Hoofdstuk 9 de goede Flashcards
prosociaal gedrag
behulpzame actie die mensen helpt zonder er zelf beter van te hoeven worden
heroisme
moedige risico’s nemen
altruisme
onzelfzuchtige zorg voor het welzijn van anderen
diffusion of responsibility
het gevoel hebben dat de verantwoordelijkheid is verdeeld over alle bijstanders
bystander effect
hoe meer bijstanders, hoe kleiner de kans dat iemand helpt
implicit bystander effect
als er wordt gedacht dat je met een groep bent
5 stappen die bepalen of er wel of geen prosociaal gedrag wordt vertoont
- merken dat er iets aan de hand is
- correct interpreteren wat er aan de hand is:
pluralistische onwetendheid = afgaan op wat iemand anders zegt/doet ook al weet hij het niet - beslissen dat het jouw verantwoordelijkheid is te helpen
- beslissen dat je de kennis/vaardigheden hebt om te helpen
- beslissen daadwerkelijk te gaan helpen
nabootsing
als je wordt nagebootst > positief effect > grotere kans prosociaal gedrag
generativity
volwassen bezorgdheid voor komende generatie
3 motieven voor iemand in een moreel dilemma om iemand te helpen
- eigen belang
- morele intergriteit
- morele hypocrisie
empathie altruïsme hypothese
prosociaal gedrag komt puur door de behoefte iemand te helpen omdat het goed voelt
negative state relief
prosociaal gedrag is gemotiveerd door verlangen om eigen negatieve emoties te verzachten
empatic joy hypothese
prosociaal gedrag komt door positieve emotie die de persoon verwacht te ervaren d0oor te helpen
genetisch determinisme model
gedrag komt voort uit genetische attributen
verwante selectie
je bent eerder geneigd om iemand te helpen met een genetisch pakket die op de jouwe lijkt