Hoofdstuk 7 - Paragraaf 7.1 T/m 7.6 Flashcards
Wat is ‘memory’?
Het vermogen om informatie op te slaan en terug te halen.
Wat is ‘amnesia’?
Een tekort aan langetermijngeheugen -als gevolg van ziekte, hersenletsel of psychologisch trauma- waarbij het individu het vermogen verliest om grote hoeveelheden informatie op te halen.
Wat is ‘retrograde amnesia’?
Een aandoening waarbij mensen herinneringen uit het verleden verliezen, zoals herinneringen aan gebeurtenissen, feiten, mensen of zelfs persoonlijke informatie.
Wat is ‘anterograde amnesia’?
Een aandoening waarbij mensen het vermogen verliezen om nieuwe herinneringen te vormen.
Wat is ‘priming’?
Een versnelde reactie op een stimulus als gevolg van recente ervaring met die stimulus of een gerelateerde stimulus.
(H.M., de patiënt, kreeg een lijst met woorden. Later herinnerde hij zich deze niet meer, maar kreeg heel snel dezelfde woorden op een scherm te zien. Hij kon hierdoor toch de woorden beter identificeren als woorden die hij niet eerder op deze lijst had gezien, ondanks hij zich dit niet meer herinnerde)
Wat is ‘implicit memory’?
Geheugen dat tot uiting komt in acties en reacties. Dit zijn vaak onbedoelde of onbewuste herinneringen.
(Procedureel zoals vaardigheden of gewoonten, priming zoals perceptueel en conceptueel, klassieke conditionering zoals associaties tussen stimuli of via niet-associatief leren zoals habituation en senzation)
Wat is ‘explicit memory’?
Geheugen dat bewust wordt opgehaald.
(Episodisch zoals evenementen, of semantisch zoals feiten)
Wat is ‘procedural memory’?
Een type impliciet geheugen waarbij vaardigheden en gewoonten betrokken zijn.
Wat is het verschil tussen ‘perceptual’ en ‘conceptual’ priming?
Perceptual: een reactie op dezelfde stimulus wordt vergemakkelijkt.
(Je zag net een hond, als je er nu weer een ziet herken je die sneller)
Conceptual: een reactie op een conceptueel gerelateerde stimulus wordt vergemakkelijkt.
(Hebt laatst over honden geleerd. Als je docent vraagt om een huisdier op te noemen noem je sneller een hond)
Wat zijn ‘declarative’ memories?
Herinneringen waarvan je kunt declareren dat je ze hebt.
(Weten dat dat je een tosti voor lunch had gisteren, weten dat Amsterdam de hoofdstad van Nederland is etc.)
Wat is ‘episodic memory’?
Geheugen voor iemands ervaring uit het verleden die worden geïdentificeerd door een tijd en plaats.
Wat is ‘semantic memory’?
Een vorm van expliciet geheugen.
Geheugen voor feiten onafhankelijk van persoonlijke ervaring.
Welke stadia van herinneren zijn er?
Encoding -> storage -> retrieval.
Wat is ‘encoding’?
Het proces waarbij de perceptie van een stimulus of gebeurtenis wordt omgezet in een herinnering.
Wat is de ‘dual-coding hypothesis’?
Een hypothese waarbij informatie die verbaal en visueel kan worden gecodeerd, gemakkelijker zal worden onthouden dan informatie die alleen verbaal kan worden gecodeerd.
(Hond is makkelijker dan het woord ‘houden’)