwichtige macro economische ontwikkeling)
  3. verdeling (herverdeling inkomens op eerlijke manier)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

marktimperfecties

A
  1. collectieve goederen worden niet geproduceerd (geen markt)
  2. machtsposities (monopolie)
  3. asymmetrische informatie
  4. externaliteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de output gap

A

kloof tussen feitelijke omvang van bbp en structurele bbp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een negatieve output gap

A

bezettingsgraad van de productiecapaciteit lager dan bij het evenwicht, en de werkloosheid hoger dan de evenwichtswaarde (structurele werkloosheid). economie draait minder hard dan mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een positieve output gap

A

hogere bezettingsgraad bij productiecapaciteit (aanbod) en een hogere bezettingsgraad in werkloosheid dan het evenwicht (vraag). vraag en aanbod liggen beiden hoger dan het evenwicht, economie draait harder dan gemiddeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe grijpt de overheid in op de conjunctuur

A
  1. actief ingrijpen (discretionaire maatregelen):
    laag conjunctuur
    - overheidsuitgaven vergroten
    - verlagen belasting
    hoog conjunctuur
    - uitgaven verlagen
    -belasting verhogen
  2. automatische stabilisatoren
    - belastinginkomsten dalen door recessie -> werkloosheid stijgt, mensen minder belasting betalen –> uitkering stijgt –> overheidstekort loopt op –> gevolgen recessie worden verzacht (wegvallen vraag)
    hoog con–> veel geld in, weinig uit
    laag con –> meer werkloosheid, minder verdienen, minder belasting, meer uitkeringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

motieven overheidsingrijpen

A
  1. onvolledige info
  2. onvolkomen concurrentie (monopolie)
  3. schaalvoordelen
  4. externe effecten (externaliteiten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wet van wagner

A

overheidstaken worden meer als de maatschappij zich ontwikkelt. inkomen/hoofd stijgt –> vraag luxe collectief gefinancierde goederen en diensten stijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

plateautheorie

A

na een crisis groeien de uitgaven en belastinginkomsten en na die schok blijft het daar hangen, uitgaven en belastingpeil loopt spronggeweis op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ziekte van baumol

A

arbeidsproductiviteitsstijging bij overheid< dan stijging in markt die productiever en efficiënter is. Productiviteitsgroei lager bij collectieve sector en dus een stijging in collectieve lasten, meer geld kwijt aan productie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

public choice theory

A

publieke ambtenaren hebben eigen ideeën, willen dat geld naar hun gaat, waardoor uitgaven collectieve sector stijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kessler analyse (vliegwiel van Kessler)

A

verklaring groei en afnamen. Belasting verhoogd–> arbeid duurder, doordat lonen stijgen –> bedrijven zijn meer geld uit dus investeren minder en vraag arbeid neemt af –> werkloosheid neemt toe en dus sociale premies ook–> collectieve uitgaven nemen toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

emu- saldo

A

verschil overheidsinkomsten en uitgaven op transactiebasis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

emu schuldquota

A

60% feitelijk van het bbp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

emu tekort

A

3% feitelijk van het bbp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly