hoofdstuk 8: rijen Flashcards

1
Q

algemene vorm van een rij

A

U0, U1, U2, … , Un, …

U0, U1, U2, … = reële getallen

Un = de algemene term van de rij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is er speciaal bij sommige rijen + vb

A

dat SOMS een rij een geassocieerde (reële) functie heeft bv. 0, 1, 2, 3, … => f(x) = x

niet bij alle rijen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke 4 speciale rijen bestaan er + uitleg

A

vb: U1, U2, … , Un, Un+1, …

stijgende rij: de rij is stijgend als Un ≤ Un+1 voor elke n

dalende rij: de rij is dalend als Un ≥ Un+1 voor elke n

naar boven begrensde rij: de rij is naar boven begrensd als er een reëel getal K bestaat zodat elke n: Un ≤ K

naar beneden begrensde rij: de rij is naar beneden begrensd als er een reëel getal K bestaat zodat elke n: Un ≥ K

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke 4 basis rijen zijn er

A

rekenkundige rij

meetkundige rij

harmonische rij

hyperharmonische rij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de rekenkundige rij

A

2, 5, 8, 11, … (+3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe bepaal je het rekenkundig gemiddelde van de rekenkundige rij

A

het rekenkundig gemiddelde van 2 getallen a en b is:

R = (a+b)/2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

algemene vorm van de meetkundige rij

A

U0, U0q, U0q², U0q³, … , U0qn, …

q = ‘reden’ van de rij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe bepaal je het meetkundig gemiddelde van de meetkundige rij

A

het meetkundig gemiddelde van 2 getallen a en b is:

M = √(a*b)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de harmonische rij + harmonisch gemiddelde

A

1, ½, ⅓, … , 1/n, …

het harmonisch gemiddelde van 2 getallen a en b is:

1/H = ((1/a)+(1/b))/2

dus H = (((1/a)+(1/b))/2)-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de hyperharmonische rij

A

1, 1/2P, 1/3P, … , 1/nP, … met P => reële getallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke 3 mogelijkheden zijn er voor de limiet van een rij

A

streeft deze rij naar een vaste waarde L, dan noteren we L = (n→+∞)lim Un

streeft deze rij naar +∞, dan noteren we (n→+∞)lim Un = +∞

streeft die niet naar 1 van de vorige 2, dan bestaat die limiet niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke 2 opties zijn er voor als de limiet van een rij niet bestaat

A

de rij convergeert of divergeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wanneer is een rij convergent of divergent

A

een rij is convergent als de limiet gelijk is aan een reëel getal

een rij is divergent als de limiet niet bestaat of gelijk is aan ±∞

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe weet je of een rekenkundige rij divergeert of convergeert

A

een rekenkundige rij divergeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe weet je of een meetkundige rij convergeert of divergeert

A

bij U0 ≠ 0 convergeert deze rij als |q| < 1 (lim = 0) en ook als q = 1 (lim = U0), anders divergeert het

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe weet je of een harmonische rij divergeert of convergeert

A

een harmonische rij convergeert altijd behalve bij lim = 0

17
Q

hoe weet je of een hyperharmonische rij convergeert of divergeert

A

een hyperharmonische rij convergeert voor P > 0, anders divergeert

18
Q

hoe kan je de convergentie en divergentie onderzoeken d.m.v. een functie f(x)

A

stel f(n) = Ux met y = f(x) een reële functie, dus de rij U1, U2, … , Un heeft een geassocieerde functie, dan geldt: als (x→+∞)lim f(x) = L, dan is (n→+∞)lim Un = L, dit gleldt ook als L = ±∞

(opgepast: als de (x→+∞)lim f(x) niet bestaat, dan kan de lim van de rij toch bestaan)

19
Q

hoe kan je de convergentie en divergentie onderzoeken d.m.v. de hoofdeigenschap van rijen

A

elke naar boven begrensde stijgende rij is convergent

elke naar onder begrensde dalende rij is convergent

elke stijgende rij die NIET naar boven is begrensd is, heeft lim +∞ (divergent)

elke dalende rij die NIET naar onder is begrensd, heeft lim -∞ (divergent)