begrippen Flashcards
common sense theorie
suggereren vaan een verwarrend en inconsistent beeld van de werkelijkheid, vertelt niet wanneer bepaalde principes gelden of gegeneraliseerd worden
confounding
afhankelijke variabelen verandert niet door onafhankelijke variabelen, maar door externe factoren
deceptie
daadwerkelijke reden van onderzoek achterhouden
gecontroleerde verwerking
wanneer iets onverwachts gebeurt, komen er automatische gedachten op gang
representativiteitsheuristiek
lijkt het op wat je al kent?
preseverance effect
neiging om schema’s niet te veranderen, ook al krijg je tegenstrijdige informatie
mood congruence effect
positieve informatie wordt beter opgeslagen als we vrolijk zijn en andersom
schachter’s two factor TOM
- fysiologische opwinding
2. gebruiken van informatie om deze aan de gebeurtenis te attributeren
paralinguistische aanwijzing
stem vervormen in eeen bepaalde emotie
correspondent interfering theorie
gedrag van anderen gebruiken als basis om stabiele disposities af te leiden
noncommon effect
effecten die door een bepaalde oorzaak veroorzaakt worden en niet door een andere oorzaak
kelly’s gedragmodel covariantie theorie
- consencus: doen anderen het ook?
- Consistentie: doet deze persoon dit altijd? afhankelijk van de situatie
- distinctieve: doet deze persoon dit overal?
alle punten hoog > gedrag attributeren aan persoonlijkheid
actie identificatie
level van interpretatie die we plaatsen op een actie:
- lowlevel = de actie is op zichzelf staand
- highlevel = focus op het hoofddoel
correspondent bias
te snel beoordelen van het gedrag
selfserving bias
negatieve uitkomsten attributeren aan de situatie en positieve uitkomsten aan je eigen persoonlijkheid
impliciete persoonlijkheidstheorie
overtuiging over welke eigenschappen samengaan
self enhancement
verbeteren van aantrekkingskracht op anderen
other enhancement
proberen iemand anders goed te laten voelen
sociaal kapitaal
aantal sociale banden die iemand heeft
selfverification
theorie om mensen het een te laten voelen met de overtuiging over jezelf
salience
iemand die in het middelpunt van de aandacht staat of opvallend is
self contructal
hoe we ons karakteriseren is afhankelijk van welk identiteit op dat moment van salience is
ego depletie
verminderd vermogen om zelfcontrole uit te voeren
sociale cohesie
geheelaan kracht dat ervoor zorgt dat een groep een geheel blijft
drijfveertheorie
aanwezigheid van anderen zorgt er voor dat een prestatie wordt verhoogd
sociale inplanting
reputatie van andere partij is bekend
negatieve interdepentie
winst = verlies voor andere partij
positieve interdepentie
winst is gelijk in beide partijen
mere exposure
attitude wordt gevormd omdat je iets onbewust eerder hebt gezien
illusion of truth effect
vaker blootgesteld aan stimulus > vertrouwd > positieve attitude
pluralistische onwetendheid
overtuiging dat iedereen een andere attitude heeft dan jij
overreding/persuation
moeite om iemand anders zijn attitudes te verandere
less-lead to more effect
minder dissonantie als we wel redenen hebben voor discrepantie
howthrowneffect
effect van werkomstandigheid op de productie / prestatie
Maslow’s hierarchy of needs
- lichamelijk
- veiligheid
- contactem
- gevoel iets te bereiken, trots
- zelfactualisatie