Hoorcollege 3 Flashcards

1
Q

Hoofdvraag Durkheim en paradigma

A

Hoe is sociale orde mogelijk, structureel functionalisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Anomie

A

Hoge mate van normloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Saint-Simon en Auguste Comte

A

Durkheim was geïnspireerd door hen, wilde sociologie als zelfstandige wetenschap op de kaart zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sociale feiten

A

Wijze van handelen, denken en voelen dat extern is aan individu maar wel dwang kan uitoefenen. (Niet stelen in appie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Agency

A

Vrijheid die mensen hebben om te handelen en doen wat ze willen.
Handelingen produceren.
Blue lagoon ouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Structure

A

Mensen creëren met elkaar een structuur die invloed heeft op het handelen.
Handelingen reproduceren.
Kind van blue lagoon.
Zullen altijd structuren, regels en normen zijn die je gedrag enigszins beperken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Arbeidsdeling/ taakdifferentiatie

A

In moderne samenleving gingen mensen steeds vaker het werk met elkaar delen, omdat dit efficiënt was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dynamische dichtheid

A

Groeiende bevolkingsdichtheid (overgang agrarisch naar modern)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sociale cohesie

A

De binding tussen mensen, deze komt op een andere manier tot stand in modern dan in agrarisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mechanische solidariteit

A
  • Agrarische samenleving
  • Solidair door gelijkenis
  • Amper arbeidsverdeling
  • Collectief bewustzijn = iedereen heeft ongeveer gelijke ideeën
  • Repressief recht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Repressief recht

A

Wanneer de solidariteit verstoord wordt door iets afwijkends, wordt persoon bv verbannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Organische solidariteit

A
  • Moderne samenleving
  • Toenemende arbeidsdeling
  • Wederzijdse functionele afhankelijkheid
  • Klein gemeenschappelijk bewustzijn
  • Groot individueel bewustzijn
  • Restitutief recht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Restitutief recht

A

Wanneer de solidariteit verstoord wordt door iets afwijkends wordt de persoon bestraft, maar er vindt resocialisatie plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Anomische arbeidsdeling

A

Zodanig werk opsplitsen dat het niet meer productief en zinvol is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Afgedwongen arbeidsdeling

A

Sommig mensen krijgen posities waar ze geen recht op hebben op basis van hun capaciteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Durkheim en samenleving

A
  • Ziet samenleving als organisch geheel
  • Moet begrepen worden in relatie tot geheel
  • Functionele analyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Functionele analyse

A

Gekeken naar de gevolgen van een sociaal feit voor de gehele samenleving

18
Q

Misdaad

A
  • Komt overal voor
  • Versterkt sociale cohesie
  • Wat gezien wordt als deviant gedrag kan over tijd veranderen (duurt lang)
19
Q

Socialisatie

A

Men leert hoe hij/zij zich moet gedragen in een samenleving.

20
Q

Waar is socialisatie belangrijk voor

A
  • Maatschappelijke integratie proces
  • Belangrijk voor collectief bewustzijn
  • Reproduceren homogeniteit
21
Q

Moreel handelen

A

Handelen in het belang van de collectiviteit en binnen de grenzen van sociaal aanvaarde normen

22
Q

Intermediaire groep

A

Cluster van personen waarmee je een band hebt en zorgt voor:
- Uitleg normen en waarden aan leden
- Zorgt voor orde; socialisatie
- Belangrijker dan staat in termen van gedrag verklaren

23
Q

Integratie hypothese

A

Een hechtere binding met een groep zorgt voor minder kans op zelfmoord.
Meer integratie, meer normnaleving, minder zelfmoord.

24
Q

Sociale conformatie

A

Mensen leven norm vaker na als ze bij een groep horen, ook als ze het hier niet mee eens zijn (Ash)

25
Q

Egoïstische zelfmoord

A

Te weinig integratie (ongehuwd, protestant)

26
Q

Altruïstische zelfmoord

A

Te veel integratie, bereidt om te sterven voor de groep (zelfmoord terrorist)

27
Q

Anomische zelfmoord

A

Te weinig regulatie, niet meer weten wat de regels zijn (crisis)

28
Q

Fatalistische zelfmoord

A

Te veel regels die automatisch gevolgd worden (zelfmoordsekte)

29
Q

Religie

A

Sociaal verschijnsel met een bron van gemeenschappelijke overtuigingen wat de leden tot een groep vormt, lastig om uit te stappen want geeft je veiligheid en binding

30
Q

Profane samenleving

A

Niet religieuze samenleving

31
Q

Heilige samenleving

A

Sacrale, hoge symbolische waarde

32
Q

Durkheim over samenleving en God

A

Mensen hebben morele autoriteit nodig om in te zien dat samenleving en God hetzelfde zijn. Mensen kijken altijd onbewust of wat ze doen goed is of niet, sommige kijken naar God sommige naar samenleving.

33
Q

Structureel functionalisme

A

Iedere samenleving vertoont een bepaalde samenhang, als ze uit groepen bestaan en algemene normen hebben. Naarmate de leden hechter in groepen zijn geïntegreerd, leven ze de waarden en normen na, zorgt voor meer samenhang.

34
Q

Sociale cohesie

A

Mate waarin leden van een samenleving vreedzaam samenleven (orde vs. geweld) (verbondenheid vs. onthechting)

35
Q

George Herbert Mead - sociaal behavioristische theorie

A

Hij wilde verklaren hoe onze sociale ervaringen aan de ontwikkeling van onze persoonlijkheid bijdragen.
- Het zelf –> zelfbewustzijn + zelfbeeld
- Sociale ervaringen bestaan uit het uitwisselen van symbolen
- We kunnen een intentie alleen begrijpen als we de situatie vanuit het standpunt van de ander kunnen bekijken
- We worden van onszelf bewust door de rol van de ander aan te nemen

36
Q

Het gespiegelde zelf

A

Andere mensen fungeren als een spiegel waarin we onszelf zien, hoe we over onszelf denken, wordt bepaald door onze eigen ideeën over het beeld dat anderen van ons hebben.

37
Q

Totale institutie

A

Een instelling waarin mensen van de rest van de samenleving geïsoleerd worden en de behandeling moeten ondergaan van het personeel van de instelling

38
Q

Erving Goffman, belangrijke kenmerken totale instutites

A
  • Personeel houden toezicht op alle aspecten van het dagelijks leven
  • Leven in totale instituties is strikt geregeld en gestandaardiseerd
  • Formele regels bepalen wanneer, waar en hoe wat gedaan moet worden
39
Q

Functies deviant gedrag Durkheim

A
  1. Deviantie bevestigt de bestaande waarden en normen
  2. Reacties op deviantie maken duidelijk waar de morele grenzen liggen
  3. Reacties op deviantie brengen mensen dichter bij elkaar
  4. Deviantie bevordert sociale verandering
40
Q
A