Hoorcollege 13 en 14 Flashcards

1
Q

Als basisvoorwaarde voor de attitude van de therapeut kan het trias van uitgangspunten gelden zoals dat indertijd door Carl Rogers geformuleerd werd:

A
  1. Een accurate en op de belevingswereld van de cliënt gerichte empathie.
  2. Onvoorwaardelijke acceptatie van die cliënt.
  3. Echtheid: De therapeut blijft tijdens het contact met de cliënt in contact met zijn of haar gevoelens.
    Door dit na te streven kan een klimaat van veiligheid en vertrouwen in de relatie worden gecreëerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een algemene doelstelling voor de geneeskunde is het bevorderen van een autonome leefwijze. Hij onderscheidt een aantal subdoelen:

A
  1. Anders en meer effectief omgaan met het ziekteproces en de gevolgen ervan.
  2. Ordenen en herordenen van de effecten van het ziekteproces in het dagelijks leven nu en op termijn.
  3. Trachten in de context van gezin en/of werk op een andere, meer ontspannen manier om te gaan met ook de sociale gevolgen van de ziekte.
  4. Pogen ondanks de ziekte en de effecten daarvan de eigen onafhankelijkheid te behouden en in welk geval te versterken.
  5. Pogen om door eigen inbreng het ziekteproces ten gunste te beïnvloeden waardoor of een betere kwaliteit van elven ontstaat of misschien zelfs levensverlenging te bewerkstelligen is.
  6. Screenen en ordenen van informatie die op een of andere wijze aan de ziekte is gerelateerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Steunende begeleiding:

A

het bijstaan van de cliënt in het gaan door moeilijke perioden, het bieden van een luisterend oor, het tonen van begrip en empathie voor de ervaren moeilijkheden, de verwerking van een moeilijk bericht, van verlies of verdriet, het voorbereiden op het eigen afscheid gedurende de stervensfase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een zorgmodel:

A

is een schematische weergave van een bepaald zorgdomein of een zorgpraktijk. Het biedt een overzicht voor zorgvoorzieningen voor een bepaalde doelgroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Protocol/strategie:

A

geprogrammeerde beschrijving van een te volgen volgorde van handelen en heeft het karakter van een voorschrift. Vaak toegespitst op een lokale situatie. Er worden dan uitgebreide praktische suggesties geboden voor de behandeling van een bepaalde diagnostische doelgroep of bepaalde groep behandelaars.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In het omgaan met beperkingen spelen diverse factoren een rol:

A

a. De fysieke beperkingen en klachten horend bij de chronische ziekte.
b. Appraisal (hoe je waardeert en interpreteert, positief of negatief) en coping
c. Locus of control
d. Aanvaarden en verwerken van de situatie
e. De sociale omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Perceived control (gevoel van controle)

A

is een aangeleerde verwachting dat resultaten afhankelijk zijn van iemands eigen keuzes en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De illusie van controle

A

houdt in dat zelfs in situaties waarin sprake is van aantoonbaar weinig controle, mensen de neiging hebben om hun gevoel van controle over situaties te overschatten.
Er zijn aanwijzingen dat alle vormen van behoud van controle de aanpassing bevorderen. Nog niet veel onderzoek naar gedaan weinig bekend over langtermijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Neurotisch behoud van controle (als persoonlijkheidstrek):

A

sommige patiënten hebben een perfectionistische instelling en zijn geneigd vanuit dit perfectionisme, waaronder vaak onzekerheid ligt, zaken onder controle houden. Zij stellen hoge eisen aan zichzelf en hebben een groot verantwoordelijkheidsgevoel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Chronisch laag gevoel van controle

A

houdt in dat het gevoel van controle al laag was voor de confrontatie met de ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fatalistisch verlies van controle

A

houdt in dat wanneer de situatie objectief gezien wel meevalt de patiënt dit niet als zodanig percipieert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

chronische ziekte en controle verlies

A

Bij een chronische ziekte is er in de meeste gevallen sprake van objectief controleverlies. Patiënten belanden in het medische circuit en worden daar op een bepaalde manier afhankelijk van. Zij kunnen op de diagnose, de prognose en de behandeling over het algemeen weinig invloed uitoefenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aangezien behoud van het gevoel van controle van belang is voor het welbevinden is het zinvol om op zoek te gaan nar mogelijkheden om het gevoel van controle te vergroten. Daar is het, in geval van een psychologische behandeling, van belang dat de therapeut aandacht geeft aan zowel de vorm als de inhoud van de interventies:

A
  1. Vorm: het is van belang dat de patent de regie krijgt in de therapie. Belangrijk is dat de psycholoog niet de zoveelste wordt in het rijtje behandelaars, maar een geheel eigen positie inneemt (zonder collega’s af te vallen). Het moet voor de patiënt duidelijk zijn dat de psychologische behandeling zelf optimale mogelijkheden tot sturing, dus controle, in zich heeft.
  2. Inhoud: inhoudelijk is de behandeling ook gericht op het vergroten van het gevoel van controle: afhankelijk van persoonlijkheidskenmerken en gepresenteerde controlemechanismen als illusie of compensatie, wordt in de behandeling gefocust op versterking van alle aanwezig controlemogelijkheden, het vergroten van het probleemoplossend vermogen of het veranderen van ondermijnende denkstrategieën.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voordelen illusie van controle:

A

geeft hoop en hou vast.
Nadelen illusie van controle: verdringing: patiënt kan niet ten volle tot zich doordingen hoe de zaken ervoor staan, maar klampt zich vast aan hoopgevend interventies.
interventie toepassen: Niet iemand met de neus op de feiten drukken, maar wanneer er een interventies toepassen waarbij emoties die zijn verdrongen open gelegd kunnen worden. Daardoor kan de angst en verdriet dat met zich mee brengt worden aanpakt, want die kosten veel energie. Hierdoor kan de patiënt rust en ruimte krijgen.
Een belangrijk punt wat kan voorvallen bij mensen met een illusie van controle is schuldgevoel wanneer de klachten erger worden. Hij of zij denkt dan dat hij of zij niet genoeg zijn best heeft gedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Compensatie:

A

hierbij wordt de focus afgewend van de oncontroleerbaarheid van de ziekte en gericht op mogelijkheden om op andere manieren controle te herwinnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Controle chronisch hoog:

A

bij patiënten die geneigd zijn om alles onder controle te houden, die een perfectionistische instelling hebben en zichzelf hoge eisen stellen, is de focus van de gesprekken gericht op het bijstellen van niet productieve gedachten, die vaak ten grondslag liggen aan dit perfectionisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Controle realistisch laag:

A

bij chronische ziekten zijn demogelijkheden om het beloop te beïnvloeden klein: de controle is dus realistisch laag. Herkenning ne erkenning zijn van belang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Controle fatalistisch laag

A

: patiënten die een sobere gedachten over het beloop van hun ziekte hebben, terwijl daar objectief gezien geen reden voor is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Valkuilen bij interventies:

A
  1. Tempo van de patiënt negeren: te snel doorgaan.
  2. Adviezen geven: de patiënt vraagt vaak heel direct om adviezen en leefregels om beter met de ziekte te leren omgaan. Een voor de hand liggende valkuil is dan om die adviezen te geven. Een dergelijke houding kan tot gevolg hebben dat de patiënt zich opnieuw afhankelijk voelt van een hulpverlener
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Probleem oplossend gedrag:

A

wanneer een cliënt denkt, dat bepaalde veranderingen in zijn leven weer ongedaan gemaakt kunnen worden dan raakt hij gemotiveerd tot probleemoplossend gedrag. Zijn emoties stuwen hem in die richting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Herinterpretaties:

A

zijn echter de veranderingen naar het idee van de cliënt onomkeerbaar, dan zal hij proberen de opgeroepen negatieve emoties te reduceren door anders tegen de situatie aan te kijken. Er kan spraken zijn van verschuiving van het referentiekader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Veel voorkomende emoties bij cliënten met een chronische aandoeningen zijn:

A

a. Angst: heeft betrekking op de onzekerheden met betrekking tot het ziekteverloop in de toekomst: meer fysieke beperkingen, beperkte toekomstverwachting, controle verlies en afhankelijkheid.
b. Gevoelens van afweer: deze komen voort uit het niet kunnen/willen accepteren van de situatie.
c. Woede: gevolg wanneer je de ziekte niet meer kan ontkennen, maar niet kan accepteren.
d. Verdriet: rouwreactie. Verandering onomkeerbaar en loslaten.
e. Moeite met acceptatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Vlucht- en of vermijdingsgedrag heeft een negatieve emoties tot gevolg.
Het onder ogen zien van de feitelijke situatie en het ondergaan van de daaraan verbonden emoties heeft uiteindelijk een toename van de positieve emoties tot gevolg.
Emoties zijn altijd gerelateerd aan een situatie (chronische ziekte). Zij worden in stand gehouden of versterkt door de cognities en gaan gepaard met de fysiologische, somatische uitdrukkingsverschijnselen. Een problematische interactie met de situatie uit zich primair via het voorkeurskanaal van de cliënt:

A
  1. Als niet te beheersen emotie
  2. Als onvermogen greep te hebben op bedreigende gedachten
  3. Als onaangename fysieke gewaarwording
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Doelstellingen: client en emoties

A
  1. het leren de emoties te reguleren
  2. De fysieke grenzen te leren accepteren
  3. En daarbinnen de resterende mogelijkheden optimaal te benutten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

interventies en emoties

A

Interventies

  1. Afleidingsstrategie: een storende emotie vloeit meer of mind weg door een alternatieve emotie te induceren.
  2. Confrontatiestrategie: d e emotie krijgt een plaats, maar wordt tevens gekanaliseerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

a. omgaan met angst en onzekerheid, interventies:

A
  1. Ontspanningsoefeningen
    Het is wenselijk om na te gaan of de cliënt ervaring heeft met ontspanningsoefeningen. Hierdoor kan een eventuele negatieve beeldvorming achterhaald en gecorrigeerd worden.
  2. Angstgevoelens hanteren
    Angst staat door de interpretatie van lichamelijk gewaarwordingen of door de onzekerheid met betrekking tot de toekomst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

De behandeling van angst kent 3 fasen:

A
  1. De eerste fase is het stilstaan bij de angstgevoelens en het opsporen van de aanleiding.
  2. De tweede fase is een evaluatiefase: gekeken wordt of de cliënt iets moet doen met de aanleiding.
  3. De derde fase is gericht op het couperen (stopzetten) van een angstopwekkend gedachtestroom.
  4. Het bieden van een geleide fantasie
    Bij sommige mensen blijft ondanks hun inspanningen, de angst behouden. Bij hen kan overwogen worden om in plaats van afleiding juist confrontatie aan te gaan. In een geleide fantasie worden vanuit een ontspannen houding fantasiebeelden opgeroepen welke de persoon meenemen naar een bepaalde ervaring.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

b. omgaan met afweer: confrontatie

A

Wil de cliënt een leven leiden dat voldoende kwaliteit heeft dan zal hij moeten komen tot acceptatie van zijn situatie. Dit kan bereikt worden door confrontatie (exposure) met zijn situatie en alle consequenties daarvan aan te gaan. Een belangrijk onderdeel daarvan is ook het toestaan van de emoties die dit oproept. Deze emoties vormen een belangrijke stap naar de acceptatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

c. omgaan met woede en verdriet

A

Constant ervaren van discrepantie tussen de oude situatie en de nieuwe, i.p.v. het nieuwe als referentiepunt te houden. Jezelf confronteren en het verwerken van de situatie. Ook moeten de opgeroepen emoties alle ruimte krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

d. acceptatie van fysieke beperkingen

A

Door confrontatie kan de cliënt komen tot acceptatie van de fysieke beperkingen. Ook het concrete aanpassen van het dagelijks bestaan aan deze beperkingen. Allereerst moeten in dit verband belemmerde cognities opgespoord en gezocht worden naar meer rationele. Daarna kan door zelfobservaties begonnen worden met het verkennen van de nieuwe, beperkte grenzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

e. evaluatie van behandeling

A

Juist omdat de interventie gericht is op het hanteren van emoties, is het belangrijk aan het begin van elke sessie de ervaring met huiswerkopdrachten en het effect daarvan te bespreken.

32
Q

disfunctionele cognities

A

Disfunctionele cognities, gedachten over het leven met een chronische ziekte, zullen resulteren in en toename of verergering van het lijden van de patiënt.

33
Q

Holistisch perspectief:

A

we beschouwen psychologisch en somatisch functioneren als een ondeelbare eenheid. Vervlochten geheel van facetten. Psychische factoren beïnvloeden lichamelijke sensaties en reacties en andersom.

34
Q
Cognitieve gedragstherapie (CGT)
Aaron Beck, een van grondleggers van CGT beschrijft dat cognitieve therapie:
A
  1. is gebaseerd op het cognitieve model van psychopathologie: door gedachten te beïnvloeden worden gevoelens en gedragingen beïnvloed.
  2. probleem georiënteerd is.
  3. kortdurend, gestructureerd en directief (richtinggevend) is.
  4. gebaseerd is op een didactische (lerend) benadering van de patiënt en steunt sterk op huisopdrachten.
  5. gebaseerd is op een goede therapeutische relatie.
  6. uitgaat van een ‘collaborative empiricism’ tussen patiënt en therapeut; de patiënt en de therapeut onderzoeken samen wat realistische en functionele opvattingen zijn.
  7. Gebruik maakt van de socratische methode, dat wil zeggen van een wijze van vragen waarin de gedachtegang van de patiënt ten volle tot uiting komt.
    De cognitieve therapie gaat uit van het primaat van cognitieve processen, dat wil met name zeggen: de betekenis die iemand aan situaties verleent.
    Gaandeweg de cognitieve therapie wordt de patiënt uitgedaagd om de eigen gedachtegangen te bekijken en om te toetsen of dit de enig denkbare gedachtegang is.
35
Q

Binnen de cognitieve wordt een duidelijke structuur binnen de sessies en over de sessies geen gehanteerd. Zij kent een gefaseerde aanpak waarbij pas naar een volgende stap wordt gegaan als de vorige is afgehandeld. Over het geheel van ene behandeling kunnen de volgende fasen onderscheiden worden:

A
  1. Algemene taxatie (waardebepaling)
  2. Vaststellen behandeldoel
  3. Uitleg rationale
  4. Taxatie van cognitie
  5. Cognitieve interventies
  6. Evaluatie
  7. Afsluiting
    Het belang van cognitieve therapie voor de behandeling van patiënten met chronisch somatische aandoeningen bestaat dus vooral uit het in kaart brengen en veranderen van de mogelijk disfunctionele visie en beleving van de gevolgen van het lichamelijk lijden.
    Het lijden aan een ziekte kan mogelijk minder zwaar worden, als een patiënt leert alternatieve, minder extreme of negatieve gedachten over de aard, oorzaken of gevolgen van zij ziekt te overwegen, zonder voorbij te gaan aan de realiteit van de ziekte.
36
Q

De taxatie van de problematiek bij een patiënt met een chronisch somatische aandoening kan het best vanuit een multidimensionaal perspectief plaatsvinden. Mayou et al onderscheiden de volgende vijf dimensies:

A
  1. Somatische symptomen
  2. Mentale toestand
  3. Cognities
  4. Gedrag en functionele beperkingen
  5. Pathofysiologische stoornissen
37
Q

We kunnen een onderscheid maken tussen indicaties die direct betrekking hebben op de chronisch-somatische aandoeningen en indicaties die te maken hebben met problematiek die indirect gerelateerd is aan deze aandoeningen:

A
  1. Direct indicaties: betreffen opvattingen en gedragingen ten aanzien van de ziekte en de prognose daarvan, alsmede de adaptatie aan de veranderde lichamelijke situatie.
  2. Indirecte indicaties: betreffen opvattingen over de omgeving, allerhande levensgebieden, de persoonlijke toekomst en die van belangrijke anderen in relatie tot de aanwezigheid van ziekte.
    De omvang van de behandeling en de directiviteit van de therapeut zullen afhangen van bijvoorbeeld het intelligentieniveau, het introspectief vermogen of de aanwezigheid van hersenletsel.
38
Q

Behandelrationale vier onderdelen en bijebehorende dingen

A

lpvraag: patiënten met chronisch-somatische aandoeningen zullen zich doorgaans in het medische circuit vinden. In de meeste gevallen zal de verwijzing bescheiden door een medicus die een psychologische bemoeienis als een complementair onderdeel van de medische aanpak beschouwt.
b. doelstellingen:
1. duidelijk maken aan de patiënt: Het gaat om het veranderen van disfunctionele opvattingen over onder andere de chronische ziekte en gezondheid.
2. De afname van de psychische klachten is hert doel van de cognitieve therapie.
3. Er moet duidelijk worden gemaakt dat het de psycholoog niet te doen is om een afname van de lichamelijke klachten als dusdanig.
4. Er moet duidelijk worden gemaakt dat het te simplistisch is om te denken dat de lichamelijke klachten een gevolg zijn van psychologische klachten.
c. uitleg van de behandelrationale
Een van de eerste en belangrijkste stappen bestaat eruit om de patiënt in te wijden ofwel te socialiseren in het cognitieve model. Ineen interactief en didactisch contact stelt de therapeut zich tot doel om bij de patiënt het inzicht te bevorderen in de rol die gedachten en opvattingen spelen bij het psychisch onwelbevinden. Dat onwelbevinden kan direct te maken hebben met de lichamelijke aandoening, maar ook met de gevolgen daarvan.
Er wordt uitgelegd dat sterke negatieve emoties samenhangen met bepaalde opvattingen in een situatie. Deze opvattingen worden negatieve automatische gedachten genoemd omdat deze automatisch onopzettelijk en zonder expliciete inspanning voorkomen denkgewoonten.
d. cognitieve taxatie: wanneer de behandelrationale is uitgelegd en bepregen zal het de patiënt duidelijk worden dat het belangrijk is om de cognities rondom zijn of haar eigen chronische aandoening op te sporen. Men moet leren om een onderscheid te maken in gevoelens en gedachten. Dit kan aan de hand van ABC schema:
A Activating event (de gebeurtenis)
B Belief (de gedachte of opvatting)
C Consequenties (de emotionele en gedragsmatige gevolgen)

39
Q

Interventie CGT

A

a. structuur binnen de sessies van CGT
In een beperkt aantal sessies onderzoekt de patiënt samen met de therapeut zijn of haar disfunctionele opvattingen op hun houdbaarheid en worden ze uitgedaagd. De opbouw is doorgaan planmatig en gestructureerd. Per sessie wordend de volgende componenten onderscheiden:
1. agenda opstellen
2. bespreken van het huiswerk
3. uitdagen van disfunctionele gedachten, via verbale of gedragsmatige technieken.
4. afspreken van nieuw huiswerk
5. samenvatten en feedback van de patiënt
b. modificatie van cognities
Een groot deel van de cognitieve behandeling bestaat uit het uitdagen van disfunctionele opvattingen. Via de al genoemde socratische dialoog, onderzoeken patiënt en psycholoog in hoeverre de specifieke gedachten onjuist irrationeel, overdreven, onlogisch, ongetoetst of simpelweg onhandig zijn. Socratisch dialoog houdt in dat je kritisch moet kijken naar je kennis en opvattingen. Het zoeken naar niet rationele gedachten is disconfirmatie. Als patiënt erachter is gekomen wat zijn niet rationele gedachten zijn kan men overgaan naar confirmatie zoeken van functionele, rationele of behulpzame gedachten.
De volgender stap bestaat eruit om de nieuwe gedachten te oefenen. Situaties worden opgezocht of nagebootst gedragsexperiment.
c. evaluatie en afsluiting
evaluatie in termen van de concreet gestelde doelen.
d. tijdpad
Cognitieve therapie kent een gestructureerd aanpak die doorgaans tijd gelimiteerd is.
e. valkuilen
- Het verzanden van een nietes-welles discussie over de vraag of gedachten gevoelens veroorzaken of andersom.
- Wanneer de therapeut de patiënt gaat geruststellen wanneer deze zich bezorgd of angstig toont. Geruststellende uitspraken zoals ‘het zijn deskundige artsen die u gaan opereren’ zorgen ervoor dat de verontrustende cognities van de patiënt blijven liggen, neemt ze eigenlijk niet serieus.
f. therapeutisch contact
Contacten met artsen zijn in vergelijking met die bij een psycholoog veel directiever en adviezen dienen opgevolgd te worden. Een psycholoog gaat meer uit van een actieve en coöperatieve rol van de patiënt, laten meer ruimte voor het eigen inzicht en voor het ontdekken van adviezen aan zichzelf.

40
Q

Een aantal eisen voor het uitvoeren van een socratische dialoog:

A
  • De therapeut moet vragen stellen waarop de patiënt een antwoord kan geven.
  • De vragen hebben een impliciet of een expliciet doel zoals het exploreren van een centrale gedachten of het herformuleren van gedachten.
  • De vragen openen onderwerpen i.p.v. afsluiten.
  • De patiënt moet zich niet ondervraagd voelen door de therapeut en dat kan alleen wanneer deze werkelijk de ervaring van de patiënt wil begrijpen.
  • Het gaat niet om de juiste vragen, maar veeleer om een belangstellende en explorerende en modificerende attitude van de therapeut.
41
Q

lichaamsbeeld en lichaamsbeleving

A

Het lichaamsbeeld: het beeld dat hij van zijn lichaam heeft
Lichaamsbeleving: de wijze waarop iemand zijn (zieke) lichaam beleeft
Zijn sterk wederzijds afhankelijk van elkaar.
Wanneer door de ziekte het lichaam veel aandacht opeist is de zelf en lichaamsbeleving nauw verweven. Hoe iemand zijn zieke lichaam en zichzelf beleeft, heeft behalve met die aandoening ook veel te maken met hoe iemand in elkaar zat voordat hij ziek werd.
In de cliënt gerichte benadering neemt het lichaam een centrale plaats is, omdat de gevoelsverandering geacht worden vooral plaats te vinden op lichamelijk niveau.
Het lichaamsbeeld, lichaamsbeleving en het zelfbeeld zijn voortdurende processen en geen vaststaande gegevens. Juist als deze processen stagneren is er een probleem.
Een van de uitgangspunten van de cliënt gerichte benaderingen is dan ook om deze stagnatie op te heffen. Dit kan onder anderen door stil te staan bij de lichamelijke beleving, bij wat een situatie, gedachte, of gewaarwording gevoelsmatig voor betekenis heeft, wat het lichaam ‘doet’ benadrukt dat deze beleving altijd een lichamelijk gevoelde betekenis is felt sense.

42
Q

unfolding the wisdom of the body

A

Volgens Gendlin weet het lichaam hoe ervaringen en problemen aanvoelen en wat de essentie ervan is: unfolding the wisdom of the body. Dit is heel anders dan wat cliënten doen. Zij luisteren niet naar de signalen van het lichaam, maar worden er helemaal door in beslag genomen door pijn of beperkingen. Iemand is de ziekte, in plaats van dat hij de ziekte heeft.
Er is altijd een wisselwerking tussen somatische en psychische processen maar er is zeker geen lineaire causaliteit.
De cliëntgerichte interventie is vanaf het eerste moment veranderingsgericht. Als de cliënt met een chronisch lichamelijke aandoening psychologische hulp vraagt is het daarom van belang direct in het eerste gesprek de cliënt tegemoet te treden vanuit een Rogeriaanse attitude: aanvaardend, empathisch en congruent (overeenstemmend).

43
Q

Gedurende de behandeling worden de interventies steeds bepaald door een viertal kernthema’s die overigens veel met elkaar te maken hebben:

A

de relatie van de client met zijn ichaam, de relatie tussen lichamelijke sensaties en emoties, de relatie van de client met zichzelf zijn zelfbeleving en contact met zijn beleveingswereld zelfbeeld en zelfexploratie, 4. de relatie

44
Q
  1. de relatie van de cliënt met zijn lichaam
A

Door een te sterke preoccupatie met de ziekte wordt de cliënt passief in beslag genomen. Door interventie kan mens zich actief gaan richten op verschillende lichaamsdelen waar men last van heeft. Ook moet je luisteren naar lichaamssensaties: luisteren naar pijn i.p.v. niet willen voelen of hoe erg je leven wordt beïnvloed. Door de cliënt te helpen de aandacht te richten op de lichamelijk gevoelde betekenis van een situatie, kan de cliënt beter leren luisteren naar zijn lichaam, naar wat deze ziekte voor hem betekent, naar de lichamelijk gevoelde betekenis van de ziekte of handicap.

45
Q
  1. de relatie tussen lichamelijke sensaties en emoties:
A

het verschil zien tussen lichamelijke sensaties die behoren bij de somatische aandoening en lichamelijk sensaties die behoren bij emoties (angst geeft ook lichamelijke reacties)

46
Q
  1. de relatie van de cliënt met zichzelf, zijn zelfbeleving en contact met zijn belevingswereld, zelfbeeld en zelfexploratie
A

De hulpverlener kan door een actieve acceptatie en empathie de roep om aandacht voor effecten van de ziekte vervullen en daarna de cliënt ertoe bewegen ook andere aspecten van zichzelf te ontdekken en het ervaringsproces weer in beweging te brengen. Zo kan een meer realistisch en positiever zelfbeeld worden ontwikkeld.

47
Q

Valkuilen

A
  • Patiënten kunnen gemakkelijk in afhankelijkheidsrelaties terecht komen.
48
Q

Conclusie
Werkend vanuit een cliëntgerichte benadering bij mensen met een chronisch-somatische aandoening, wordt de lichaamsbeleving en de beleving van lichamelijk klachten als uitgangspunt genomen.
Doel is een psychotherapeutisch proces op gang brengen waarin de cliënt:

A
  1. in toenemende mate in contact kan treden met het eigen lichaam en de eigen lichaamsbeleving.
  2. een adequate afstand tussen ik en mijn ziekte ontwikkelt, waarbij lichaamssensaties onderscheiden kunnen worden van lichamelijk gevoelde emoties.
  3. kan groeien in een doorgaand proces van zelfbeleving en zelfexploratie, waardoor eigen gevoelens, behoeften en wensen herkent en actief gebruikt kunnen worden.
  4. inzicht ontstaat in de rol die de ziekte speelt in de relatie van de cliënt met belangrijke anderen.
49
Q

Rogeriaanse atitude:

A
  • Echtheid
  • Respectvolle acceptatie
  • Empathie
50
Q

stress

A

Stress: een disbalans tussen draagkracht en draaglast.
Stress kan ook beschreven worden als: de aanpassingsreactie van ons lichaam in situaties die als bedreigend of als uitdagend worden ervaren
Ongezonde stressreactie: als er teveel maar ook als er te weinig stress is, kan leiden tot geringe prestaties.

51
Q

Proces hoe de stressreactie verloopt (het biologische aanpassingsmechanisme genoemd):

A
  1. De alarmfase, eerste confrontatie met stressor. Lichaam in staat van paraatheid
  2. De weerstandfase, reactie wordt toegespitst op de aard van de situatie
  3. Herstel/ uitputtingsfase, lichaam weer tot rust of juist niet (dan ongezonde stress)
52
Q

Assessment en diagnostiek

Oorzaken stress

A

Privé leven: levensgebeurtenissen (huwelijk, overlijden, chronische ziekte), langdurige vervelende situatie (beperking als gevolg ziekte, conflict buren, opvoedingsproblemen, verandering relatie), opeenstapeling van kleine alledaagste problemen.
Werksituatie: niet meer kunnen werken, inkomstvermindering, commentaar/opmerkingen collega’s, overbelasting, toekomstonzekerheid, te geringe autonomie.
Eigen persoonlijkheid: geen rust nemen, snel zorgen maken, hoge eisen stellen, veel dingen tegelijk doen, moeite met hulp vragen, moeite met grenzen aangeven, slechte leefgewoonte.
Algemene maatschappelijke ontwikkeling: verhoging eigen bijdrage ziektekosten, werkloosheid, steeds hogere eisen m.b.t scholing, hoog leeftempo.
Belangrijk om de specifieke stressoren van een persoon in kaart te brengen, dit kan door middel van een stress-dagboek.

53
Q

Behandelrationale stress

A

Mensen reageren verschillend op stress, sommige gaan meer of juist minder eten, drinken, roken. Op korte termijn kan dit positief effect geven maar op lange termijn geeft het alleen maar meer stress. Bij mensen met een chronische ziekte is de conditie vaak al verminderd als gevolg van de ziekte. Het is dus erg belangrijk om ongezonde leefgewoonte te beperken. Door middel van een dagboek kan bij patiënten in kaart gebracht worden wat hun ongezonde leefgewoontes zijn. Belangrijk om heldere en concrete doelstellingen gemaakt worden.
Mensen met chronische ziekte is de draagkracht in het beste geval hetzelfde en anders afgenomen. Er komen klachten als angst, somberheid, gevoelens van hulpeloosheid en uitputting. Het is belangrijk dit klachtenpatroon te zien als stress gerelateerde klachten. Door deze benadering is dat de klachten gelegitimeerd worden vanuit de ziektesituatie en niet gezien wordt als iets zwaks.
Stressmanagment heeft tot doel het handhaven c.q. herstellen van de balans tussen de draagkracht en de draaglast. Het zijn meerdere technieken die op verschillende aspecten ingrijpen.
Stressmanagment kan in groepsinterventies maar ook individueel. Het bevat een theoretisch deel waarbij ingegaan wordt op het herkennen van eigen stressoren, en stressreacties enzovoorts en een praktisch deel waar geleerd wordt hoe je met bepaalde technieken stress kan bestrijden.

54
Q

Interventies: sstress 5 onderdelen

A
  1. Bewustwording van manieren van omgaan met stress
    - Leren wat effectieve manieren zijn en wat niet
  2. Aanleren van een goede ontspanningstechniek
    - Verminderen van de lichamelijke reactie op stress
  3. Vergroten probleemoplossend vermogen
    - problem solving training: probleembeschrijving, brainstormen, evaluatie, kiezen oplossing
  4. Versterken sociale vaardigheden
    - subassertief (over je heen laten lopen) agressief , assertief (respect voor anderen maar wel opkomen voor zichzelf)
  5. Veranderen van ongezonde leefgewoonten
    - Beperkt, haalbare, positief te stellen, helder en concreet
55
Q

systeemtherapie

A

Als iemand in een gezin een chronische ziekte heeft, heeft dit veel impact op de andere gezinsleden. De ziekte wordt als het ware een extra lid van de familie. Er wordt te weinig aandacht besteed aan de familieleden. Als er iemand in het gezin een chronische ziekte heeft dan doorloopt het gezin verschillende ontwikkelingsfase. Bij aanvang van de ziekte kunnen de taken die horen bij deze ontwikkelingsfase nog wel uitgesteld worden. In de chronische fase is dit niet meer mogelijk. Na de acute fase is het gezin weer op zich zelf gesteld en zal de management van de ziekte gecombineerd moeten worden met de normale taken. Als bepaalde dilemma’s niet opgelost worden dan bestaat de kans dat een gezin bevriest in 1 van ontwikkelingsfasen. Het gezin moet dus een nieuwe structuur gaan gebruiken want de oude is niet meer bruikbaar door de ziekte. Systeemtherapie is hier erg geschikt voor.
Systeemtherapie richt zich op de wisselwerking tussen individuen en de interacties tussen deze.

56
Q

psychoeducatie gezin

A

Psycho-educatie: het gezin werd hierin benaderd als een groep met een gemeenschappelijke opgave: leren leven met de aandoening, die een van de leden heeft getroffen.
Een systeemtherapeutische benadering van gezinnen die geconfronteerd zijn met een ziekte is dus gericht op interactiepatronen, psycho-educatie en relevante thema’s rond ziekte en op medische-ethisch gekleurde systeemconflicten.

57
Q

Assessment en diagnostiek
Belangrijk om zo vroeg mogelijk hulp te bieden aan een gezin met chronische ziekte. Voorkomen is beter als genezen. Er kan voorlichting, een luisterend oor of gerichte doorverwijzing geboden worden. Als dit niet voldoet dan is er een volgende stap: specifieke psychologische hulp in de eerste of tweede lijn. Primaire hulpverleners moeten goed op de hoogte zijn van de risicofactoren op gezinsniveau. De ziekte dient niet alleen op biomedisch maar ook op psychosociaal niveau in kaart te worden gebracht. Rolland heeft een model bedacht om ziektes in kaart te brengen, om zo te kunnen zien wat risico’s zijn voor de ontwikkeling van het gezin als systeem en van haar individuele leden te kunnen overzien. 3 elementen heeft dit model:

A

het type ziekte, de fase van de ziekte en het stadium van de levensloop van het gezin.
De type ziekte bestaat weer uit 3 assen: de aanvang(acuut of geleidelijk) het verloop ( progressief, stabiel of recidiverend) en de uitkomst (invloed op de levensduur en de mate van invalidering zoals verandering in persoonlijkheid)
De tweede fase is de fase van de ziekte: er is sprake van een crisis, een chronische of terminale fase.
De derde fase betreft de stadia van de levensloop van het gezin. Deze worden vaak onderscheiden naar leeftijdsgebonden fasen: pas samenleven paar, gezin met jonge kinderen, kinderen op de basisschool, kinderen op de middelbare school, het lege nest, de oude dag. Maar bij dit model wordt er onderscheid gemaakt tussen overheersende kracht (carrière maken, adolescenten die het huis uitgaan) en aantrekkingskracht (net gehuwd, kleine kinderen, pensionering). Dit wordt ook wel centripetale (aantrekkende kracht) of centrifugale (overheersende kracht) krachten genoemd.

58
Q

Behandelrationale somatische ziekten

A

Vaak worden somatische ziekte aanvankelijk niet gezien als directe aanleiding voor het aanmelden bij een tweede lijn van de geestelijke gezondheidszorg. Door de patiënten zelf maar ook door de intakers wordt het vaak niet herkend. Vaak na een tijdje komen ze er pas achter dat er iemand in het gezin een chronische ziekte heeft en hierdoor de balans verstoord is en voor problemen heeft gezorgd. Gezinnen moeten een nieuwe oplossing verzinnen voor problemen. De therapeut zal met het gezin samen tot een oplossing moeten komen.

59
Q

Wie is de cliënt: aan welke gezinsleden moet hulp worden geboden?

A

Het is essentieel dat de therapeut er van meet af aan zeer duidelijk over is dat niet oorzaken van de problematiek maar de gevolgen voor de onderlinge relaties aandacht behoeven en dat de oplossing het beste gezamenlijk gezocht kunnen worden. Er is vaak weerstand vanuit een gezin om weer extra hulp in te roepen. Ze zijn vaak al veel tijd kwijt aan huisarts fysiotherapie en thuiszorg enzo. Vaak zitten ze niet op te wachten om ook nog een psycholoog erbij te betrekken en weer heel hun verhaal te moeten doen. Vaak willen ouders ook kinderen zo min mogelijk betrekken bij de ziekte, ze zorgen dat de kinderen er zo min mogelijk van merken. Maar het is juist belangrijk om de kinderen erbij te betrekken zodat de emoties gedeeld kunnen worden. Verder is het ook belangrijk om de opa’s en oma’s bij het proces te betrekken omdat die toch een belangrijke rol hebben.

60
Q

Keuze van doelstellingen

A

Om tot een behandelovereenkomst te komen moet er onderhandeld worden over een haalbaar behandeldoel. Erg belangrijk is om de cliënt te laten erkennen dat met een nieuw evenwicht zal moeten zoeken. Een nieuw duurzaam evenwicht in het gezinsleven zal ontwikkeld moeten worden. Belangrijk om tot dit doel te komen is in gesprek te gaan met het ouderpaar, maar zo mogelijk met het hele gezin.

61
Q

Contra-indicaties en valkuilen.

A

Systeemtherapie is erg flexibel qua inhoud als qua context. Dus zijn er niet echt contra-indicaties. Wel zijn er een paar valkuilen: ervoor waken te rigide de aanwezigheid van beide partners en/of gezinsleden bij alle gesprekken te eisen. Verder moet de therapeut nooit op enkele wijze een belanghebbende partij zijn.

62
Q

interventies gezin

A

Interventies
De assessment met een gezin is al een soort interventie, hierna wordt gekeken naar de aard van de stagnatie deze bepaald de inhoud van de interventie. Er zijn structurele interventies, deze zijn gericht op verandering van de organisatie van het dagelijkste gezinsleven en interventies die gericht zijn op de cognitie van de gezinsleden en hun verschillen in betekenisgeving.

63
Q

Interventies gericht op het opheffen van de stagnatie.

A

De therapeut zal het gezin moeten helpen de energie te besteden aan factoren die beïnvloedbaar zijn. In plaats van de machteloosheid op te voeren door onbeheersbare factoren onder controle te willen krijgen. Het ordenen van deze situatie vergroot bij het gezin het inzicht hierin.

64
Q

Interventies in de structuur van het gezin

A

Deze zijn concreet en gericht op een verandering van de organisatie van het dagelijkste gezinsleven. Er kan bijvoorbeeld taken toe worden gedeeld aan iedereen in het gezin. Dit moeten expliciet gedelegeerd worden en passen bij de leeftijd. Impliciete verantwoordelijkheden brengen het risico met zich mee dat een kind zelf voortdurend op moet letten welke hulp verreisd is.
Wanneer er hulp van een kind gevraagd wordt bij persoonlijke verzorging worden al snel grenzen van fysieke en emotionele intimiteit overschreden. (vader helpen naar de wc gaan). Het is nodig dat de ouders de kinderen zorgvuldig, gefaseerd inlichten over aard en prognose van de ziekte. Ouders dienen de hiërarchische leiding in het gezin te hebben, niet de ziekte of het kind.
Er moet een balans gevonden worden tussen geven en nemen. Ook is het belangrijk dat partners niet dingen doen voor de bestwil van de zieke partner omdat dit een negatieve werking heeft. Partners moeten ook hun eigenbelang naar voren brengen. Zieke partners zijn vaak meer bereid zich te schikken ter wille van de belangen van de partner dan voor een ‘eigen bestwil’ die niet herkend wordt en als betutteling wordt ervaren.

65
Q

Cognitieve interventies

A

Deze zijn gestoeld op het principe dat niet de feiten maar de betekenis die aan de feiten worden gegeven bepalend is voor de emoties die er uit voortkomen. De systeemtherapeut kan met het gezin diverse typen belemmerende cognities opsporen om deze zo nodig te kunnen herzien. Elk gezin is eigenlijk intercultureel. Er zijn altijd verschillen in opvattingen. Deze kunnen belemmerend zijn in het ziekteproces. Er zijn ook sekse specifieke verschillen. Bij mannen word de ziekte meestal objectief beschouwd. Bij vrouwen wordt het subjectief beschouwd. Ook ervaren mannen meer stress als ze zelf ziek zijn en vrouwen is er weinig verschil of ze zelf of de partner ziek zijn.
Het is belangrijk om kinderen gerust te stellen als er iemand ziek wordt in het gezin, ze hebben geen enkel aandeel in het ontstaan en het beloop van de ziekte. Schuldbeladen cognities moeten zo snel mogelijk opgespoord worden en ontzenuwd worden.
Veel kinderen lijden aan survival guilt als een gezinslid ziek is, ze voelen zich schuldig dat hun niet ziek zijn en willen daarom geen plezier meer hebben in het leven uit medelijden en solidariteit tegen over het zieke kind.

66
Q

partners en chronisch ziekte

A

Ook bij de partner zal er veel verandering komen in het leven als iemand chronisch ziek is. Voor partners is het zeer problematisch om de consequenties voor het eigen leven serieus te nemen en om hier openlijk met de patiënt of met andere personen uit de omgeving te praten. Vaak onderkennen ze hun eigen behoefte niet. Ze vinden dat de partner het zwaarder heeft dus willen ze zelf niet met hun problemen aan komen zetten. In de omgeving geeft men ook vaak alleen aandacht aan de zieke en niet aan de partner. De behoefte van de zieke gaat over het algemeen elke keer voor, hierdoor verwaarloosd de partner zijn eigen behoefte. Ook word de partner vaak een soort hulpverlener maar heeft ook de rol als mede-betrokkene. Het is moeilijk om hier evenwicht in te vinden en de eigen grenzen te bepalen. De partner krijgt ook een extra belasting, hij zal een stuk meer taken erbij moeten doen. Deze moeten week in week uit gedaan worden. Dit kan leiden tot lichamelijke en psychische klachten. Het is ook erg lastig voor partners om hulp te vragen aan de omgeving. Ze hopen dat de omgeving zelf hulp komt bieden. Over het algemeen tonen vrouwelijke partners van chronische patiënten meer tekenen van overbelasting, dit kan komen door hun meer emotionele betrokkenheid. Ook gaan vrouwen snel in de moederrol en gaan hun partner ‘moederen’.

67
Q

Assessment en diagnostiek
De problematiek van een partner van een chronisch zieke wordt gezien als gewone levensproblematiek die niet vraagt om professionele psychologische begeleiding. Er is echter een kleine groep partners die het in de thuissituatie niet redden. Die krijgen op den duur een soort burn-out. Partners beginnen vol idealisme en betrokkenheid aan hun taak, met een neiging om onvoldoende ruimte en autonomie voor zichzelf te behouden. Ze hebben moeite met de balans tussen tijd spenderen aan zichzelf en tijd aan de partner. Ook nemen ze geen tijd om dingen te verwerken. Tevens hebben ze geen plek waar ze zich kunnen uiten en waar ze zich gesteund voelen. Dit kan leiden tot chronische overbelasting, frustratie, isolement, uitzichtloosheid en verlies van perspectief (burn-out). Eenmaal bij de psycholoog moet deze in kaart brengen wat de problematiek is van de partner. Er zijn 4 aandachtsgebieden wat de psycholoog als uitgangspunt kan gebruiken:

A
  • De gevolgen van de ziekte voor de eigen identiteit en levensloop
    Bijvoorbeeld als partner thuis komt te zitten door de ziekte of als bepaalde aspecten van de relatie wegvallen ( samen wandelen, op vakantie gaan, uitgaan) leeftijd en hoe de partner ermee om is gegaan zijn belangrijke componenten.
  • De gevolgen voor de partnerrelatie
    De kwaliteit van de relatie is een belangrijke factor om de situatie aan te kunnen
    Verschillende verwerkingsstrategieen kan een bron zijn voor een conflict.
    Er kan een hulpverlenersrelatie komen i.p.v. een partnerrelatie.
    Het karakter of uiterlijk van de zieke kan ook veranderen dit kan zwaar vallen.
  • De belasting in het dagelijks leven
    Ligt erg aan in welke fase de zieke zit.
    Vaak de emotionele taken (troosten, helpen met beslissingen) zijn vaak zwaarder dan concrete taken.
  • De omgang met alles wat de ziekte met zich meebrengt
    De partner krijgt opeens te maken met een vaak onbekende zeikte en met een metgezel die verontrustende klachten heeft. Dit kan angstgevoelens oproepen, irrationele angsten, schrikbeelden. Het is belangrijk te weten welk beeld de partner van de ziekte heeft en de klachten. Vaak schatten ze de klachten van de zieke hoger in dan dat de zieke doet. Partners voelen zich vaak erg machteloos, dit kan leiden tot boosheid op de ziekte, neiging tot ingrijpen en verantwoordelijkheid willen overnemen, inroepen van de dokter tegen wens van de zieke partner in. Het is belangrijk dat de partner genoeg informatie krijgt en er open voor staat.
68
Q

Behandelrationale en doelstellingen partners en chronisch zieken

A

Partners hebben moeite om hulp te vragen, en vaak wordt dit ook pas in een laat stadium gedaan.
Als er eenmaal een hulpbehoefte is vanuit de partner is dit vaak niet voor hun zelf, ze vragen dan hulp voor hun zieke partner, maar deze hulp zal indirect een belangrijke ondersteuning vormen voor hun zelf. Het is belangrijk dat de hulpverlener alert zijn hierop: bij welke hulp is de partner in deze situatie het meest gebaat? Is er eigenlijk behoefte aan intensivering van de hulp aan de patiënt of is er specifieke hulp voor de partner zelf aan de orde?

69
Q

Interventies en technieken
Er kunnen 4 uitgangspunten geformuleerd worden, hierop zou de partner alert moeten zijn en op anticiperen wanneer de partner ziek wordt.

A
  1. Het verwerken en inpassen van de ziekte in eigen leven
    =soort rouwproces. Belangrijk om eigen behoeftes serieus te nemen en te leren voldoende autonomie en ruimte voor zichzelf te hebben.
  2. Het behouden van een wederkerige open partnerrelatie
    =leren beleving van de ziekte te delen, deze niet hele tijd ontzien en sparen
  3. Het terugdringen of voorkomen van overbelasting
    = is per individueel verschillend, moet gekeken worden waar de knelpunten liggen
  4. Het zowel partner als hulpverlener zijn
    = belangrijk dat partner ook voldoende informatie heeft, goed als de partner mee gaat naar alle consultaties, goede communicatie ontwikkelen tussen partner en arts. Verder zal de partner ook grenzen moeten trekken qua hulpverlenen.
70
Q

Het zou dus goed zijn om een afgestemde ondersteuningsvorm hebben voor partners. Hierbij zal het accent liggen op de omgang met het thema ‘autonomie en verbondenheid’ en op het leren communiceren met de ziekte, de naaste omgeving en de hulpverleners over de eigen behoefte. Interventies hierover zouden kunnen zijn:

A
  • Het benoemen en toe-eigenen van de eigen gevoelens
  • Het stimuleren concrete stappen te zetten om de eigen autonomie te bevorderen
  • Het stimuleren hulp te vragen
  • Het stilstaan bij de persoonlijke waarden en de confrontatie met de knelpunten in de huidige situatie
  • Het bewust maken van de gevolgen van bepaalde reactiepatronen en voor de partner relatie
  • Het opzoek gaan naar nieuwe waarden en het vinden van invulling van het huidige leven.

Dit kan gebeuren in individuele gesprekken, groepstherapie, relatiegesprekken, ondersteuningsgroepen

71
Q

allochtonen en hulpvragen

A

Er zijn steeds meer allochtonen in ons land. De aanpak van de hulpvraag van deze groepen op het terrein van de gezondheidszorg lijkt niet zonder problemen te verhelpen. Aan de ene kant hebben hulpverleners in de praktijk vaak moeite om met allochtone patiënten behandelplannen en interventies tot een goed einde te brengen. Aan de andere kant lijkt de allochtone patiënt niet tevreden te zijn met de manier waarop de hulp wordt aangeboden.
Veel allochtonen hebben een slechtere gezondheid, dit kan komen door sociaal- economische status en etniciteit.
Veel allochtonen hebben moeite met het zorgsysteem in Nederland en weten niet hoe het werkt. Als men eenmaal goed ingelicht is dan hebben ze hier geen problemen meer mee.
Vaak is er sprake van een taalbarrière waardoor communicatie niet goed verloopt.

72
Q

Assessment en diagnostiek
De status ‘migrant’ beïnvloed het ziekteproces van allochtonen negatief. Heimwee, ontworteling, traumatische ervaring enzovoorts helpen hier aan mee. Migranten hebben een cultuurspecifieke klachtenpresentatie en ziektebeleving. Het is daarom belangrijk om de achtergrond van de patiënten goed te weten. Verder zijn er nog een paar algemene aandachtspunten waar men rekening mee dient te houden:

A
  • De interpretatie van de patiënt over de ziekte (bijv. bovennatuurlijke krachten)
  • Wat is er tot nu toe allemaal gedaan om te klachten te laten verdwijnen
  • Heeft de patiënt al eerder te maken gehad met vergelijkbare problematiek en hoe is dit verlopen
  • Wat is de houding van de cliënt en zijn achterban.

Religie
De meeste allochtonen verklaren hun ziekte door traumatische gebeurtenissen die met kwaadaardige bovennatuurlijke krachten te maken hebben. (hekserij, zwarte magie, het Boze oog ) sommige zien het als een straf van god.
Lichamelijk
Belangrijk bij allochtonen is de presentatie van klachten. Allochtonen uiten nogal eens psychische klachten in lichamelijke pijnen. Omgaan met pijnklachten is nauw verbonden aan de symboliek en betekenis van het lichaam in de eigen cultuur. Allochtonen ervaren vooral angst schaamte en schuld als ze een chronische ziekte hebben.
Het sociale netwerk
Bij het begrip psychologische begeleiding wordt door migranten vooral gedacht aan de traditionele manier van emotionele en praktische steun door familieleden. De zieke wordt begeleidt en gesteund bij het accepteren van de zeikte. Er wordt vaak een bezoek gebracht aan een traditionele genezer. Verder helpt de familie bij het bezoek aan artsen en specialisten. Er wordt gebruik gemaakt van kruiden, waterbaden en zandbaden. Deze dingen zijn vaak niet beschikbaar hier en daarom gaan veel zieke terug naar eigen land.

73
Q

Behandelrationale allochtonen
Het is belangrijk om na te gaan wat de patiënt precies wil en verwacht aangezien ze een andere visie op de betekenis hebben van de ziekte. Allochtone moeten goed geïnformeerd worden wat de ziekte precies inhoud en wat de mogelijkheden hier in Nederland zijn. Samen met de cliënt moet er een duidelijke doelstelling komen. Voorbeelden van doelstellingen:

A
  • Informatie geven, zodat de cliënt zijn eigen weg kan vinden
  • Adaptatie en acceptatie bevorderen, leren de situatie beter te begrijpen, leren omgaan met de situatie, begrip tonen voor de situatie
  • Inzicht bewerken: belemmeren aannames opsporen en bespreken.
74
Q

Wanneer is het beter geen psychologische hulp te bieden aan een allochtone cliënt? Contra indicaties zijn: - psychose of verslaving, allochtonen

A
  • als de cliënt volhardt in het zoeken naar medische verklaring voor zijn klachten,
  • als er in feite geen overeenstemming te bereiken is over een psychologische behandeldoelstelling.
  • te grote onbekendheid met de doelstelling en mogelijkheden van het NL zorgsysteem en/of de bedoeling van psychologische hulp,
  • als er te grote onwetendheid, onbegrip of eventuele weerstand omtrent de cultuur van het land van herkomst van de cliënt
  • een te grote taalbarrière en/of niet beschikbaarheid van een tolk.
75
Q

Interventies allochtonen

A

Psycho-educatie en cognitieve gedragstherapie worden vaak toegepast in het werken met allochtone cliënten, maar wel op een specifieke wijze. De interventies lopen vaak door elkaar. Belangrijk tijdens de interventies is om de cliënt te blijven motiveren, door versteviging van de werkrelatie.
Psycho-educatie
Aan de ene kant wordt er relevante informatie verstrekt aan de cliënt en de familie over de problematiek van onverklaarde lichamelijke klachten, de pijn en de behandelmogelijkheden. Aan de andere kant wordt er nagegaan of het zinnig is om met deze cliënt verder een therapeutische relatie op te bouwen. Het is belangrijk dat de cliënt zijn mening en therapieverwachtingen kenbaar maakt.
Cognitief-gedragstherapeutische interventies
Als de cliënt goed begrijpt en bereidheid heeft om eigen verantwoordelijkheid te dragen binnen de therapie worden er huiswerkopdrachten gegeven. Men start met dagelijkse registratie van de lichamelijke klachten. De cliënt wordt gestimuleerd om te gaan focussen op eigen cognities en gedrag.
Aan de hand van de registraties wordt er een behandelplan opgesteld. Bij het cognitieve deel zal de aandacht vooral liggen bij het ontdekken en vervolgens bijstellen van disfunctionele, automatische gedachten over ziekte, gezondheid en genezing. Bij het gedragsmatige deel worden ontspanningsoefeningen, ademhalingsoefeningen, sociale vaardigheidstraining en responspreventie gedaan.
Het is dus belangrijk om rekening te houden met de culturele achtergrond van de cliënt en zeker ook met de persoon zelf.

76
Q

Valkuilen

Enkele specifieke aandachtspunten: allochtonen

A
  • tijdens de diagnostische fase is het belangrijk dat de zienswijze van de cliënt in kaart wordt gebracht. Het is belangrijk dat de hulpverlener open staat voor andere verklaringen die een cliënt geeft (bovennatuurlijke dingen)
  • het is niet aan te raden bij elke allochtone cliënt direct te informeren naar bovennatuurlijke verklaringsmodellen. Soms geloven ze hier helemaal niet in en hierdoor wordt je als hulpverlener niet serieus genomen.
  • Zorgen dat je het systeem van de cliënt niet tegen je krijgt. Als bijvoorbeeld iemand geloofd in god, stimuleer dit dan. Het is een cultuurspecifieke coping, het kan lijden tot verzachting van de pijn.
  • Er moet duidelijk zijn wat haalbaar is en wat niet. Een hulpverlener kan niet altijd de hulpvraag van een cliënt beantwoorden. Er zal dus duidelijk moeten zijn wat mogelijk is.
  • Als de rationale achter het cognitief-gedragstherapeutisch model niet aanvaard wordt door de cliënt en zijn systeem, is het noodzakelijk om helderder te krijgen waarom dit model de cliënt niet aanspreekt.
  • Een cliënt kan zich gaan verzetten tegen het behandelplan ( huiswerk niet maken, huiswerk vergeten, het nu er niet meer in zien) het is dan belangrijk om motiveringstechnieken in te zetten. Ook kan men met verschillende geloofsdingen (in naam van Allah) de cliënt overtuigen om toch door te gaan met de therapie.