Hoorcollege 4 - stoornissen en somatische symptomen Flashcards

1
Q

Factitious disorder

A

nagebootste stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ziekte

A

uit zich vaak in een cluster van symptomen en tekenen. Specifieke oorzaak. Specifieke uitkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Psychische stoornis

A

syndroom; cluster van symptomen dat meer voorkomt dan op basis van toeval zonder duidelijke gemeenschappelijke veroorzaker te benoemen is. Het is een herkenbaar patroon, de symptomen horen bij elkaar.
Puur beschrijvend, (lichamelijke) oorzaken hoeven niet bekend te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Luxererende factoren

A

waarom nu? bepaalde trigger kan de oorzaak zijn voor een psychische stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

onderhoudende factoren

A

voortbestaan van aandoening beschermende factoren kan een risicofactor zijn voor psychische stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Somatische-symptoomstroonis

A

kernsymptomen zijn pijn en vermoeidheid.
een van de volgende kenmerken aanwezig
- disproportionele en persisterende gedachten over de ernst
- veel tijd besteden aan deze klachten of zorgen over gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Actuele ernst somatische-symptoomstoornis

A

licht = slecht één criterium B is aanwezig
Matig = twee of meer van criterium B is aanwezig
Ernstig = twee of meer criterium B, en een of meerdere ernstige lichamelijk klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geslachtsverschillen Somatische-symptoomstoornis

A

meer vrouwen dan mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Somatische onvoldoende verklaarbare stoornis (SOLK) categorieën

A

fibromyalgie, chronische vermoeidheidssyndroom, Prikkelbare darm syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ziekteangst stoornis

A

preoccupatie met het hebben of krijgen van een ernstige ziekte
- lichamelijk klachten zijn niet (of licht) aanwezig
- hoge mate angst over gezondheid
- veel controleren of het vermijden van artsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ziekteangst; borgzoekende type

A

er wordt veel gebruik gemaakt van somatische zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ziekteangst; zorgmijdende type

A

er wordt zelden beroep gedaan op somatische zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Conversie stoornis / functionele neurologische stoornis (FNS)

A

een of meer symptomen van verandering in de willekeurige motorische of de sensorische functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Specificaties van conversie stoornis

A
  • zwakte of paralyse
  • abnormale bewegingen
  • slik symptomen
  • spraaksymptomen
    vaak getriggerd door door emotionele gebeurtenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

nagebootste stoornis; syndroom van Munchhausen

A

het voordoen als of het zelf aanbrengen van lichamelijke of psychische klachten of ziekte waarbij aantoonbaar sprake is van misleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nagebootste stoornis; By Proxy

A

niet de persoon zelf, maar een afhankelijk iemand (vaak een kind) wordt verwond of vergiftigd om medische aandacht te krijgen.

17
Q

Bij een nagebootste stoornis heeft iemand vaak;

A
  • medische kennis
  • geen moeite met ingrepen
  • opgelegd aan zichzelf of aan iemand anders
  • herhaaldelijk gebruik maken van medische hulp
18
Q

Psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden

A

er is een somatische symptoom of een somatische aandoening aanwezig.
- psychische of gedragsfactoren hebben een negatieve invloed op de somatische aandoening
Licht = vergroot het somatisch risico
Matig = verergert de onderliggende somatische aandoening
Ernstig = resulteert in ziekenhuisopname of bezoek aan spoedeisende hulp
Zeer ernstig = resulteert in zeer ernstige, levensbedreigend risico (zoals het negeren van een hartaanval)

19
Q

Verklaringen SSRD; psychodynamisch

A

weinig bewijs. boek = onvoldoende kritisch

20
Q

Verklaring SSRD; cognitieve gedragstheorie

A

gaat in op de beloning die de aanvang of het voortduring van somatische symptomen met zich mee brengt (beloningscomponent)

21
Q

Verklaring SSRD: cultureel-georienteerde theorie

A

verschillen in cultuur van expressie van emoties, symptomen

22
Q

Karakteristieke SSRD’er

A
  • vaker bij vrouwen
  • langdurige zoektocht
  • weinig vertrouwen in zorg
  • traumatische gebeurtenissen
  • klaag gedrag
  • snel afgewezen voelen
  • onbegrepen
  • moeite om info te structureren
23
Q

Mentaliseren

A

het kunnen begrijpen dat gedrag van de persoon zelf of een ander, begrepen kan worden door dit te verbinden met de mentale toestand van degene die dit gedrag vertoond

24
Q

Gedragsinterventies

A

lichamelijke metallisatie; het afleiden van emoties vanuit lichamelijk sensaties