Hoorcollege 6 Flashcards

1
Q

Zelfregulering

A

Het vermogen om controle te houden over emoties, gedrag en cognitie zodat we doelen kunnen bereiken. Het is een automatisch proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Effortful zelfregulering

A

Soms is er voor zelfregulering wel actieve controle nodig. (bv. iemand valt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gevolgen goede zelfregulatie

A

Goede schoolprestaties, beter sociaal leven en goede gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gevolgen negatieve zelfregulatie

A

Externaliserend probleemgedrag, ongezond gedrag, slechtere schoolprestaties, geweld en criminaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Developmental cascades

A

Suggereert dat verschillende aspecten van de vroege ontwikkeling elkaar beïnvloeden bv. omgeving beïnvloedt het kind, het gedrag van het kind beïnvloedt vervolgens weer het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Executieve functies

A

Verzamelterm voor aantal hoge-orde cognitieve functies die ingezet worden voor doelgericht gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lager niveau EF, effortful control

A

Aandacht en inhibitie, zonder afgeleid te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoger niveau EF, strategic control

A

Planning, problemen oplossen, actief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De processen onder EF

A

Werkgeheugen, inhibitie en shifting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Werkgeheugen

A

Het systeem van tijdelijk opslaan en gebruiken van informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Inhibitie

A

Het proces van voorkomen dat er een automatisch respons ontstaat n.a.v. een stimulus, om een cognitief doel te behalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Shifting

A

De vaardigheid van het switchen tussen cognitieve taken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Belangrijkste onderdeel van de hersenen bij EF

A

De prefrontale cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cool EF taken

A

Abstracte, gedecontextualiseerde problemen, geen emoties bv. getallenreeks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hot EF taken

A

Problemen die de motivatie of arousal verhogen (bv. marshmallow test)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sticky/obligatory attention

A

Jonge kinderen vinden het moeilijk om hun aandacht los te maken van een interassante stimulus.

17
Q

Posner’s orienting network

A

Selectieve aandacht, richten van de aandacht op een bepaalde stimulus en negeren van andere stimuli. Ontwikkeld als eerste bij jonge kinderen.

18
Q

Posner’s alerting network

A

Niet afgeleid raken, volgehouden aandacht.

19
Q

Posner’s executive attention network

A

Bevindt zich vooral in de prefrontale cortex, executieve functies. Ontwikkeld als laatste

20
Q

Aandacht

A

Het vermogen om een doel te vinden, te focussen en dit vast te houden.