Hoorcollege 2: Leertheoretisch kader Flashcards
3 soorten conditioneren vanuit behavioristisch model
Klassieke conditionering
Operante conditinering
Sociaal leren
Globale kenmerken (cognitieve) gedragstherapie
- ontwikkelingsperspectief
- samenwerking met ouders, leerkracht en context
- gedragstherapie als probleemoplossend proces
- niet praten, maar doen
- de therapeut als coach
Drie diagnostische trajecten CGT
- minimale diagnostiek
- kort durende diagnostiek
- waar nodig utigebreide diagnostiek
Behavioristisch model
Visie
Gedrag is
…een functie van omgevingsinvloeden of van ervaringen uit het verleden.
…een uitkomst van een leerproces.
…is observeerbaar, meetbaar en analyseerbaar
…is te modificeren op basis van leerprocessen
Behavioristisch model
Kijk op probleemgedrag (3)
- gedrag wordt uitgelokt (klassiek)
- gedrag wordt gevolgd door positieve bekrachtigers (operant)
- gedrag wordt geimiteerd (sociaal leermodel, zelf-bekrachtiging)
Behavioristisch model (3)
Diagnositek
- (screening) vragenlijsten
- (Klinisch) interview
- Observatie en gedragsregistratie
Klassieke conditionering, algemene definitie.
Een voorheen neutrale prikkel wordt door een ervaring geassocieerd met een emotionele reactie.
Beh. model
Interventie gericht op de Sd
Generalisatie: de respons bij een bepaalde stimulus (Sd) generaliseert zich naar andere stimuli die een grote overeenkomst met de Sd vertonen.
Discriminatie: Hierbij leer je dat sommige stimuli (CS) wel gevolgd worden door de US en de UR en andere niet.
Klassieke conditionering: Extinctie
een verzwakking van de respons wanneer de geconditioneerde stimulus herhaaldelijk zonder de ongeconditioneerde stimulus wordt aangeboden.
Behavioristisch model (K)
Uitgangspunt behandeling
Klassieke conditionering: nieuwe betekeninssen waardoor het kind beter gaat functioneren.
Klassieke conditionering
BA: Uitlokkende stimulus
CS (conditionele stimulus)
Klassieke conditionering
BA: cognitieve representatie, onvoorwaardelijke stumulus
US-representatie
Klassieke conditionering
BA: cognitieve representatie, onvoorwaardelijk respons
UR-representatie
Klassieke conditionering
BA: conditionele respons (emotionele reactie als representatie van de associatie)
CR
Klassieke conditionering
Behavioristisch model (K)
Interventies (3)
- Exposure (CS): angsthierarchie en associaties verbreken door oefenen.
- Herevalueren US/UR-representatie: informeren, heretikettering, EMDR
- (CR) Angstbeheersing (anxiety managemnet, copinggedrag)
Operante conditionering
Gaat ervan uit dat in een specifieke situatie en onder specifieke omstandigheden een specifiek geformuleerd gedrag positieve gevolgen heeft voor de persoon
= post hoc hypothese