Hoorcollege 2 - ADHD Flashcards

1
Q

Heinrich Hoffman

A

Eerste dokter die iets van profiel van ADHD beschreef

Voor 1800 maakte niemand problemen van kinderen met ADHD gedrag (kinderen moesten werken)

Vanaf 1800 moesten kinderen naar school => beginnend opmerken van ADHD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sir George Still

A

Gaf lezingen waarin hij het had over kinderen met ‘abnormaal moreel gedrag’ zonder duidelijke intellectuele beperkingen

=> Ziektebeeld werd dus voor het eerst omschreven

Sommige kinderen slager er niet in om hun gedrag te beheersten, een defect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

George Bradley

A

Speelde een rol in de vroege ontwikkeling van de behandeling van ADHD

Ontdekte dat gedrag beïnvloedbaar is door medicatie (Benzedrine - stimulant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symptomen ADHD

A

A) Symptomen van onoplettendheid
B) Symptomen van hyperactiviteit en impulsiviteit
C) Symptomen moeten voor de leeftijd van 12 jaar aanwezig zijn (langer dan 6 maand)
D) Er moeten symptomen aanwezig zijn in 2 of meer situaties
E) De symptomen verstoren of verminderen de kwaliteit van sociaal, school - of beroepsmatig functioneren
F) De symptomen worden niet beter verklaard door een andere psychische stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

A) Symptomen van onoplettendheid

A

1) Weinig aandacht aan details
2) Moeite om hun aandacht erbij te houden
3) Ze lijken niet te luisteren als je hen iets vraagt
4) Volgen vaak instructies niet op
5) Moeite met organiseren
6) Moeite om zich lang te concentreren
7) Verliest vaak dingen
8) Gemakkelijk afgeleid door externe prikkels
9) Is vaak vergeetachtig

=> Er moeten minstens 6 van deze symptomen gedurende 6 maanden aanwezig zijn en niet passen bij het ontwikkelingsniveau van het kind

=> Bij adolescenten en volwassenen (17+) zijn er minstens 5 symptomen vereist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

B) Symptomen van hyperactiviteit en impulsiviteit

A

1) Beweegt vaak onrustig met handen of voeten
2) Staat vaak op in situaties waarbij er verwacht wordt dat hij/zij blijft zitten
3) Rent vaak rond
4) Kan vaak moeilijk rustig spelen
5) Is vaak ‘in de weer’ of handelt alsof hij/zij gedreven wordt door een motor
6) Praat vaak overmatig
7) Gooit het antwoord eruit voordat de vraag is afgemaakt
8) Moeite met beurt afwachten
9) Stoort vaak anderen of dringt zich op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

C) De symptomen moeten voor 12 jaar aanwezig zijn

A
  • Ze moeten langer dan 6 maand aanwezig zijn
  • De symptomen moeten in verschillende levensdomeinen tot uiting komen
  • De symptomen moeten het dagelijks functioneren verstoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Schoolse moielijkheden

A
  • Onderpresteren
  • Leerproblemen
  • Moeite om zich te concentreren
  • Opmerkingen krijgen van leerkrachten
    = Ontwikkelen faalangst, vinden het minder fijn op school
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sociale moeilijkheden

A
  • Emotionele reacties (snel emotioneel reageren)
  • Moeilijkheden onderhouden relaties en vriendschappen
  • Pesten en gepest worden
    = Weinig zelfvertrouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dagelijkse moeilijkheden

A
  • Vergeetachtigheid
  • Dingen verliezen
    Vb. Iemand kan vaak zijn sleutels kwijtraken, wat zorgt voor extra stress en vertraging in dagelijks functioneren
  • Verveling
  • Wanorde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Familiale moeilijkheden

A
  • Moeilijkheden met broers en zussen
  • Ouder - kind relatiemoeilijkheden
  • Ruzies en discussies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Laag zelfbeeld

A
  • Gevoel van onderpresteren
  • Moedeloosheid
  • (faal)angst
  • depressieve gevoelens

= Komt door minder mooie cijfers, opmerkingen van andere en ruzies waarin te terechtkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Professionele moeilijkheden

A
  • Uitstelgedrag en/of te snel beslissingen nemen
  • Jobhopping
    = Vaak van job wisselen
  • Werkloosheid

= Belemmert hun carrièrevoortgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Andere ontwikkelingsproblemen

A
  • Taal/spraak - motoriek
  • Lezen/schrijven/rekenen
  • Contactproblemen
  • Dyslectie
  • Dyscalculie
  • DCD (motorische stoornis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Risico mentale gezondheid

A
  • Antisociale gedragsstoornis
  • Meer kans op verslavingen
    Vb. schermverslaving
  • Middelengebruik
  • Depressieve stemmingen
  • Persoonlijkheidsproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Typologie

A

Verschillende types/vormen van een aandoening

17
Q

Typologie ADHD

A
  • Overwegend onoplettende presentatie
    => Symptomen van onoplettendheid
  • Overwegend hyperactief/impulsieve presentatie
    => Symptomen van hyperactiviteit/impulsiviteit
  • Gecombineerde presentatie
    => Symptomen van onoplettendheid én hyperactiviteit/impulsiviteit
18
Q

Verloop ADHD kleuter

A
  • Hyperactiviteit
  • Impulsiviteit
    => De schoolse verwachtingen op vlak van aandacht liggen nog erg beperkt
    = Beperkte negatieve effecten

! Wachten met diagnose tot na 5 jaar !
= Stabiliteit gedrag wordt groter

19
Q

Verloop ADHD lagere school

A
  • Typisch beeld komt tot uiting (verschil met kinderen zonder ADHD wordt duidelijker)
  • Gevaar ontwikkeling gedragsproblemen
20
Q

Verloop ADHD adolescentie

A
  • Afname zichtbare hyperactieve gedrag
  • Toename innerlijke onrust
  • Onoplettende type wordt nu zichtbaar
    => schooluitval of te laag diploma
  • Gevaar risicovol gedrag
    => 1 op de 5 anti - sociaal
21
Q

Verloop ADHD jongvolwassene

A
  • 1 op de 3 nog disfunctioneren
  • Vooral moeite met planning en inadequate tijdsplanning
  • Soms ook impulsieve aankopen en oververbaliteit
22
Q

verloop ADHD oudere leeftijd

A
  • Verlies van focus
  • Stemmingswisselingen
  • Moeilijker kunnen blijven stilzitten
23
Q

Verloop ADHD ouder

A
  • Meer negatief oudergedrag
    Vb. opvliegend reageren
  • Moeilijker om structuur te bieden aan kinderen

=> Kinderen van ouders met ADHD hebben 25% kans om ook ADHD te hebben