Hoorcollege 4 - Het begrijpen van de gebruiker - Cognitieve aspecten deel 2 Flashcards

1
Q

Wat zijn bijvoorbeeld van biologisch relevante aspecten die invloed hebben op aandachtsverdeling.

A
  1. Iemands voorkeuren.
  2. Aandacht trekt naar gezichten.
  3. Fysiologische aspecten (bv. honger = meer aandacht voor eten.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke cognitieve functies spelen een rol bij HCI ?

A
  1. Aandacht
  2. Perceptie
  3. Geheugen
  4. Leren
  5. Problemen oplossen
  6. Keuzes maken
  7. Genereren van taal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de foveal?

A

Het meest centrale gedeelte waar je oog naar kijkt en hetgeen waar het zich op focust. dit is tevens het scherpste van wat we zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de paravofeal?

A

Zit tussen de foveal en de periferie in. Het is he gedeelte om het sterkre focuspunt (de foveal) in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de periferie?

A

Het grootste gedeelte wat je ziet met je ogen, maar ook hetgeen wat je het minst scherp en geetailleerd opneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het enige wat nog de aandacht van de periferie kan trekken?

A

Alleen sterke bottum-up effecten trekken nog e aandacht van dde periferie. Een voorbeeld is sterke contrasten. Top-down heeft geen invloed meer op de periferie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe ziet het proces van geheugen eruit

A

.1 Aandacht richten >
.2 perceptie (sensorische informatie) >
.3 processen die de informatie binnenhalen (Encoderen) >
.4 Processen die informatie opbergen (opslaan) >
.5 Processen die informatie beschikbaar stellen (oproepen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel informatiechunks kunnen we volgens Miller (1956) ongeveer opslaan?

A

7 stukjes (met een afwijking van ongeveer 2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt er precies beoeld met e geheugenspanne?

A

Het maximum aantal stukjes dat iemand kan onthouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kun je de belasting van het kortetermijn geheugen verminderen in een design?

A

door de procedures zo kort mogelijk te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is beter, herkennen of onthouden?

A

Herkennen natuurlijk. Daarom is het goed om metaforen of affordances te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat wortd er bedoeld met een mentaal model?

A

De interne representatie van de externe werkelijkheidd, gebaseerd op leren en ervaring.

Bv. het beeld dat iemand in zijn hoofd heeft van hoe iets werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly