Hoofdstuk 6 Wat mag en wat mag niet in de media Flashcards

1
Q

Jurisprudentie:

A

de wet door de rechter uitgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pictoright =

A

Een auteursrechtenorganisatie in Nederland voor visuele makers. Behartigt belangen van
illustratoren, beeldend kunstenaars, grafisch kunstenaars en andere beeldmakers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Auteursrecht (of copyright):

A

de verzameling rechten die de maker heeft. Heb je automatisch als je
iets gemaakt hebt. Je mag zelf bepalen wie het mag verspreiden en hoe, of je recht verkopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Licentie =

A

toestemming om auteursrechtelijk beschermd werk te mogen openbaar maken of te verveelvoudigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Overdragen =

A

als het hele auteursrecht naar iemand anders gaat. Je geeft anderen dan het recht om
te bepalen hoe jou creatie wordt uitgebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Citaatrecht:

A

Het recht om een werk van iemand te gebruiken in een ander werk. Dit doe je door een gedeelte van het werk te hergebruiken.
Je mag dan een klein gedeelte gebruiken en moet de bron vermelden. Je mag niet het hele werk overnemen, of het werk overnemen zonder doel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Duidelijke doelen voor het citeren:

A
  • het aankondigen van iets
  • het beoordelen of recenseren van een werk
  • een werk van een ander gebruiken in een polemiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Portretrecht

A

Het recht dat je hebt om een afbeelding van jezelf te controleren. Dit geld wanneer je wordt afgebeeld (tekening, foto, video etc.) Zo kun je voorkomen dat er een foto met jou erop gepubliceerd wordt zonder enig doel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Twee soorten portretrecht:

A
  1. Werk in opdracht:
    wanneer je iemand vraagt om een foto van je te maken. Diegene mag die
    foto niet zomaar ergens anders voor gebruiken.
  2. Werk niet in opdracht:
    bijvoorbeeld als een fotograaf aan een openbare weg of gelegenheid foto’s maakt -> staan altijd mensen op. Die mensen kunnen niet voorkomen dat de fotograaf
    de foto publiceert, tenzij je een redelijk belang hebt bv privacy belang. Je kan je dan verzetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Privacy

A

de controle die je hebt op je leven en de informatie over jezelf en jouw leven. -> zelf in de
hand hebben van wie wat over jou weet, en wanneer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Persoonsgegevens

A

alle gegevens waarmee we kunnen zeggen dat jij het bent. -> gebruik daarvan zijn regels voor gemaakt.
Je moet toestemming geven voor een bepaald doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cookies

A

kleine bestanden die op de harde schijf staan en
gebruikt worden om bij het browsen
advertenties aan te sturen en ook voor spyware.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

College Bescherming Persoonsgegevens (CBP):

A

Ziet erop toe dat organisaties op een juiste manier

met gegevens, en treedt op tegen degenen die zich niet aan de wettelijke regels houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Twee vormen van geweld in de media:

A

Reëel geweld:
Echt geweld, bijvoorbeeld in het journaal. Wanneer je als journalist ergens verslag van doet, wil je dat zo goed mogelijk weergeven. Wanneer dat onderwerp zich
afspeelt in een oorlogsgeweld, kun je niet anders dan het zichtbaar maken -> beelden van geweld zijn dan functioneel.

Fictief geweld:
Nep geweld, bijvoorbeeld in tekenfilms. Het is onduidelijk hoe het echt is, en hoe het er echt uit ziet -> vervormd beeld. Trucs uit gewelddadige films zijn vaak onwerkelijk maar zien er wel echt uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Discriminatie

A

is op basis van de Nederlandse grondwet verboden. In de media mag dit dus ook niet.
Wat is precies discriminatie? -> wanneer het de vorm aanneemt van rechtstreekse belediging o.b.v.
bijv. seksuele voorkeur of racisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je blijft discriminatie wel tegenkomen, ook al is het verboden, omdat men zich niet altijd aan de wet
houdt en..

A

grenzen zijn voor interpretatie vatbaar. Als medium wil je in principe discriminerende
reacties voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verschil diversiteit en representativiteit

A

Diversiteit: gaat om het bevorderen van verscheidenheid in groepen. Muliticulturaliteit

Representativiteit: de aanwezigheid van verschillende groepen in de mate waarin ze ook in de
samenleving voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Propaganda:

A

Een vorm van (misleidende) communicatie die direct inspeelt op het beeld dat in de maatschappij
leeft, en is eropuit de publieke opinie te veranderen. Het is een manier om het publiek voor een
bepaald gedachtegoed te winnen en andere standpunten weg te drukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kenmerk propaganda:

A

de eenzijdigheid van de informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ethiek:

A

Geheel van waarden, normen en wettelijke regels.
Die regels zijn er om de omgang met elkaar
te vergemakkelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Drie groepen waar je rekening mee moet houden in de dagelijkse omgang:

A
  1. Intern – collega’s. -> hebben opvattingen over hoe het werk eruit moet zien.
  2. Extern – doelgroep: lezers, kijkers of gebruikers. -> hebben verwachtingen van wat je maakt;
    kopen of lezen iets met verwachting.
  3. Extern – adverteerders en andere bronnen van geld. -> hebben bepaalde verwachtingen van je werk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Code van Bordeaux =

A

Daarin zijn regels vastgesteld voor journalisten, om onderscheid te maken tussen ‘echte journalisten’ en anderen. (iedereen mag zichzelf journalist noemen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Twee organisaties in NL die op eigen manier toezien op de code:

A
  • Nederlandse Vereniging van Journalisten: belangenvereniging. Onderschrijft de code met
    eigen richtlijnen en zet zich zo in voor ‘echte journalisten’.
  • Raad voor de Journalistiek: zorgt voor de naleving van de journalistieke regels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

In de Code van Bordeaux staan grofweg 8 onderdelen beschreven:

A
Waarheid
Rectificaties
Plagiaat en laster 
Faire informatiegeving
Bronnen 
Vertrouwelijkheid 
Discriminatie Vrijheid 
publicatie en kritiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Fair:

A

term in de journalistiek, wanneer er ‘hoor en wederhoor’ plaatsvindt. Wanneer je iets over
iemand schrijft op basis van een bron, moet je die persoon zelf ook om reactie vragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Belofte van waarachtigheid =

A

dat men oprecht en eerlijk een beeld voorschotelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Zelfregulering:

A

men bedenkt zelf tegels om binnen de in de maatschappij geaccepteerde kaders te
blijven. Ander doel is het voorkomen dat de overheid wettelijke regels gaat vaststellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Twee voorbeelden zelfregulering

A
  1. Kijkwijzer = geven beoordeling voor films, games en televisieprogramma’s in Nederland. Is
    expliciet opgesteld om in te gaan op wensen van de overheid, maar is wel een onafhankelijk
    instituut.
  2. Reclame Code Commissie = komt in actie als er geklaagd wordt over reclame, door
    consumenten of bedrijven. Klacht moet gaan over een reclame, commercial of advertentie.
    Gaat om de inhoud van de reclame, de herkenbaarheid, maar ook tijdstip of doelgroep.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Contextuele integriteit =

A

rekening mee houden dat publieke informatie van de ene plek op de
andere plek toch iemands privébelang beschadigt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Cyberbullying =

A

pesten met gebruikmaking van moderne media.

  • Media bereikt een groot publiek
  • Doordat we bijna altijd online zijn, komt er geen einde aan het pesten
31
Q

controle journalisten

A

laat zich controleren door mede journalisten en geen tussenkomst van overheden

32
Q

contextuele integriteit

A

informatie wat voor publiek beschikbaar is erop vertrouwend dat het in de juiste context wordt geplaatst.

33
Q

nagenoeg geen controle

A

vrije informatieverspreiding

Je ben onafhankelijk in het publiceren van de mediaproduct. Maatregelen tegen misbruik vaak achteraf.

34
Q

Cyberbullyin

A
  • slachtoffer is nooit veilig
  • media versterken het beeld van iemand
  • afpersing
35
Q

Grenzen zijn duidelijk. Strafbaar is:

A
  • afpersing
  • verspreiden privé info
  • voordoen als iemand anders
36
Q

verschil kijkwijzer-mediawijsheid

A

kijkwijzer
probeert mensen in bescherming te nemen door anderen te laten beslissen over hun mediaconsumptie (ouder-kind)

Mediawijsheid
probeert gebruikers kritische vragen te laten stellen over hun mediaconsumptie om ze betere beslissingen te laten nemen over media.

37
Q

Kijkwijzer / mediawijsheid

A

Kijkwijzer - effect - wat doen media met mensen

mediawijsheid - gebruik - wat doen mensen met media

38
Q

Citaatrecht

A
  • valt buiten auteursrecht
39
Q

voorwaarden citeren

A
  • gebruik klein gedeelte als verwijzing
  • bronvermelding
  • je mag zoveel citeren als nodig is om het citaat kloppend en duidelijk te maken
  • citaat moet duidelijk doel dienen:
    aankondiging
    beoordelen/recenseren werk
    in een polemiek (= reeks artikelen waarin auteurs elkaars punt bestrijden)
40
Q

citeren uit

A

tekst
video
audio
beeldmateriaal

41
Q

Citaatrecht =

A

recht om het werk van iemand te gebruiken in ander werk

42
Q

portretrecht

A

voor foto’s, afbeeldingen, video’s

Uitzondering priveterrein

43
Q

Persoonsgegevens

A

CBP: college bescherming persoonsgegevens

Toezicht en treedt op

44
Q

privacy videobeelden

A

gebruik camera’s mag, behalve verborgen camera’s

Uitzondering: recht op vrije nieuwsgaring prevaleert boven recht privacy

45
Q

camera’s winkel

A

bordje noodzakelijk

46
Q

Filmen werknemers

A

mag, mits vooraf aangegeven wordt voor trainingsdoeleinden (DOEL!). Beelden mogen niet zomaar worden uitgezonden

47
Q

Wanneer discriminatie?

A

grenzen zijn altijd voor interpretatie vatbaar (rechter besluit)

48
Q

Ethiek=

A

ongeschreven regels/afspraken die niet wettelijk verplicht zijn

49
Q

Code van Bordeaux

A

ethische normen voor journalistiek

50
Q

Voorbeeld zelfregulerin

A

kijkwijzer (= onafhankelijk instituut)

PEGI voor games

51
Q

is copyright hetzelfde als auteursrecht?

A

nee, niet volgens NL wet.

52
Q

Kunnen rechten los worden overgedragen?

A

ja, of in licentie worden gegeven

53
Q

Kan je optreden tegen overtreding auteursrecht?

A

ja, je hebt altijd het recht om op te treden tegen aanpassing van je werk.
Uitzondering: parodie

54
Q

Wanneer mag parodie?

A
  • niet voor commercieel gebruik
  • voldoende bewerkt
  • doel moet humor zijn (niet iedereen hoeft het leuk te vinden)
  • voldoende afstand vh origineel
55
Q

wat is een gevaar van democratische media?

A

iedereen kan mediaproducties maken, er is geen censuur

56
Q

naast wetgeving hebben platforms verantwoordelijkheid dat het niet voor onethische doeleinden wordt gebruikt dmv.

A

gebruikersvoorwaarden

57
Q

Nadeel gebruikersvoorwaarden

A

subjectiviteit.
wie bepaalt wat er in de gebruikersvoorwaarden wordt toegestaan?
Welk land is leidend voor de gebruikersvoorwaarden?
Handhaving gebruikersvoorwaarden? (sociale controle))

58
Q

Nadeel internet

A

het is vrijwel onmogelijk om iets wat al verspreid is weer te verbergen.
Onmogelijk om dit dmv wetten te reguleren.

59
Q

Wanneer heb je auteursrecht? Noem daarbij ten minste één geval waarin anderen jouw werk toch kunnen gebruiken.

A

Auteursrecht verkrijgt de maker onder het Nederlands recht direct en automatisch.
Het is de verzameling van rechten die een maker
van een werk heeft.
Als een geval waarin anderen een werk kunnen
gebruiken kan de student noemen dat een recht aan die ander gegund of verkocht kan zijn.
Of de student kan het gebruik van het citaatrecht, zoals
in paragraaf 6.1.2 wordt belicht, aanhalen.

60
Q

Wanneer zou een nieuwsmaker met portretrecht te maken kunnen krijgen? Beschrijf een situatie en leg uit wat portretrecht
is.

A

Er is een verschil tussen werk ‘in opdracht’ en ‘niet in opdracht’.

In een goed antwoord wordt duidelijk dat portretrecht er voor zorgt dat een foto niet zomaar gepubliceerd kan worden (niet in opdracht) of sowieso
niet ergens anders voor gebruikt mag worden (in opdracht).

Voor de situatie van ‘een nieuwsmaker’ is het belangrijk dat de student dan begrijpt dat zo iemand doorgaans te maken heeft met ‘niet in opdracht’.

Een nieuwsmaker krijgt dus met het portretrecht te maken als hij of zij moet beslissen of een foto uit de openbare ruimte wel gebruikt mag worden.

61
Q

Leg uit wat privacy is. Beschrijf daarna waarom de bepaling dat je gegevens niet zomaar voor een ander doel mag gebruiken samenhangt met privacy

A

Privacy is de controle die iemand heeft op zijn of haar eigen leven en de informatie over zichzelf en dat eigen leven.
Het is dus een verzamelbegrip.

Omdat het gaat over controle houden valt ook het gebruik van gegevens voor een ander doel samen met ‘privacy’.

Het gaat om de controle van degene over wie het gaat over zijn gegevens. Deze zou hij kwijtraken als gegevens vrij gedeeld en gebruikt zouden mogen worden.

Het is dus belangrijk dat de student het aspect ‘controle houden’ kan koppelen aan het gebruik van gegevens, in deze context.

62
Q

Wat is het verschil tussen fictief en reëel geweld?

Beargumenteer waarom een vechtpartij in een televisieshow fictief dan wel reëel geweld is.

A

Fictief geweld is geweld dat ‘niet echt’ is zoals in tekenfilms, en dergelijke.

Reëel geweld is ‘echt’ geweld, zoals het journaal of een
documentaire dat uitzendt.

De argumentatie over geweld in een
televisieshow moet dit onderscheid bevatten.
In het geval dat de student in de argumentatie voor ‘fictief’ geweld kiest, moet dan blijken dat een show
niet ‘echt’ is. (Bijvoorbeeld doordat het ingestudeerd, ‘toneel’, is.)
Aan de andere kant zal een argumentatie die betoogt dat het reëel geweld is moeten laten zien dat het wel degelijk ‘echt’ geweld is.

63
Q

In het televisieprogramma Opsporing Verzocht worden
oproepen van de politie voor meer informatie over criminele activiteiten gedaan.

Leg uit waarom zij nogal eens het verwijt
krijgen te discrimineren. Gebruik in je argumentatie het begrip representativiteit.

A

Representativiteit gaat om de mate waarin verschillende groepen uit de samenleving aan bod komen en of die overeen komt met de mate waarin ze ook in de samenleving voorkomen.

In de uitleg van de student moet duidelijk worden dat de bedoelde discriminatie dan samenhangt doordat de
politie of het televisieprogramma er niet voor heeft gezorgd dat de verdeling in het programma van de groepen overeenkomt met de
samenleving.
Hierbij kan gebruik worden gemaakt van het begrip statistiek en is het niet van belang of het verwijt terecht is. De uitleg spitst zich toe op waaruit het verwijt ontstaat: de mogelijke ongelijke verdeling

64
Q

Wat is propaganda?

A

Propaganda is een vorm van communicatie die direct inspeelt op het beeld dat in de maatschappij leeft, en is er op uit de publieke opinie te veranderen dmv eenzijdige aanbod van informatie

65
Q

Wat houdt het journalistieke begrip “hoor en wederhoor” in?

A

Het hangt samen met ‘faire’ berichtgeving zoals genoemd in de code van Bordeaux.

Wanneer een journalist iets over iemand schrijft op basis van een bron, men die persoon zelf ook om een reactie hoort te vragen.
Het is een journalistiek-ethische
regel.

66
Q

Wat bedoelen journalisten met de stelling dat een

journalistieke productie verifieerbaar moet zijn?

A

Verifieerbaarheid is onderdeel van een
‘faire berichtgeving’. In het antwoord staat dat het gaat om het gebruik van bronnen.

Het gaat dus om het controleerbaar maken van berichtgeving en in een goed antwoord gaat de student dan ook in op het brongebruik en het effect van bronnen: het nagaan van de informatie in een bericht.

67
Q

Beschrijf een manier waarop internet het verwijzen naar
bronnen makkelijker heeft gemaakt voor journalisten én een manier waarop het verwijzen naar bronnen door internet juist lastiger is geworden.

A

In de argumentatie vóór een gemakkelijkere verwijzing naar bronnen het gebruik van links.

Een argument tegen de stelling dat internet
bronverwijzingen makkelijker maakt is niet letterlijk in de tekst te vinden, maar wel staat beschreven hoe het aantrekkelijker is geworden geen bronvermelding te doen. In het antwoord kan de student dus hierop in
gaan. Concurrentie heeft op internet duidelijker baat van bronvermelding.

68
Q

Wat is zelfregulering?

A

maatschappelijke regels gaat, waarvoor partijen zelf regels hebben bedacht om na te gaan leven.
Men zorgt door eigen regels dat men binnen
maatschappelijke kaders blijft. Zelfregulering kan daarnaast ook samengaan met wettelijke normen; door deze eigen regelgeving zorgt men voor zekerheid nooit de daadwerkelijke wettelijke regels te overtreden.

69
Q

Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat zelfregulering met

betrekking tot uitzendtijden niet zo gemakkelijk is.

A

Nu programma’s ook online te vinden zijn is er geen vast tijdstip. Kijkers kunnen een programma altijd
later terugkijken, ook buiten de vastgestelde uitzendtijden.

70
Q

Beschrijf waarom het feit dat reclame vaak in ‘blokken’ achter elkaar wordt uitgezonden voortkomt uit zelfregulering.

A

Zelfregulering is beschreven in paragraaf 6.3.2, het antwoord haalt de betekenis van zelfregulering als eigen regelgeving om binnen normen te blijven aan.

Reclame moet ‘herkenbaar zijn’, en het antwoord gaat dan ook in op hoe een reclameblok ervoor zorgt dat reclame herkenbaar is als losstaand onderdeel. Het is geen onderdeel van de overige programmering,
het blok maakt duidelijk dat het op zich staat.

71
Q

Wat is contextuele integriteit?

A

het gebruik van publieke informatie op een andere plek dan waar het oorspronkelijk voor bedoeld
was.
De betekenis van publiek beschikbare informatie kan ineens anders worden wanneer deze op een andere plek gebruik wordt. De student kan
hierbij het begrip ‘context’ gebruiken: we vertrouwen er vaak op dat
publieke informatie altijd in de juiste context geplaatst wordt.

72
Q

Beschrijf aan de hand van wat je weet over portretrecht een situatie waarin de wet iets anders bepaalt dan de maatschappelijke (fatsoens)normen.

A

De archetypische situatie van een botsing in het portretrecht is die waarbij de wet zegt dat openbaarmaking mag, omdat het een opname
in de publieke ruimte betreft, maar een persoon hier moeite mee heeft omdat hij of zij op de foto is gezet. De student kan hierbij gebruik maken
van het voorbeeld waarin een ‘onbekend’ iemand minder snel bezwaar kan maken tegen openbaring dan een bekend iemand.

73
Q

. Benoem tenminste twee redenen waarom social media (online) pesten gemakkelijker heeft gemaakt.

A

Cyberbullying.

De pakkans kan lager zijn wanneer iemand
anoniem op internet anderen pest. Daarnaast hangt de andere reden samen met de genoemde beeldvorming: verspreiding van materiaal is door social media gemakkelijk en snel. Het slachtoffer staat dus snel onder druk.

Alternatief kan de student ook aanvoeren dat de opnamemogelijkheden, en andere mogelijkheden tot communicatie, gemakkelijk zijn gemaakt door de
techniek. Social media is per definitie een platform van communicatie, en (dus) ook van pesten.

74
Q

Streaming diensten, waarbij je iets filmt en direct uitzendt, kunnen botsen met verschillende rechten. Noem er twee en beargumenteer waarom ze toch succesvol zouden kunnen zijn.

A

Aangezien het gaat om ‘direct uitzenden’ is het hier goed het antwoord op te hangen aan ‘publiceren’ van een werk. Streaming diensten kunnen zo botsen met het portretrecht: je hebt doorgaans immers niet afgestemd of openbaarmaking terecht is, maar gaat direct over tot openbaarmaking met het maken van
de opname zelf.

Ook een tweede recht zal hier aan opgehangen worden: auteursrecht wanneer de uitzending direct ook een ander werk openbaart; en dit kan tevens een botsing met het citaatrecht zijn. (Je citeert “meer
dan nodig”)

In de uitleg over waarom het toch succesvol kan zijn kan de student verwijzen naar zelfregulering, en daarmee naar maatschappelijke normen
die kunnen veranderen. Het is daarbij niet per se nodig aan te tonen dat dit succes ook juridisch sluitend tot stand komt.