Hoofdstuk 16 Flashcards

1
Q

Wat geeft aan dat iemand stappen heeft gezet in hun ontwikkeling als adolescent?

A

Wanneer ze onderscheid gaan maken tussen de manier waarop anderen haar zien en de manier waarop ze zichzelf ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke factoren bepalen een rol voor de eigenwaarde van een adolescent? (3)

A

omgevingsfactoren, intrapersoonlijke en genetische factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 5 omgevingsfactoren spelen een grote rol bij eigenwaarde?

A

Cultuur
sociaal-economische status
niveau van onderwijs
ervaren waardering van anderen
uitgaansgedrag

Gender

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Volgens Erikson leidt de zoektocht naar de eigen identiteit soms tot een identiteitscrisis. Hoe noemen ze volgens hem de tijd (stadium) van adolescentie dat dit gebeurd

A

Stadium van identiteit-versus-identiteitsverwarring, wat maakt hun uniek en wat onderscheidt hun van anderen. (12-18 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurd er in stadium inititeit versus isolement van de stadiums van Erikson? (18-35 jaar)

A

Liefde volle relaties aangaan of juist angst voor relaties met anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is psychosociale moratorium.

A

Een periode waarin adolescenten zich tijdelijk onttrekken aan de verantwoordelijkheden van de volwassenheid en verschillende rollen en mogelijkheden uitproberen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het kritiek op de theorie van Erikson?

A

Mannelijke identiteitsontwikkeling werd gebruikt. In zijn ogen waren mannen pas in staat tot intimiteit nadat ze een stabiele identiteit hadden opgebouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de hoeksteen van de vrouwelijke identiteit?

A

Relaties opbouwen met de mensen om hen heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Volgens Marcia die de theorie van Erikson als uitganspunt gebruikte betreft diens identiteit in 4 identiteitstoestanden of statussen. Het hangt af van 2 processen. Welke 2?

A
  1. Crisis: wel of niet een identiteitscrisis ervaren.
  2. Binding: Wel of niet verbiding aangaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn volgens Marcie de 4 identiteitstoestanden voor adolescenten?

A
  1. Identity achievement
  2. Identity Foreclosure
  3. Moratorium
  4. Identity diffusion
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn volgens Marcie de 1ste identiteitstoestand, identity achievement, voor adolescenten

A

Hebben hun identiteitsstatus met succes onderzocht, na een periode van crisis. Zijn psychische vaak het gezonds. Meer gemotiveerd om iets te bereiken en hebben een groter ethisch besef dan anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn volgens Marcie de 2de identiteitstoestand, Identity Foreclosure, voor adolescenten

A

Zijn verbonden aan hun identiteit ,maar hebben geen crisis doorlopen. Ze hebben overgenomen wat anderen het beste vonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn volgens Marcie de 3de identiteitstoestand, Moratorium, voor adolescenten

A

Hebben verschillende alternatieven onderzocht, maar niet verbonden aan een identieit. Relatief nerveus en hebben psychische conflicten. Zoeken intimiteit met anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn volgens Marcie de 4de identiteitstoestand, Identity diffusiont, voor adolescenten

A

Verbindin zich nooit aan een identiteit. Anderen overdenken hun opties niet eens bewust. Zijn losbandig, sprinken van de hak op de tak. Hechte relatie lukt niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat hout de MAMA-cyclus in van Marcia?

A

Moratorium-achievenment-moratorium-achievement.

Adolescenten die zich heen en weer bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is emerging adulthood?

A

Een periode die aan het einde van de tienerjaren begint en ongeveer tot iemands 25ste duurt. De overgangsfase tussen adolescentie en volwassenheid. periode van onzekerheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Om aan de tekortkomingen van Marcia’s model tegemoet te komen, wordt vaak het model van Berzonsky gebruikt, met.3 identiteitsstijlen

A
  1. Informatiegeorienteerde stijl
  2. Normatieve stijl
  3. verwarde/ vermijdende stijl.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de informatiegeorienteerde stijl van Berzonsky voor identiteit.

A

Gaan vaak actief op zoekn aar informatie rond hun identiteit om zo te komen tot weloverwogen identiteitskeuzes.

Sterke identiteitskeuzes maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de Normatieve stijl van Berzonsky voor identiteit.

A

Focussen op verwachting van significante anderen, resulteert in conservatieve en weinig flexibele attitudes

Zijn onverdraagzamer en vooroordelen. Moeilijk in omgang met anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de verwarde/ vermijdende stijl van Berzonsky voor identiteit.

A

Stellen hun beslissing rond identitieti uit tot de situatie hen dwingt om een beslissing te nemen.

Slecht in hun fel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het smeltkroesmodel van cultuur identiteit?

A

Individuele culturele identiteiten opgaan in een cultuur.

22
Q

Wat is het pluralistische samenlevingsmodel van culturele identiteit?

A

De maatschappij is opgebouwd uit gelijkwaardige culturele groepen die hun individuele culturele kenmerken zouden moeten behouden

23
Q

Wat is het etnische identiteit?

A

Het gevoel bij een etnische groep te horen en de gevoelens die daarmee worden geassocieerd.

24
Q

Wat is de biculturele identiteit?

A

Hierbij putten adolescenten uit hun eigen culturele identiteit, terwijl ze tegelijkertijd in de dominante cultuur integreren.

25
Q

Wat is DALY’s (disability-adjusted life years)?

A

Een maat om de impact van bepaalde aandoeningen op de gezondheid en levenskwaliteit te meten.

DALY- YLL + YLD (Years of life lost + Years lost due to disability)

26
Q

Waarom komt depressiviteit vaker voor bij meisjes dan jongens?

A

Veel stress door de vele, soms tegenstrijdige, aspecten van de traditionele vrouwelijke genderrol.

Meer georiënteerd op interpersoonlijke relaties en hun verwachting op dit gebied liggen hoof.

27
Q

Wat betekend mortaliteit?

A

De sterfte in een bepaalde periode aangegeven in verhouding tot het aantal individuen in de populatie waarover het gaat.

28
Q

Wat is doodoorzaak nummer 1 onder jongeren en jongvolwassenen in Nederland?

A

Zelfdoding.

Tegen elke succesvolle poging staat 200 mislukte pogingen.

29
Q

Wat is clusterzelfdoding?

A

een situatie waarbij een geval van zelfdoding leidt tot pogingen van anderen om zichzelf ook om het leven te brengen.

30
Q

Wat is de age-crime curve?

A

Het fenomeen dat er zich onder jongeren en jongvolwassen naar verhouding meer verdachten en strafrechtelijke daders bevinden dan in jongere en oudere leeftijdsgroepen.

31
Q

Wat zijn gesocialiseerde delinquenten?

A

Jeugdige delinquent die de normen van de samenleving kent en onderschrijft, en psychisch gezien vrij normaal is.

Lopen niet op uit een crimineel leven

32
Q

ondergesocialiseerde delinquenten

A

Adolescenten die met weinig regels zijn opgevoed of die ongevoelige, hardvochtige ouders hebben.

33
Q

Wat is de positive youht development?

A

Een programma waarbij adolecenten prodactief betrokken worden bij gemeenschapsactiviteiten, schoolevenementen, organisaties en bij groepen leeftijdgenoten.

34
Q

Wat betekend het dat een relatie asymmetrisch is?

A

Ouders hebben de meeste macht en invloed

35
Q

Wat is een generatiekloof?

A

Een groot verschil tussen ouders en kinderen op het gebied van attitudes, waarden, ambities en wereldbeeld.

36
Q

Wanneer is de kans op conflicten tussen ouder en kinderen het grootst?

A

In vroege adolescentie.

37
Q

Wat is een vriendenclub?

A

Groep waaarvan de leden frequent sociaal contact met elkaar hebben

38
Q

Wat is Subcultuur?

A

Grotere groep bestaande uit individuen die bepaalde eigenschappen gemeen hebben, maar niet per se contact met elkaar hebben.

39
Q

Wat is de seksekloof?

A

Seksesegregatie, jongens gaan met jongens om, meisjes met meisjes .

40
Q

Wat zijn populaire adolescenten?

A

Adolescenten die in het algemeen door iedereen aardig gevonden worden.

41
Q

Wat zijn controversiële adolescenten?

A

Zijn door sommige leeftijdsgenoten aardig gevonden door anderen niet.

42
Q

Wat zijn afgewezen adolscenten?

A

Worden door niemand aardig gevonden

43
Q

Wat zijn genegeerde adolescenten?

A

Daar vindt men niets van

44
Q

Wat is peer pressure?

A

De druk die op een adolescent wordt uitgeoefend om zich te conformeren aan het gedrag en de attitudes van andere leeftijdsgenoten.

45
Q

Wat is steaming?

A

Een vorm van geweld die (meestal) een groep van personen op straat uitoefent ten opzichte van een individu.

46
Q

Wat is het binair denken over seksuele orientatie?

A

Het indelen van mensen in hetroseksueel of homoseksueel

47
Q

Wat is seksuele geaardheid?

A

Betrekking op het object van iemands seksuele belangstelling

48
Q

Wat is genderidentiteit?

A

Baar get gender dat iemand psychisch gezien bezit

49
Q

Wat is binaire identiteit?

A

Het indelen van sekse en gender in mannelijk of vrouwelijk

50
Q

Wat is een transgender?

A

Voelen zich van het andere geslacht

Transman: Mannelijke identiteit, vrouwelijke geslacht

Transvrouw: vrouwelijke identiteit, mannelijk geslacht

51
Q

Wat is een transgender?

A

Voelen zich van het andere geslacht

Transman: Mannelijke identiteit, vrouwelijke geslacht

Transvrouw: vrouwelijke identiteit, mannelijk geslacht

52
Q

Wat is genderdysforie?

A

Als je genderidentiteit verschilt van je geboortegeslacht.