Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

Welke 3 emoties zijn al aanwezig bij de geboorte?

A

Belangstelling, stress en walging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 emoties zijn al aanwezig bij de geboorte?

A

Belangstelling, stress en walging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke emotie komt rond 3 maanden oud?

A

Sociale glimlach

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 3 emoties ontstaat rond de 4 maand?

A

woede, verbazing en verdriet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke emotie onstaat rond de 5 maand?

A

angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 2 emoties ontstaat rond de 6de maand?

A

Schaamte en verlegenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 2 emoties ontstaan rond de 24ste maand?

A

Minachting en schuldgevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de differentiële emotietheorie?

A

Dat emotionele uitingen emotionele ervaringen weerspiegelen en ook emoties zelf helpen reguleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ontstaat differentiatie in emotie?

A

dankzij het in werking treden van de cerebrale cortex tijdens de eerste 3 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is vreemdenangst?

A

is de voorzichtigheid en terughooudendheid die baby’s laten zien naar een onbekende. Ontstaat in 2de half van het eerste jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe word vreemdenangst veroorzaakt? (2 dingen)

A
  1. toegenomen cognitieve vermogen, ze kunnen mensen scheiden van wie ze kennen en niet.
  2. tussen 6-9 maanden beginnen ze een poging te doen om de wereld te begrijpen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is scheidingsangst?

A

de angst die de afwezigheid van hun vaste verzorger bij kinderen oproept.

ontstaat rond 7/8 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doen baby’s vanaf de 3 tot 12 weken als ze een stimuli zien die hen bevalt?

A

glimlachen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een sociale glimlach?

A

De glimlach die ene baby laat zien in reactie op een andere persoon

einde 2de jaar gebruiken ze hem heel doelbewust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vanaf wanneer kan een baby’s vrolijke en droevige vocale uitingen van elkaar onderscheiden?

A

5 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer begint het zelfbesef van een baby?

A

rond de 12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer beginnen baby’s het besef te ontwikkelen van hun eigen capaciteiten?

A

rond de 18de en 24ste maand

ze beschrijven dat hun verschijning min of meer stabiel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de theory of mind?

A

De cognitieve vaardigheden om aan jezelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeën en intenties toe te schrijven en op basis daarvan te anticiperen op het gedrag van anderen.

19
Q

Wat is social referencing?

A

Het doelbewust zoeken naar informatie over de gevoelens van anderen om onduidelijke omstandheden en gebeurtenissen te kunnen plaatsen

rond 8-9 maanden

20
Q

Wanneer begrijpt een baby dat gedrag van anderen een bepaalde betekenis heeft en bedoeld is om een doel te bereiken?

A

18 maanden

21
Q

Wat is empathie?

A

Een emotionele respons die correspondeert met de gevoelens van een andere persoon.

rond 2 jaar, door troosten.

22
Q

Hechting komt het duidelijkst tot uiting op 2 momenten?

A
  1. wanneer het gescheiden wordt

2. wanneer het in nood is of onder stress staat

23
Q

Wat is inprenting?

A

gedrag dat plaatsvindt tijdens een kritieke periode en waarbij een organisme zich hecht aan het eerst bewegende object

24
Q

wat is het vreemdesituatieprocedure van Ainsworth?

A

een aantal in scene gezette episoden die de kracht van de hechting tussen een kind en moeder illustreert.

25
Q

Welke 8 stappen heeft het vreemdesituatieprocedure van Ainsworth?

A
  1. moeder en baby gaan een onbekende ruimte in
  2. Moeder laat baby zelf ruimte ontdekken
  3. onbekende volwassene praat eerst met moeder dan met baby
  4. moeder verlaat ruimte en laat baby alleen met onbekende persoon
  5. moeder komt terug, begroet baby
  6. moeder verlaat ruimte weer, samen met onbekende persoon, baby is alleen
  7. onbekende komt terug
  8. moeder komt terug, onbekende vertrekt.
26
Q

Welke 3 type hechting hebt je?

A
  1. veilige hechting
  2. angstig-vermijdende hechting
  3. angstig-ambivalente hechting
27
Q

Wat is een veilige hechting?

A

Moeder is thuisbasis. huilen bij weggaan moeder, worden gerustgesteld bij terugkomst.

28
Q

Wat is angstig-vermijdend hechting?

A

Kinderen zoeken niet de nabijheid van moeder en lijkt haar te vermijden bij terugkomst.

20%

29
Q

Wat is een angstig-ambivalent hechtigstijl?

A

vertonen combinatie van positieve en negatieve reactie op moeder.

30
Q

Wat is een gedesorganiseerd-gedesoriënteerd hechtingstijl?

A

Kinderen zijn inconsistent en vaak tegenstrijdig.

31
Q

wat is de zelfdeterminatietheorie (ZDT)?

A

een moderne theorie die het gedachtegoed van Bowlby en Ainsworth over hechting samenbrengen.

32
Q

Welke 3 behoeften stelt de zelfdeterminatietheorie centraal?

A

relationele verbondenheid, autonomie en competentie

33
Q

Wat is het wederzijds regulatiemodel?

A

een model waarin baby’s en ouders emotionele stemmingen aan elkaar leren communiceren en daar adequaat op leren reageren.

3 maanden - even veel invloed
6 maanden - baby meer invloed
9 maanden - even veel invloed

34
Q

Wat is wederzijdse socialisatie?

A

een proces waarbij het gedrag van baby’s nieuwe responsen van ouders en andere verzorgers oproept en vice versa.

35
Q

Wat is een persoonlijkheid?

A

het geheel van duurzame eigenschappen die het je onderscheidt van anderen.

36
Q

Wat is een temperament?

A

een stijl van reageren op de omgeving die redelijk consistent is, zowel in verschillende situaties als in loop van de tijd.

37
Q

waar heeft temperament betrekking op?

A

Hoe kinderen zich gedragen, in tegenstelling tot wat en waarom ze het doen.

38
Q

Temperament komt tot uiting in 8 verschillende dimensies van ons gedrag ,welke?

A
  1. activiteitsniveau - hoeveel beweging
  2. toenadering/ terugtrekking
  3. aanpassing
  4. stemming - prikkelbaarheid
  5. sterkte en duur van aandacht - hoeveel tijd tot afleiding
  6. afleidbaarheid
  7. intensiteit van reactie
  8. reactiedrempel
39
Q

Thomas en Chess voerden een grootschalig onderzoek uit om algemenere categorieën voor het gedrag van kinderen te beschrijven, welke 3 profielen kwamen daar uit?

A
  1. Gemakkelijke baby
  2. Moeilijke baby
  3. Geremde baby
40
Q

Wat is de goodness of fit?

A

Het idee dat ontwikkeling afhankelijk is van de mate waarin het specifieke temperament van kinderen aansluit op de aard en de eisen van de omgeving waar zij opgroeien en andersom.

41
Q

Wat is Gender?

A

De eigenschap, gedragingen en rollenpatronen die in een maatschappij geassocieerd worden met een bepaald geslacht.

verwijst naar persoonlijke beleving van de eigen mannelijk of vrouwelijkheid.

42
Q

Wat is genderidentiteit?

A

Iemands persoonlijke beleving van gender.

43
Q

Waar verwijst sekse en gelsacht naar?

A

de biologische verschillen.