Hoofdstuk 7 Flashcards
Pathologische angst
= Angststoornis
- Ongewone intense en/of langdurige angst die buiten proporties is
- Angst zonder angstopwekkende prikkel
Cerebraal angstcircuit
- Autonome reacties (Locus coeruleus, amygdala)
= Snellere ademhaling en hartslag - Motorische reacties (basale ganglia, motorische cortex)
= Fight, flight, freezing - Emotionele responsen (Amygdala)
= Angst en bedreiging - Geheugen (Hippocampus)
= Eerdere ervaringen zullen mede bepalen hoe de situatie wordt ingeschat
Algemene behandeling angststoornissen
- Cognitieve gedragstherapie
Angsthiërarchie, angstthermometer
Exposure (habituatie/extinctie) - Medicamenteuze behandeling
Anxiolytica: beperkte indicatie
SSRI’s
Paniekstoornis - algemeen
Recidiverende onverwachte paniekaanvallen
Ten minste één van de aanvallen werd gevolgd door ten minste één maand waarin betrokkene :
- Zicht voortdurend zorgen maakte over nieuwe aanvallen.
- Piekerde over de gevolgen van een nieuwe aanval.
- T.g.v. de aanval een belangrijke gedragsverandering vertoonde.
kenmerken paniekaanval
Een begrensde periode van intense angst of gevoel van onbehagen, waarbij vier (of meer) van de volgende symptomen plotseling ontstaan, die binnen tien minuten een maximum bereiken :
- Hartkloppingen, bonzend hart of versnelde hartactie
- Transpireren
- Trillen of beven
- Gevoel van ademnood of verstikking
- Naar adem snakken
- Pijn of onaangenaam gevoel op de borst
- Misselijkheid of buikklachten
- Gevoel van duizeligheid, onvastheid, licht in het hoofd of flauwte
- Derealisatie (gevoel van onwerkelijkheid) of depersonalisatie (gevoel los van zichzelf te staan)
- Angst de zelfbeheersing te verliezen of gek te worden
- Angst dood te gaan
- Paresthesieën (verdoofde of tintelende gevoelens)
- Opvliegers of koude rillingen
Specifieke fobie - kenmerken
A. Een aanhoudende en irrationele angst voor een bepaald object of voor een bepaalde situatie.
B. Blootstelling aan de fobische prikkel veroorzaakt bijna zonder uitzondering een onmiddellijke angstreactie, die de vorm kan krijgen van een situatie-gebonden paniekaanval
C. De fobische situatie wordt vermeden of anders doorstaan met intense angst of lijden.
D. De persoon erkent dat zijn angst feitelijk ongegrond is.
E. Duurt meestal 6 maanden of langer.
F. De angst of het vermijdingsgedrag is zo ernstig dat het interfereert met de dagelijkse bezigheden of sociale relaties. De betrokkenen lijdt ernstig onder de angst.
G. De angst en vermijding kunnen niet beter verklaard worden door een andere angststoornis.
Types specifieke fobie
- diertype
- natuurtype
- bloed-injectie-verwonding type
- situationeel type
- overige type
Ethiopathogense - specifieke fobie
- Biologisch model
weinig argumenten - psychologisch model
leertheoretisch;
klassieke cond; aanleren v/d angst
operante cond; aanleren v/h vermijdingsgedrag
Behandeling - specifieke fobie
Exposuretechnieken:
- in vivo
- in vitro
- in virtual reality
Algemene kenmerken - paniekstoornis
- recidiverende onverwachte paniekaanvallen
ten minste 1 van de aanvallen werd gevolgd door ten minste 1 maand waarin betrokkene:
- zich voortdurend zorgen maakte over een nieuwe aanval
- piekerde over de gevolgen van een nieuwe aanval
- tgv de aanval belangrijke gedragsveranderingen vertoond
Agorafobie
Duidelijke angst of vrees voor twee (of meer) van de volgende vijf situaties :
- Gebruikmaken van (openbaar) vervoer (zoals auto, bus, trein, schip, vliegtuig)
- Zich in een open ruimte bevinden (zoals parkeerplaatsen, marktpleinen)
- Zich in een afgesloten ruimte bevinden (zoals winkels, theaters, bioscopen)
- In de rij staan of zich in een menigte bevinden
- Alleen buitenshuis zijn
De betrokkene vreest of vermijdt deze situtaties vanwege de gedachte dat ontsnappen moeilijk zal zijn of hulp niet beschikbaar wanneer zich panieksymptomen of andere machteloos makende of genante symptomen zouden ontwikkelen.
De situaties worden vermeden (bv. reizen is beperkt) of worden alleen doorstaan met duidelijk lijden of de angst een paniekaanval of paniekachtige symptomen te krijgen, of de aanwezigheid van een begeleider is noodzakelijk.
De angst en vermijding kunnen niet beter verklaard worden door een andere angststoornis.
Etiopathogenese - paniekstoornis en agorafobie
Biologisch model:
- genetische factoren: h^2= 0.4
gedragsinhibitie en angstgevoeligheid
- hyperreactief NA systeem
- Dysfynctie 5-HT, GABA (meer aanw)
Psychologisch model:
- cognitief model: catastrofale interpretaties
- vroege traumatische ervaringen
Behandeling - paniekstoornis en agorafobie
- cognitieve gedragstherapie; graduele exposure in vivo
- medicamenteuze ondersteuning; Anxiolytica en antidepressiva
- combinatie
Etiopathogenese sociale fobie
- biologisch model
genetische factoren - psychologisch model:
Irrationele ideeën en verwachtingen
Klassieke conditionering (trauma)
Sociaal cognitieve leertheorie (modelling)
behandeling - sociale fobie
- Medicamenteuze ondersteuning
Antidepressiva (SSRI’s) - Cognitieve therapie
- Gedragstherapie
Exposure in vivo - Assertiviteitstraining
Sociale vaardigheidstraining
Algemene kenmerken - OCS
De patiënt beschouwt de dwangverschijnselen op een bepaald moment als onzinning of excessief.
De klachten veroorzaken veel spanning. Ze kosten de patiënt meer dan een uur per dag, of verstoren in ernstige mate het dagelijks functioneren.
Angst- en spanningsgegevende dwanggedachte, die wordt gevolgd door een angst- en spanningsreducerende dwanghandeling.
Etiopathogenese - OCS
Biologisch model :
- Executief disfunctioneren
- Prefrontale cortex, nucleus caudatus, thalamus, striatum
Psychologisch model :
- Onrealistische gedachten
- Operante conditionering
Behandeling OCS
- Medicamenteuze ondersteuning
Antidepressiva (SSRI’s, TCAD) - Cognitieve therapie (dwanggedachten)
Negatieve gedachten - Gedragstherapie (dwanghandelingen)
Exposure in vivo (angstreductie)
Responspreventie (vermindering rituelen)
Gegeneraliseerde angststoornis kenmerken
Buitensporige angst en bezorgdheid (piekeren), gedurende zes maanden vaker wel dan niet voorkomend, over een aantal gebeurtenissen of activiteiten (zoals werk of schoolprestaties).
Betrokkene vindt het moeilijk de bezorgdheid in de hand te houden.
De angst en bezorgheid gaan samen met drie (of meer) van de volgende zes symptomen (waarvan ten minste enkele symptomen in de laatste zes maanden vaker wel dan niet aanwezig)
Rusteloosheid, opgewonden of geïrriteerd zijn
Snel vermoeid zijn
Zich moelijk kunnen concentreren of zich niets herinneren
Prikkelbaarheid
Spierspanning
Slaapstoornis (moeilijkheden in slaap te vallen of door te slapen, of rusteloze, niet verkwikkende slaap).
Behandeling - GAS
Cognitieve gedragstherapie :
- Cognitieve technieken
Veranderen disfunctionele cognities
Veranderen blootstelling aan piekeren
- Exposure in vivo
- Relaxatie
Medicamenteuze ondersteuning :
- Anxiolytica
- Antidepressiva
Etiopathogenese PTSS
Medisch model :
- Genetische factoren
- Veranderingen HPA-as
Psychologisch model
- Deficiënte informatieverwerking
- Negatieve beoordeling van trauma
- Disfunctionele copingstrategieën (bv. vermijding)
behandeling PTSS
Cognitieve gedragstherapie:
- Herhaalde imaginaire exposure (in vitro) aan de traumatische gebeurtenissen.
- Exposure in vivo aan situaties die in het dagelijks leven worden vermeden.
Eye movement desensitization and reprocessing (EMDR):
- Cfr. supra
- + ritmische oogbewegingen om het informatieverwerkingsproces te
beïnvloeden.
Medicamenteuze ondersteuning
- Antidepressiva (SSRI’s)
Acute stressstoornis - kenmerken
Cfr. PTSS, doch
- Symptomen <1 maand
- Dissociatieve symptomen tijdens of na de ingrijpende gebeurtenis:
Derealisatie
Depersonalisatie
Psychogene amnesie
Gevoel van verdoving en vervreemding
Kenmerken - anorexia nervosa
Lichamelijke kenmerken
- Constipatie
- Slaapstoornissen
- Cyanose
- Lanugo
Restrictieve type
- Geen vreetbuien of purgerende maatregelen.
Gemengde type
- Geregeld vreetbuien of purgerende maatregelen (laxeermiddelen, diuretica, klysma’s).