Hoofdstuk 4 Hoe gaan media en mensen met elkaar om? Flashcards
wat is een doelgroep?
groep personen die obv 1 of meerdere gezamenlijke kenmerken tot een groep gerekend worden.
Idee achter doelgroep
bij produceren kun je rekening houden met je gewenste publiek.
kenmerken doelgroep
- wat doen media met mensen
- passieve groep mensen
- doelgroep wordt gekozen
kenmerken pubiek
- wat doen mensen met media?
- actieve groep mensen
- publiek bestaat al
doelgroep wordt omschreven aan de hand van 3 volgende onderwerpen:
- categorieen: bv obv leeftijd, geslacht, inkomen etc
- consumenten: iemand uit doelgroep is niet perse de consument vb reclame gericht op kinderen, maar ouders kopen het.
- mediakeuze: keuze medium heeft invloed op de manier waarop je je doelgroep samenstelt en andersom
niche=
zeer beperkte groep mensen
2 vormen actie publiek
- fans
Besteden tijd aan activiteiten waar ze fan van zijn - subculturen
wanneer groepscultuur zo opvallend is dat het een eigen cultuur vormt.
Mensen die op dezelfde manier afwijken vd mainstream-cultuur
commercialisering=
wanneer een subcultuur die zich willen afzetten tegen de commercie, onderdeel worden van de commercie
Doelgroep (passief) is gebaseerd op de vraag:
wat doen media met mensen?
publiek (actief) is gebaseerd op de vraag:
wat doen mensen met media
betekenisgeving=
het kijken naar de vraag wat mensen met media doen.
Smaak en sociale achtergrond zijn hierbij van belang.
Smaak=
gaat over de voorkeuren die personen hebben
Sociale klasse:
een groep mensen met bijvoorbeeld dezelfde inkomens of hetzelfde
opleidingsniveau.
Hogere en lagere sociale klasse =
hogere sociale klasse heeft meer te besteden, andere
levensstandaarden.
Lagere sociale klasse heeft minder te besteden, en meer waardering voor
emotionele.
Hoge en lage cultuur =
hoge cultuur zijn kunst, klassieke concerten etc. Lage cultuur zijn dramaseries
of concerten van Frans Bauer.
Verband tussen sociale achtergrond van mensen en omgang met media ->
encoding-decoding model van Stuart Hall
Coderen =
het meegeven van betekenissen aan een
televisieprogramma.
Voorbeeld is een shot van een sportauto in
een film, staat symbool voor stoer, een stoere held.
Encoderen =
het geven van codes, betekenissen die de makers
aan hun product meegeven.
Decoderen =
= kijkers geven zelf betekenis aan de codes ->
ontrafelen codes op basis van sociale achtergrond.
Voorbeeld; de sportauto kunnen ze stoer vinden, maar iemand anders kan het ook een teken van milieuvervuiling vinden.
Drie manieren om programma te decoderen:
- Dominant: je gaat meet met de codes zoals die bij het encoderen aan het programma zijn
meegeven. Decoding komt overeen met de encoding. - Onderhandelend: je gaat deels mee met de codes, en deels wijk je ervan af doordat je het
anders opvat door je eigen sociale ervaring. Decoding komt gedeeltelijk overeen met
encoding. - Oppositioneel: je gaat volledig in tegen de codes zoals die bij het encoderen zijn meegeven.
Decoding wijkt sterk af van de encoding.
Identiteit =
het idee dat je hebt over wie je zelf bent en bij welke personen of groepen je hoort.
NB: decoderen: sociale achtergrond is niet allesbepalend, je hebt ook een identiteit
Er zijn twee soorten onderzoeksmethoden:
Kwantitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek
Proberen door middel van beschrijvingen en interpretaties een beeld
vormen van wat de media betekenen voor mensen. Achterhalen hoe mensen zich voelen als
ze tv kijken en waarom ze zich zo voelen.
Onderzoekmethode kwalitatief onderzoek
Interviews:
Het doel is om te begrijpen hoe betekenissen tot stand komen bij de mensen die je interviewt.
Open vragen
Observatie: bestuderen van gedrag
Participatie:
deelnemen aan activiteit van je respondenten ->
bijv. meegaan naar een concert als je wilt weten hoe ze betekenis geven aan hun muziekidool
Grounded theory:
heel veel gegevens verzamelen, en die dan gezamenlijk analyseren
Focusgroep:
mensen in een groep interviewen -> mogelijkheid tot interactie.