Hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

Wat geloven voorstanders van het psychodynamisch perspectief?

A

Dat gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten en herinneringen waarvan een persoon nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar gaat de psychoanalytische theorie van Freud uit?

A

Dat onbewuste krachten bepalend zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag. het deel dat kinderlijke wensen, verlangens en behoeften bevat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke drie aspecten kent ons persoonlijkheid volgens Freud?

A

Id, ego en superego

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar staat de id van freud?

A

Het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid.

driften als honger, seks, agressie en irrationel implusen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vanwaaruit opereert de id?

A

Het genotsprincipe, zoveel mogelijk bevrediging, zo weinig mogelijk spanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar staat het ego voor bij freud?

A

Het rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vanuit waar opereert het ego?

A

vanuit de realiteitsprincipe, veiligheid bewaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar staat het superego voor bij freud?

A

Iemand geweten. Goed of kwaad.

Ontwikkeld vanaf 5-6 jaar, doordat ze dit overnemen van belangrijke figuren in hun leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 5 fases van freud?

A
  1. orale fase
  2. anale fase
  3. fallische fase
  4. genitale fase
  5. latentiefase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt volgens freud fixatie in?

A

Het gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een onopgelost conflict.

Orale fase - Voordurend bezig zijn met orale activiteiten (eten, praten, nagelbijten, roken ) of symbolische activiteiten (bijtend sarcasme)

Anala fase - overdreven reinheid of juist afstandelijkheid, vasthouden of loslaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de acht fases van psychosociale ontwikkeling van Erikson

A

Fase 1: Basisvertrouwen versus wantrouwen (geboorte tot 1 jaar)
Fase 2: Autonomie versus schaamte en twijfel (1 tot 3 jaar)
Fase 3: Initiatief versus schuldgevoel (3 tot 6 jaar)
Fase 4: Industrie versus minderwaardigheid (6 jaar tot puberteit)
Fase 5: Identiteit versus identiteitsverwarring (12 tot 18 jaar)
Fase 6: Intimiteit versus isolatie (jongvolwassenheid)
Fase 7: Generativiteit versus stagnatie (middelbare volwassenheid)
Fase 8: Integriteit versus wanhoop (late volwassenheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is er volgens erikson in elke fase sprake van?

A

Een crisis of een conflict dat het individu moet oplossen. moet opgelost zijn om naar de volgende fase te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de orale stadia van Freud? (Stadium 1)

A

(geboorte tot 1 jaar) Tijdens de vroegste periode van ontwikkeling vindt seksuele opwinding plaats rond de mond. Zuigen, kauwen, eten en bijten zorgen voor plezier. Deze vroege vormen van bevrediging worden geassocieerd met de bevrediging van honger. De belangrijkste prestatie van de orale fase is de gehechtheid van het kind aan zijn moeder - de basis voor alle latere intieme relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de Anaal stadium van Freud? (stadium 2)

A

(1 tot 3 jaar) Begint rond het einde van het eerste jaar - de focus van kinderen verandert naar het anale gebied. Dit markeert niet de beëindiging van orale behoeften; de orale behoeften bestaan ​​eerder naast de anale behoeften, waarbij de laatste steeds belangrijker wordt. Freud stelde voor dat hoe ouders in deze tijd omgaan met zindelijkheidstraining belangrijke implicaties heeft voor toekomstige persoonlijkheidsontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de Fallische fase van Freud? (Stadium 3)

A

De aandacht van kinderen wordt nu afgeleid naar het genitale gebied. Op dit moment worden jongens zich ervan bewust dat ze een penis (fallus) hebben en worden meisjes zich ervan bewust dat ze dat niet hebben. De belangrijkste prestatie van deze fase is de oplossing van het Oedipus-complex bij jongens en het Electra-complex bij meisjes, wanneer de seksuele focus van kinderen de ouder wordt van het andere geslacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is latentiefase van Freud (stadium 4)

A

(5 jaar tot het begin van de puberteit) -

Conflicten nemen af ​​tijdens de latentiefase, waarin geen enkel deel van het lichaam seksuele spanning oproept en kinderen de seksuele driften en conflicten van vroeger lijken te vergeten. Kinderen beginnen zich los te maken van het gezin en hebben meer contact met leeftijdsgenoten. Ze worden echt sociale wezens, spelen over het algemeen in groepen van hetzelfde geslacht en richten hun seksuele energie op niet-seksuele, voornamelijk sociale gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de Genitale fase van freud? (stadium 5)

A

(adolescentie en volwassenheid) Met het begin van de puberteit komen seksuele impulsen, onderdrukt tijdens de latentiefase, naar voren. Deze nieuwe, meer volwassen seksuele driften zijn gericht op leden van dezelfde leeftijd van het andere geslacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is fase 1 Erikson van de 8 fases van het leven?

A

Basisvertrouwen versus wantrouwen (geboorte tot 1 jaar)

Ze gaan geloven dat mensen betrouwbaar zijn en dat de wereld een veilige plek is. Als aan dergelijke behoeften niet wordt voldaan, ontstaat er wantrouwen.

Het ontwikkelen van basisvertrouwen bereidt het kind voor op het omgaan met de crises die zich voordoen naarmate hij of zij ouder wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is fase 2 Erikson van de 8 fases van het leven?

A

Autonomie versus schaamte en twijfel (1 tot 3 jaar)

Kinderen krijgen autonomie door lopen, kruipen ect. Kinderen kunnen echter nieuwe vaardigheden uitproberen, maar hun doelen niet bereiken.
Als ouders de mislukkingen van hun kinderen belachelijk maken en erop staan ​​dingen voor kinderen te doen die ze zelf kunnen doen, kan er een gevoel van schaamte of twijfel ontstaan.

Deze fase komt ook overeen met de anale periode van Freud en “ongelukken” met zindelijkheidstraining komen vaak voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is fase 3 Erikson van de 8 fases van het leven?

A

Initiatief versus schuldgevoel (3 tot 6 jaar)

Jonge kinderen leren de rollen van de samenleving door deel te nemen aan fantasiespel, doelen voor zichzelf te stellen en deze te bereiken, en te concurreren met andere kinderen. Ouderlijke steun en aanmoediging voor dergelijke zelf-geïnitieerde activiteiten bevordert de ontwikkeling van zin voor initiatief. Wanneer ouders daarentegen aandringen op te veel zelfbeheersing en competentie bij hun kinderen, kritiek uiten op hun pogingen tot volwassen gedrag, grappen maken over hun fantasiespel en hun vragen als hinderlijk behandelen, kan er een schuldgevoel ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is fase 4 Erikson van de 8 fases van het leven?

A

Industrie versus minderwaardigheid (6 jaar tot puberteit)

De toegenomen cognitieve vaardigheden van schoolgaande kinderen motiveren hen om te onderzoeken hoe dingen werken en hoe ze worden gemaakt. Ouders die de inspanningen van kinderen echter als hinderlijk beschouwen en zich concentreren op de rotzooi die ze maken in plaats van op de producten van hun werk, kunnen een gevoel van minderwaardigheid ontwikkelen

In tegenstelling tot Freud geloofde Erikson dat sociale instellingen (school, sport, religieuze organisaties, scouting, enz.) de ontwikkeling van kinderen aanzienlijk beïnvloeden, te beginnen met deze fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is fase 5 Erikson van de 8 fases van het leven?

A

Identiteit versus identiteitsverwarring (12 tot 18 jaar)

Elke conflictoplossing tot nu toe heeft bijgedragen aan het zelfgevoel van een kind - zijn of haar identiteit - maar met seksuele rijping komt het besef dat volwassen seksuele relaties en huwelijk niet ver weg zijn. Volgens Erikson is de belangrijkste taak in de adolescentie de integratie van verschillende identiteiten uit de kindertijd tot een meer complete identiteit die continuïteit uit het verleden en voorbereiding op de toekomst biedt. Dit is een periode van reorganisatie. Als adolescenten niet in het reine kunnen komen met “wie ze zijn” en “wie ze zullen zijn”, is het resultaat identiteitsverwarring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is fase 6 Erikson van de 8 fases van het leven?

A

Intimiteit versus isolatie (jongvolwassenheid)

Vroege volwassenheid omvat de periode van verkering, huwelijk en het vroege gezinsleven. Volgens Erikson zijn jongvolwassenen die het vermogen ontwikkelen om te zorgen voor en met een andere persoon zijn zonder angst om hun eigen identiteit te verliezen, hebben intimiteit bereikt. Intimiteit omvat niet alleen seksualiteit in liefdesrelaties, maar ook hechte vriendschappen, werkrelaties en relaties met medeleden van organisaties zoals het leger, serviceclubs en religieuze congregaties. Het niet realiseren van intimiteit kan leiden tot isolement, het onvermogen om de ervaringen van het leven volledig te delen met belangrijke anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is fase 7 Erikson van de 8 fases van het leven?

A

Generativiteit versus stagnatie (middelbare volwassenheid)

Wanneer de interesses van een volwassene van middelbare leeftijd verder gaan dan zijn of haar directe familie en het algemene welzijn van jongere collega’s omvatten, of inspanningen om de toekomstige staat van de samenleving of de wereld te verbeteren, heeft de persoon volgens Erikson generativiteit ontwikkeld. Volwassenen die geen positieve kijk op de toekomst hebben of geen geloof in de mensheid hebben, kunnen vervallen in zelfingenomenheid of stagnatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is fase 8 Erikson van de 8 fases van het leven?

A

Integriteit versus wanhoop (late volwassenheid)

Als oudere volwassenen kunnen terugkijken op hun leven en de bijdragen die ze hebben geleverd en tevreden kunnen zijn met het leven dat ze hebben geleid, vormen ze een gevoel van integriteit. Ze zien zichzelf als onderdeel van een groter geheel dat de generaties uit het verleden en de toekomst omvat. Anderen, die terugkijken en alleen gemiste kansen zien en spijt hebben van wat ze hebben gedaan, kunnen wanhoop ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is het behavioristisch perspectief?

A

Kijkt niet naar onbewuste processen, maar bestudeert de mesn volledig van buitenaf (exogeen).

Nadruk ligt op directe waarneembare feiten: effecten van mensen, voorwerpen en gebeurtenissen op gedrag.

Nurture belangrijker dan nature.

Kwantitatief (volume)

Gedraging zijn afkomsting uit omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat betekend exogeen

A

van buitenaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wanneer spreken behavioristen over stimulus-respons-leren

A

Dat gedragingen (response) het resultaat is van omgeving (stimulus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Het behavioristen kent twee vormen van leren?

A
  1. klassieke conditionering

2. operante conditionering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is klassieke conditionering?

A

Leren door belonen en straffen

(Ivan Pavlov)

Ongeconditioneerde stimulus (eten) + Geconditioneerde stimulus (bel) = Geconditioneerde gedrag

31
Q

Wat is Operante condititonering?

A

Een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons verstrekt of verzwakt wordt doordat die respons wordt geassocieerd met respectievelijk positieve of negatieve consequenties.

(skinner)

32
Q

Wat is het perspectief van sociaal-cognitieve leertheorie?

A

waarin de nadruk ligt op leren door het gedrag van anderen te observeren en te imiteren.

(Bandura)

33
Q

Wat is bekrachtiging?

A

het proces waarbij een prettige stimulus wordt aangeboden of een ontprettige stimulus wordt weggenomen.

Positieve - toevoegen prettige stimulus
Negatief - wegnemen onprettige stimulus

34
Q

Wanneer wordt bekrachting toegepast?

A

wanneer je wil dat het gedrag zich herhaald

35
Q

Wat is straf?

A

Maakt kans kleiner van herhaaldelijk gedrag.

positief - toevoegen van onprettige stimulus
negatief - wegnemen van prettige stimulus

36
Q

Wat is de gedragsmodificatie van operante conditionering

A

Een techniek om de frequentie van gewenst gedrag te verhogen en van ongewenst gedrag te verlagen.

37
Q

Wat is het perspectief van de sociaal-cognitieve leertheorie?

A

Ligt de nadruk van leren door gedrag van een ander te observeren en te imiteren

(bandura)

38
Q

Welke 4 stappen zijn er in sociaal-cognitief leren?

A
  1. aandacht - gedrag waarnemen
  2. retentie - gedrag herinneren
  3. reproductie - gedrag reproduceren
  4. motivatie - gedrag leren en uitvoeren.
39
Q

Wat is volgens de sociaal-cognitieve leertheorie de manier van leren?

A

observeren

We hoeven de consequenties van gedrag daardoor niet zelf persoonlijk te ondervinden om ervan te leren.

40
Q

Wat wordt er met mondeling bedoeld?

A

Gedrag imiteren dat bij een model wordt beloont.

41
Q

Waar richten zich de eerste generatie gedragtherapieën zich op?

A

Mensen zijn black boxes; wat daarin gebeurt is neit waarneembaar en daarom geen object van studie

(

42
Q

Waar richten zich de tweede generatie gedragtherapieën zich op?

A

Op het veanderen van de inhoud van irrationele of niet-werkzame gedachten, onder andere met behulp van sociaal leren.

(cognitieve therapie)

43
Q

Waar richten zich de derde generatie gedragtherapieën zich op?

A

De nadruk minder op verander van gedrag of gedachten, maar op het anders leren hanteren van ongewenste gedachten en gevoelens.

(mindfulness)

44
Q

Wat is het cognitief perspectief?

A

richt zich op de processen waardoor mensen de wereld steeds beter leren kennen, begrijpen en overdenken.

(piaget)

45
Q

Wat meende Piaget over de verschillende stadia die mensen doorlopen?

A

Niet alleen de kwantiteit (volume) maar ook de kwaliteit van onze kennis en ons begrip veranderd.

Handelen gaat vooraf van begrijpen

46
Q

Piaget zag de groei van schema’s als twee complementaire processen?

A
  1. assimilatie

2. accommodatie.

47
Q

Wat is assimilatie (schema)

A

In Piagets theorie van cognitieve ontwikkeling, het proces waarbij ervaringen worden opgenomen in de geest of, meer specifiek, in mentale schema’s.

Het toevoegen van een waargenomen handeling aan een bestaande structuur.

Een kind weet bijvoorbeeld dat een fiets een vervoermiddel is. Als het kind ontdekt dat auto’s ook vervoermiddelen zijn, zal hij deze onderbrengen in de structuur van de vervoermiddelen.

48
Q

Er zijn maar weinig nieuwe prikkels die perfect passen in een bestaand schema, wat vereist Assimilatie meestal?

A

dat bestaande schema’s enigszins worden uitgebreid of gewijzigd om het nieuwe object of de nieuwe gebeurtenis te accommoderen. (aanpassen)

49
Q

Wat is accommoderen/accommodatie?

A

In de theorie van cognitieve ontwikkeling van Piaget is de verandering die optreedt in een bestaand mentaal schema of een reeks schema’s als gevolg van de opname van de ervaring van een nieuwe gebeurtenis of object.

Het schema wordt veranderd door middel van assimilatie.

De structuur vervoermiddelen bevatte eerst alleen de fiets, nu is het kind er door assimilatie achter gekomen dat auto’s ook vervoermiddelen zijn. Hierdoor is zijn structuur uitgebreid.

50
Q

Wie is de sleutelfiguur binnen de ontwikkelingspsychologie?

A

Piaget

51
Q

Waar staat het informatieverwerkingstheorie voor?

A

Het achterhalen hoe we informatie coderen, opslaan en terughalen

Komt voor uit technologie (computers)

Is kwantitatieve verandering (Heeft te maken met hoeveelheid)

Hoe met informatie om te gaan wordt groter.

52
Q

Hoe heet de informatieverwerkingstheorieen die voortbouwen op Piagets onderzoek?

A

neopiagetiaanse theorieën

verschillende type verschillende vaardigheden.

53
Q

Wat is de cognitieve neurowetenschap?

A

Kijkt via hersenprocessen naar cognitieve ontwikkeling.

denken, probleemoplossen, plannen en organiseren.

54
Q

Wat is het critiek op cognitieve neurowetenschappen?

A

Soms beter is staat verschijnselen te beschrijven dan te verklaren.

55
Q

Ontwikkelingspyschologen concentreren zicht vaak op een ontwikkelingsdomein, welke 4 domeinen zijn er?

A
  1. fysiek
  2. cognitief
  3. sociaal-emotioneel
  4. persoonlijkheid.

Nadeel in het echt vind niets in isolatie plaats.

56
Q

Waar kijkt het systemische perspectief naar?

A

de relatie tussen individuen en hun fysiek wereld, cognitieve wereld, persoonlijkheidswereld en sociale wereld.

Het gaat om de manieren van kijken waarbij de omgeving een prominente plek krijgt toebedeeld.

57
Q

Er zijn 3 belangrijke theorieen van het systemisch perspectief?

A

1 het bio-ecologisch model van bronfenbrenner

2. sociaal-culturele theorie van Vygotsky

58
Q

Wat is het bio-ecologisch model van bronfenbrenner?

A

Dit model gaat uit van 5 omgevingsniveaus die elke organisme gelijktijdig beïnvloeden.

59
Q

Welke 5 omgevingsniveaus van bronfenbrenner zijn er

A
  1. microsysteem - dagelijkse directe omgeving
  2. mesosysteem - Schakel tussen het microsysteem (slechte dag op werk, moeder is boos thuis)
  3. exosysteem - Algemener invloeden. (sociale instituties)
  4. macrosysteem - culturele invloeden (overheden, politiek)
  5. chronosysteem - alle andere systemen (historische gebeurtenissen)
60
Q

Wat benadrukt het bio-ecologisch model?

A

de onderlinge samenhang tussen verschillende invloeden op de ontwikkeling .

verandering in het ene, heeft invloed op het andere.

en algemen culturele factoren.

61
Q

Critic op het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner?

A

weinig oog voor biologische factoren.

62
Q

Wat is het sociaal-culturele theorie van Vygotsky?

A

Beschrijft de cognitieve ontwikkeling als het resultaat van sociale interacties tussen de leden van een cultuur.

63
Q

Wat benadrukt de sociaal-culturele theorie?

A

ontwikkelling is een wederzijdse transactie

64
Q

Wat is scaffolding?

A

kinderen krijgen ondersteuning bij het leren van een taak die net boven hun niveau ligt, waardoor zij een hoger niveau kunnen bereiken.

65
Q

Kritiek op de sociaal-culturele theorie?

A

Te weinig oog voor biologische factoren. lastig toe te passen

66
Q

Wat is de contextuele systeemgerichte stroming?

A

benadrukt intergenerationele invloeden en balans geven en nemen

67
Q

Wat benadrukt de cybernetische systeem gerichte stroming?

A

hoe een bepaald gezond of ongezond evenwicht in systemen in stand gehouden wordt.

68
Q

Wat benadrukt de strategische systeemgerichte stroming?

A

effecten binnen een systeem

69
Q

Wat is het evolutionair perspectief?

A

bekijkt de ontwikkeling vanuit een biologische invalshoek en probeert gedrag te identificeren dat het resultaat is van genetische erfenis van onze voorouders.

(Darwin)

70
Q

Wat is natuurlijke selectie?

A

organismen met bepaalde kenmerken, die ervoor zorgen dat zij beter in hun omgeving passen, hebben meer kans op overlevende nakomelingen dan minder goed aangepaste.

71
Q

De evolutionair perspectief leunt zwaar op de ethologie, wat is dit?

A

de wetenschap die kijkt naar invloed van biologische kenmerken op gedrag.

(Konrad Lorenz)

72
Q

Wat is de zelfdeterminatietheorie (ZDT)

A

Over menselijke motivatie. 3 natuurlijk basisbehoeften zijn die het functioneren, het welbevinden en de groei van mensen beinvloeden: automie, verbondenheid en competentie.

73
Q

Wat is intrinsieke motivatie?

A

handelen vanuit je eigen wil en verlangen.

74
Q

Wat is extrinsieke motivatie?

A

handelen omdat er een beloning is of mijden van straf.