Hoofdstuk 8 Flashcards
hypothese test
statistische methode die steekproefgegevens gebruikt om een hypothese over een populatie te evalueren
wat veranderd en wat blijft hetzelfde aan de populatie na een behandeling die effectief is
gemiddelde veranderd, de vorm en SD niet
alfa niveau (significantieniveau
waarschijnlijkheid waarde die wordt gebruikt om concept zeer onwaarschijnlijk in hypothesetest te definiëren
kritische regio
regio van extreme steekproefwaarden die zeer onwaarschijnlijk zijn als nulhypothese waar is
alfa van 0.05 is hoeveel in de staart van een verdeling
precies 0.025 in elke staart
welk populatiegemiddelde gebruik je nu om de z-score te berekenen bij een hypothese
populatiegem. uit nulhypothese
OM wat is dit teken.
standaardfout tussen M en μ
stappen van een hypothesetest (4)
- formuleer hypothese
- zoek kritieke regio bij de alpha horend
- bereken z-score
- neem een besluit (ligt z-score in kritieke gebied)
type I fout
onterecht de nulhypothese verwerpen
de kans op type I fout
alfaniveau is kans dat toets type-I fout heeft. Want als je een steekproef gem. vindt in kritieke gebied dan kan het zijn dat het door toeval daar komt.
Type II fout
treedt op wanneer onderzoek nulhypothese onterecht aanneemt
wat is erger, type I fout of type II fout
type I fout want dat kost tijd en geld
wanneer ontstaan type II fouten
als effect behandeling klein is.
Mag je een grotere alpha dan 0.05 hebben
nee
effect van variabiliteit op z-score en standaardfout
hoe hoger variabiliteit, hoe groter standaardfout en hoe kleiner z-score