Hoofdstuk 8 - Paragraaf 8.9 T/m 8.12 Flashcards

1
Q

Wat is ‘intelligence’?

A

Het vermogen om kennis te gebruiken om:
1. Te redeneren
2. Beslissingen te nemen
3. Gebeurtenissen te begrijpen
4. Complexe ideeën te begrijpen
5. Problemen op te lossen
6. Zich aan te passen aan uitdagingen in de omgeving
7. Snel te leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie is ‘Alfred Binet’?

A

Een franse man die de psychometrische benadering voor het beoordelen van intelligentie lanceerde.

Dit deed hij aan de hand van het afnemen van cognitieve taken (rekenen, spelling etc.). De overtuiging was: als iemand op alle gebieden goed scoort, heeft deze persoon een hoge intelligentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de ‘WAIS’ test?

A

Wechsler Adult Intelligence Scale (1955).

Wereldwijd de meest gebruikte test om intelligentie te meten.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen verbale subtaken en performale subtaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn ‘verbale subtaken’?

A

Taken waarbij algemene kennis, woordenschat, begrip, rekenen etc. Wordt toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn ‘performale subtaken’?

A

Taken waarbij figuren leggen, plaatjes ordenen etc. Worden gebruikt. Ruimtelijk inzicht wordt hierbij getest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de ‘Raven’s Progressive Matrices’?

A

Een ander soort test om intelligentie te meten.
Deze test is cultuuronafhankelijk en maakt geen gebruik van verbale vaardigheden en basiskennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke twee kwaliteitsmaatstaven worden er gebruikt voor een intelligentie test?

A

Of de test betrouwbaar en/of valide zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt bedoeld met de ‘betrouwbaarheid’ van een test?

A

De stabiliteit van de test, over de tijd heen.

(Zijn vandaag, morgen, over een maand en over een jaar jouw scores nog hetzelfde? Hoe meer hetzelfde de scores zijn, hoe betrouwbaarder de test)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt bedoeld met de ‘validiteit’ van een test?

A

Meet de test wat deze zou moeten meten.

(Bij Binet was het criterium: kinderen die het goed doen op school moeten op deze intelligentietest hoog scoren. Hoe beter de kinderen scoorden, hoe beter de voorspelling was dat ze het op school goed deden. De validiteit is dan hoog)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een ‘psychometric approach’?

A

Het meten van intelligentie die zich richt op hoe mensen gestandaardiseerde (prestatie&vaardigheden) tests uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke typen gestandaardiseerde tests zijn er?

A
  1. Achievement tests/prestatietests
  2. Aptitude tests/vaardigheidstesten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn ‘achievement tests’?

A

Een prestatietest die het huidige niveau van vaardigheden en kennis beoordeelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn ‘aptitude tests’?

A

Vaardigheidstesten die voorspellen in welke taken en banen mensen in de toekomst goed zullen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is ‘mental age’?

A

De beoordeling van de intellectuele status van een kind, vergeleken met die van leeftijdgenoten.

De testscore van het kind worden vergeleken met de gemiddelde score voor kinderen van elke chronologische leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is ‘intelligence quotient (IQ)’?

A

Een index van intelligentie die wordt berekend door de geschatte mentale leeftijd van een kind, te delen doorr de chronologische leeftijd van het kind. Dit getal vermenigvuldig je met 100.

Dus: MA / CA * 100 = IQ
Dus: mental age / chronological age * 100 = IQ

(Kind van 10 met een mentale leeftijd van 13: 13 : 10 x 100 = 130. Dit is een hoge score)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de ‘normal distribution’?

A

De normaalverdeling.

Een ‘belcurve’ die aangeeft hoe ver mensen verwijderd zijn van een gemiddelde. De meeste mensen zitten dicht bij het gemiddelde, steeds minder mensen scoren aan de staart van de verdeling.

17
Q

Welke factoren kunnen een IQ test beïnvloeden?

A
  1. Ervaring
  2. Motivatie
  3. Attitude ten opzichte van de test
  4. Omgevingsinvloeden

Om deze factoren bouwen we een foutmarge in.

18
Q

Wat is een ‘factor analysis’?

A

Een statistische techniek waarbij op elkaar lijkende items worden geclusterd, om de correlatie tussen intelligentie testitems te meten.

(Als veel vragen over natuurkunde en wiskunde goed worden beantwoord, kunnen we stellen dat die persoon goed is in wetenschap)

19
Q

Wat is ‘general intelligence (g)’?

A

Algemene intelligentie (g).

Het idee dat één algemene factor ten grondslag ligt aan intelligentie.

20
Q

Wie is ‘Charles Spearman 1904)’?

A

De man die de ‘factor analysis’ heeft bedacht.

21
Q

Wat is ‘fluid intelligence’?

A

Intelligentie die het vermogen weerspiegelt om informatie te verwerken, relaties te begrijpen en logisch na te denken, vooral in nieuwe of complexe omstandigheden.

(Slimheid: nieuwe dingen leren, problemen oplossen die je nog niet eerder kende)

22
Q

Wat is ‘crystallized intelligence’?

A

Intelligentie die zowel de door ervaren verworven kennis weerspiegelt als het vermogen om die kennis te gebruiken.

(Wijsheid: kennis en ervaring die je al hebt opgedaan toepassen)

23
Q

Wie is Raymond Cattell (1971)’?

A

De man die stelde dat algemene intelligentie (g) uit twee types intelligentie bestaat: fluid intelligence en crystallized intelligence.

24
Q

Wie is ‘Robert Sternberg (1999)’?

A

De man die de triarchische theorie van intelligentie voorstelde. Deze stelt dat er drie soorten intelligentie zijn: analytisch, creatief en praktisch.

25
Q

Wat is ‘analytical intelligence’?

A

Goed zijn in oplossen van problemen, het voltooien van analogieën, het oplossen van puzzels en andere academische uitdagingen.

(Analogie= vergelijking tussen twee dingen die laten zien hoe ze op elkaar lijken: lamp is voor licht, kraan voor water etc.)

26
Q

Wat is ‘creative intelligence’?

A

Het vermogen om inzicht te verwerven en nieuwe problemen op te lossen, om op nieuwe interessante manieren te denken.

27
Q

Wat is ‘practical intelligence’?

A

Het omgaan met alledaagse taken als weten of een parkeerplaats groot genoeg is voor je auto, inschatten van mensen, een effectieve leider zijn etc.

28
Q

Wat is ‘emotional intelligence (EI)’?

A

Een vorm van sociale intelligentie die de nadruk legt op het beheersen, herkennen en begrijpen van emoties en het gebruik ervan om passend denken en handelen te sturen.

29
Q

Welke bouwstenen bepalen of iemand meer of minder intelligent is?

A
  1. Mentale snelheid (hoeveelheid myeline)
  2. Werkgeheugen
  3. Aandacht
  4. Executieve controle (doelgericht handelen)
30
Q

Wat is een ‘savant’?

A

Een geleerde.

Iemand die op de meeste gebieden minimale intellectuele capiciteiten heeft, maar op zeer jonge leeftijd een uitzonderlijke vaardigheid vertoont (bijv. Wiskunde, muziek, kunst etc.)

31
Q

Wat is een ‘social multiplier’?

A

Een omgevingsfactor/omgeving die vergroot wat als een klein voordeel is begonnen.

(Kind dat bovengemiddeld verbale vaardigheid heeft geërfd en vervolgens meer boeken voorgelezen krijgt omdat ouders dit opmerken)

32
Q

Wat is ‘socioeconomic status (SES)’?

A

Familie vermogen.

Een andere belangrijke factor die belangrijk is voor intellectueel resultaat.
Hangt dus sterk samen met intelligentie: beter eten, betere school, meer baankansen etc. Spelen mee in het ontwikkelen van intelligentie.

33
Q

Wat is het ‘Flynn effect’?

A

Vernoemd naar James R. Flynn.

Een dramatische stijging van IQ-scores in de afgelopen eeuw. Dit is het bewijs dat omgeving een sterke invloed heeft op het ontwikkelen van intelligentie.

34
Q

Welke 3 testen kunnen meten of iemand een hogere of minder hoge intelligentie heeft?

A
  1. Simple reaction time (‘x’ op toetsenbord klikken)
  2. Choice reaction time (‘z, x, c’ op toetsenbord klikken)
  3. Inspection time (plaatje van een miliseconde, daarna beschrijven wat je ziet)

Minder tijd nodig = intelligenter.

35
Q

Wat is ‘working memory’?

A

Het werkgeheugen.

Een tijdelijke opslag van informatie.

(Als je een som oplost en het vorige getal daarbij moet onthouden)