Hoorcollege 4 Flashcards

1
Q

verschil MRI en CT

A

MRI is meer gedetailleerd, CT is snel (in ziekenhuis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

MRI
- methode
- wat onderscheid het
- gebaseerd op dichtheid van:
- voordeel
- nadeel

A
  • magnetisch veld
  • onderscheid van zacht weefsel in het brein
  • dichtheid van hydrogen protons
  • non-invasief, hoge resolutie
  • meet structuur EN functie
  • duur, oncomfortabel, kost tijd, niet met metaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Soorten MRI technieken (4)

A

T1: vet/water, STRUCTUUR
T2: weefsel/water, WAT ZIT ER IN HET BREIN (water = wit)
FLAIR: tussen 1&2, 2 + onderdrukken CSF, beschadiging zien, meer contrast
DIR: onderdrukt CSF en witte stof (MS onderzoeken) - meer lesie in grijze stof = meer impairment), nog meer contrast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

t1 versus t2

A

t1 = neuraanotomie; contrast, ontsteking in het brein, zwelling, ernstige schade
t2 = veranderingen gerelateerd tot water (oedeem), water, membraamverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kleur atrofie in MRI

A

donkergrijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ISOtropisch

A

watermolecules can freely move around in the braintissue

watermoleculen kunnen vrij rondbewegen in het breinweefsel

minder myelinisatie, meer vrij bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ANISOtropisch (healty brain, meer myelinisatie)

A

watermolecules can not/less freely move around

moleculen bewegen rond de axon, myelinisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

4 main parameters hoe moleculen kunnen rondbewegen in het brein

  • underlying pathology by looking at different aspects of watermolecules
A

Fractional Anisotrophy (FA):
- directionaliteit van waterdiffusie (richting)

Mean Diffusivity (MD):
- gemiddelde diffusiviteit aanwezig
- gemiddelde beweging wat kan

Axonal Diffusivity (AD):
- diffusiviteit rondom de axon
- wat het eigenlijk kan
- langs de axon = axonal damage

Radial Diffusivity (RD):
- peripendiculair/loodrecht tot de axon
- loodrecht op de axon
- verandering RD = demylinisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Axial diffusion

A

axonopathology

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Radial diffusion

A

Demyelinisation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fmri kijkt naar …-contrast

A

BOLD
Blood Oxygen Level Dependent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Diamagnetisch

A

hemoglobine + zuurstof -> afstoten magneet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Paramagnetisch

A

hemoglobine + geen zuurstof -> aantrekken magneet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Taakrelated MRI
- block design
- event related design

A
  • BD: meten WELKE voxel betrokken is
  • ERD: TIJD gemeten, meer natuurlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hippocampus left/right memory

A

left = verbaal geheugen
rechts = visueel spatieel geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hippocampus activiteit met overt cognitive tekorten

A

overt cognitieve tekorten = verminderde activatie

17
Q

wat is functional connectivity

A

temporale correlatie tussen functionele metingen in breingebieden
- hoe goed het brein kan communiceren met andere breindelen (fmri = indirect, eeg = direct)

18
Q

gezonde connectiviteit

A

als er zelfde functionele netwerk is in de ruststatus (default mode network)

19
Q

cognitieve impairment en 2 soorten netwerk

A

visual network = minder prominent
default mode netwerk = prominent
- vechten om actief te zijn
- impairment = switchen tussen netwerken gaat lastiger

20
Q

MRI vs EEG/MEG

A

MRI = WAAR in brein (spatial)
EEG = WANNEER, tijd, wat gebeurt op welk moment, temporal