Hoofdstuk 7 Flashcards
1
Q
dives, -es, -es (divitis)
A
rijk
2
Q
villa
A
landhuis
3
Q
habui
A
perf. van habeo (habere)
4
Q
crudelis, -is, -e (crudelis)
A
wreed
5
Q
soleo (solere)
A
de gewoonte hebben, gewoonlijk doen
6
Q
sanguis, sanguinis (m)
A
bloed
7
Q
imperator, imperatoris (m)
A
- opperbevelhebber 2. keizer
8
Q
invito (invitare)
A
uitnodigen
9
Q
dum
A
- terwijl 2. zolang als
10
Q
unus, -a, -um
A
één, (als) enige, alleen
11
Q
e(x) + abl
A
uit, weg van, van
12
Q
fregi
A
perf. van frango (frangere)
13
Q
frango (frangere)
A
breken
14
Q
pes, pedis (m)
A
voet
15
Q
crudelitas, crudelitatis (v)
A
wreedheid
16
Q
dominus
A
heer, heerser
17
Q
parco (parcere) + dat
A
sparen
18
Q
omnis, -is, -e (omnis)
A
- ieder, elk 2. geheel 3. (mv) alle(n)
19
Q
compleo (complere)
A
vullen
20
Q
praeterea
A
bovendien
21
Q
gravis, -is, -e (gravis)
A
- zwaar
2. gewichtig 3. ernstig
22
Q
si
A
als
23
Q
necesse
A
noodzakelijk
24
Q
neco (necare)
A
doden
25
mors, mortis (v)
dood
26
servo (servare)
redden, beschermen
27
nomen, nominis (o)
naam
28
vivo (vivere)
leven
29
alii... alii
sommige(n)... andere(n)
30
puto (putare)
1. menen 2. (+ 2 acc) beschouwen als
31
exemplum
voorbeeld
32
licet + dat
het is toegestaan, het is mogelijk
33
silentium
stilte
34
alius... alius
de een ... de ander
35
vestis, vestis (v)
kleding (stuk)
36
aeque (bijw)
net zo, even (zeer)
37
aestimo (aestimare)
1. schatten, waard achten 2. beoordelen
38
opinio, opinionis (v)
mening, opvatting
39
inferior, -os, -us (inferioris)
1. lager 2. zwakker, minder
40
quemadmodum
1. hoe? 2.(zo)als
41
ingens, -ns, -ns (ingentis)
geweldig, enorm
42
bonus, -a, -um
goed
43
fortis, -is, -e (fortis)
dapper, sterk
