Hoofdstuk 15 Flashcards

1
Q

Wat is een van de belangrijkste dingen dat de adolesenten onderscheidt van kinderen?

A

Het vermogen om verder te denken dan de concrete, huidige situatie. Jongeren denken absoluut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het formeel-operationele stadium van Piaget? (rond hun 12de)

A

Ze ontwikkelen het vermogen om abstract te denken. Logica toepassen

Wat zou er kunnen gebeuren. Dingen zijn relatief niet absoluut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is hypothetische-deductief redeneren?

A

met hypothesen werken en daar beweringen uit proberen af te leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is propositioneel denken?

A

Het gebruik maken van abstracte logica in de afwezigheid van concrete voorbeelden.

(Paraplu menemen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een syllogisme?

A

Zo wordt een redenering in de logica genoemd. Een syllogisme is doorgaans opgebouwd uit drie elementen;

  • De majorpremissie (Aanname dat iets waar is)
  • De minorpremissie (een specifieke stelling die ook waar is)
  • een conclusie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn redenen dat niet alle adoloscenten gebruikmaken van het formele opraties (denken)

A
  • Culturele invloeden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Visie van paigets (4 punten)

A
  • Voltrekt in universele stapgewijze sprongen. Alles even goed tegelijk kunnen
  • Groei wordt gekenmerkt door relatief snelle verschuivingen van het ene naar de andere stadium
  • Baby’s kunnen tegenwoordig meer dan Piaget aanman.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het Informatieverwerkingstheorie

A

Het geleidelijke en permanente verandering in het vermogen om informatie op te nemen. verbetering van hu geheugencapaciteit en perceptuele vermogens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke cognitieve sprongen maakt men in de adolescentie

A

De verbale, mathematische en ruimtelijke vaardigheden. De geheugencapaciteit en betere verdeling van aandacht.

Problemen en abstracte begrippen steeds beter begrijpen

Algemene intelligentie blijft stabiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Volgens de informatieverwerkingstheorie is de groei van de metacognitie een belangrijke reden van de vooruitgang, wat houdt dit in?

A

De kennis die mensen hebben van hun eigen denkprocessen en het vermogen om hun eigen cognitie te volgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar kan metacognitie ook toe leiden?

A

Dat ze zich terugtrekken en zich erg van zichzelf bewust zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het denken van adolescenten wordt soms gedomineerd door egocentrisme, wat is dit?

A

Het onvermogen om zich in anderen te verplaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Egocentrisme kan leiden tot vervorming van denken (2 dingen)

A
  • Imaginair publiek
  • persoonlijke fabels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is imaginair publiek?

A

Fictieve toeschouwers die net zo veel aandacht aan het gedag van de adolescent besteden als zichzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn persoonlijke fabels?

A

De overtuiging dat wat er met hen gebeurt uniek en bijzonder is en niemand overkomt.

denken dat sommige dingen hun niet kunnen overkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het Heinz-dilemma

A

Voorbeeld in ethische en morele discussie dat kohlberg gebruikte om een schema van de morale ontwikkelingen van de mens op te stellen.

zegt iets over hun algemene niveau van cognitieve ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Kohlberg beweert dat mensen het moreel redenen in stadia gaat, wat doen basisschoolkinderen en adolescenten?

A
  • basisschoolkinderen: Geneigd te denken in termen van concrete, onveranderlijke regels (stelen is altijd verkeerd) Normen en waarden van de maatschappij
  • Adolescenten - zijn in staat om abstracte, formele grondbeginselen van de ethiek te begrijpen.
18
Q

Wat zijn de 3 niveaus en de 6 stadia’s volgens Kohlberg van moreel denken.

A
  1. Preconventionele niveau (stadium 1&2)
  2. Conventionele niveau (stadium 3&4)
  3. Postconventionele niveau (stadium 5&6)
19
Q

Wat is het Preconventionele niveau van Kohlberg over moreel redeneren?

A

Kinderen houden vast aan onveranderlijke regels, die zijn gebaseerd op beloningen en staffen door een autoriteit. Ook hanteren ze het weegschaalmodel

Stelen is fout!

(Stadium 1 & 2)

20
Q

Wat is het weegschaalmodel?

A

Als je niet lief voor mij bent, ben ik dat ook niet tegen jou

21
Q

Wat is het Conventionele niveau van Kohlberg moreel redeneren

A

Op basis van wat anderen goed vinden en hun eigen positie als goede, verantwoordelijk leden van de maatschappij.

Anderen doen het ook niet dus ik ook niet.
(stadium 3&4)

22
Q

Wat is het Postconventionele niveau van Kohlberg moreel redeneren

A

Waarin de persoon gericht is op in overleg overeengekomen afspraken en eigen universele morele principes.

Rond 13 jaar laatste stadium

(stadium 5&6)

23
Q

Side note: leden uit geindustrialiseerde landen doorlopen ze sneller dan niet-geindustrialiseerde landen

A
24
Q

Wat is het verschil bij moreel redeneren tussen jongens en meisjes?

A

Jongens zien het in termen van algemene principes als rechtvaardigheid en eerlijkheid.

Meisjes ligt de nadruk op verantwoordelijkheid en bereidheid om zichzelf op te offeren.

25
Q

Wat zijn de drie stadia van moreel redeneren volgens Gilligans van vrouwen.

A
  1. nadruk op individuele overleving
  2. Goedheid als zelfopoffering
  3. Moraal van geweldloosheid.
26
Q

Wat is stadia 1 van moreel redeneren voor meisjes volgens Gilligans?

A

nadruk op individuele overleving - Gericht op het praktisch en het beste voor zichzelf.

Speelt alleen spelletjes die ze zelf leuk vindt.

27
Q

Wat is stadia 2 van moreel redeneren voor meisjes volgens Gilligans?

A

Goedheid als zelfopoffering - Behoefte van zelf als behoefte van anderen wordt rekening mee gehouden.

Speelt spelletje ookal vindt ze het zelf niet zo leuk.

28
Q

Wat is stadia 3 van moreel redeneren voor meisjes volgens Gilligans?

A

Moraal van geweldloosheid - Evenwicht bereikt tussen zichzelf en anderen. Iemand kwetsen - inclusief zichzelf - wordt als immoreel beschouwd.

Zoeken naar iets wat beide leuk vinden.

29
Q

Wat is het segregatie in het onderwijs?

A

De situatie dat leerlingen met een vergelijkbare achtergrond samenclusteren op dezelfde scholen en daar zodoende niet vanzelfsprekend kinderen uit andere sociale groepen tegenkomen.

30
Q

Wat is differentiatie in het onderwijs

A

Het onderwijsaanbod aanpassen aan de verschillende noden van leerlingen. Keuzevrijheid

31
Q

Wat is een vroegtijdige schoolverlater?

A

Iemand tussen 18 en 24 jaar die geen diplome van het hoger secundair onderwijs heeft behaald en geen enkele vorm van onderwijs of vorming meer volgt.

32
Q

Welke 3 stadia’s doorlopen mensen volgens Eli Ginzberg bij de keuze van een beroep?

A
  1. Fantasieperiode - tot 11 jaar. Wat vinden ze aantrekkelijk?
  2. Tentatieve periode - Adolescentie. Praktische overwegingen.
  3. Realistische periode - Vroege volwassenheid. Verdieping in carriereopties
33
Q

Wat zijn de 6 persoonlijkheidstypen van Holland en beroepskeuze?

A
  • Realistisch
  • Intellectueel
  • Sociaal
  • Conventioneel
  • Ondernemend
  • Artistiek
34
Q

Waar staat realistisch van Holland beroepskeuze voor?

A

nuchter, praktisch, probleemoplossend. Sociale vaardigheden middelmatig.

35
Q

Waar staat intellectueel van Holland beroepskeuze voor?

A

Voelen aangetrokken tot theoretische en het abstracte. Niet bijzonder goed met mensen.

36
Q

Waar staat sociaal van Holland beroepskeuze voor?

A

Sociale persoonlijkheidstype met betrekking op verbale vaardigheden en interpersoonlijke relaties.

37
Q

Waar staat conventioneel van Holland beroepskeuze voor?

A

Gestructureerde taken.

38
Q

Waar staat ondernemend van Holland beroepskeuze voor?

A

nemen graag risico’s en zijn voortvarend. Goede leiders.

39
Q

Waar staat artistiek van Holland beroepskeuze voor?

A

Uitdrukken met behulp van kunst.

40
Q

Wat is een loonkloof?

A

een systematisch verschil in arbeidsloon tussen mensen met een gelijke opleiding en ervaring.

41
Q

Wat is het glazenplafond?

A

is een onzichtbare blokkade in een organisatie die ervoor zorgt dat mensen door discriminatie niet verder komen dan een bepaald niveau.