Hoofdstuk 6 - Persoonlijkheidsvragenlijsten Flashcards
Geef een korte omschrijving van persoonlijkheidseigenschappen.
Persoonlijkheidseigenschappen worden over het algemeen gezien als vrij stabiele en deels erfelijke kenmerken van personen die invloed hebben op hoe deze personen denken, zich voelen en zich gedragen.
Aan welke 2 voorwaarden moeten persoonlijkheidseigenschappen voldoen?
Binnen de psychologie worden persoonlijkheidseigenschappen vooral gebruikt om vrij stabiele verschillen of overeenkomsten tussen personen te beschrijven, te verklaren en te voorspellen.
Wat is de humorenleer en hoe worden door deze leer verschillen in persoonlijkheid verklaard?
Volgens de humorenleer werden lichamelijk en psychisch welzijn, en ook iemands karakter of temperament, bepaald door de verhouding van vier sappen (humoren) in het lichaam. Dit idee vond zijn oorsprong in het werk van Hippocrates (circa 460-370 v. Chr.). Galenus (129-201 na Chr.) werkte dit idee verder uit en veronderstelde dat het menselijk lichaam vier ‘lichaamssappen’ herbergt: gele gal, zwarte gal, slijm en bloed, die op hun beurt in verbinding stonden met de vier elementen, respectievelijk vuur, aarde, water en lucht. De humorenleer ging ervan uit dat de sappen bij de geboorte niet perfect in balans waren; één had altijd wel de overhand. Zo konden tevens vier typen mens worden onderscheiden ofwel vier temperamenten: sanguinisch (bloed), flegmatisch (slijm), melancholisch (zwarte gal) en cholerisch (gele gal). Het idee dat verschillen tussen mensen te beschrijven en verklaren waren met behulp van deze vier temperamenten was tot aan het einde van de negentiende en het begin van de vorige eeuw breed geaccepteerd.
Beschrijf het PEN-model van Eysenck en wat is de link tussen Eysenck en de humorenleer?
Hans Eysenck ontwikkelde een theorie waarbij hij veronderstelde dat iemands persoonlijkheidsstructuur hiërarchisch is geordend. Hij onderscheidde drie factoren: extraversie (versus introversie), neuroticisme (versus emotionele stabiliteit) en psychoticisme, ook wel bekend als het PEN-model. Met de hiërarchische ordening bedoelde Eysenck dat iedere dimensie op zijn beurt ook bestond uit trekken. Verder dacht Eysenck dat er een biologische grondslag is voor iemands persoonlijkheid en nam hij aan dat de factoren extraversie en neuroticisme gerelateerd waren aan het centrale zenuwstelsel.
Eysenck vermoedde dat de vier temperamenten uit de humorenleer terug te voeren waren tot combinaties van twee van zijn drie persoonlijkheidsdimensies (extraversie en neuroticisme). Deze worden gecombineerd in de Cirkel van Eysenck:
- Melancholic: introvert + neurotisch
- Phlegmatic: introvert + niet neurotisch (stabiel)
- Choleric: extravert + neurotisch
- Sanguine: extravert + niet neurotisch (stabiel)
Wat wordt bedoeld met ‘Eysenck was een wetenschapper pur sang’?
Hij vond dat wetenschappers eerst een theorie moesten ontwikkelen om die daarna te toetsen aan de werkelijkheid. Zo ontwikkelde hij eerst zijn PEN-model en toetste dat model daarna met factoranalytische technieken. Zo vond hij empirisch bewijs voor zijn idee van een hiërarchische opbouw van de persoonlijkheidsstructuur. Vervolgens probeerde hij met behulp van experimentele technieken verschillen in gedrag te verklaren uit verschillen in persoonlijkheidsstructuur en biologische aanleg. Zo veronderstelde dat introverten een hoger interne arousal niveau hebben dan extraverten, wat empirisch is ondersteund.
Welke 2 factoren van Eysenck hebben het meeste wetenschappelijk bewijs?
De factoren extraversie en neuroticisme, en niet psychoticisme.
Welke factor toont een samenhang met psychopathologie?
Psychoticisme.
Wat is Eysenck theoretische uitgangspunt? Wat is hiervan de tegenhanger?
Dat wetenschappelijke persoonlijkheidsbeschrijvingen theoretisch gefundeerd moeten zijn (dus eerst theorie, dan onderzoek uitvoeren).
De tegenhanger is de lexicale hypothese (eerst onderzoek, dan hypothese opstellen a.h.v. de resultaten).
Wat wordt bedoeld met de lexicale hypothese en beschrijf kort de geschiedenis hiervan van Galton tot en met de Big Five?
De lexicale hypothese vindt zijn oorsprong in Galton’s Measurement of Character (1884). Ze stelt dat de belangrijkste individuele verschillen tussen mensen terug te vinden zijn in de taal. Door dus in het woordenboek die woorden op te sporen die iets zeggen over persoonlijkheid en ze vervolgens te ordenen en te classificeren, zou een persoonlijkheidsstructuur ontdekt kunnen worden.
Allport en Odbert (1936) zetten het werk van Galton voort en identificeerden zo’n 4.500 stabiele eigenschappen in het woordenboek. Cattell (1943,1945) gebruikte deze inventarisatie van eigenschappen om met behulp van factoranalytische technieken een overkoepelende structuur van zestien persoonlijkheidsfactoren te ontwikkelen, de 16PF. Norman (1963) voerde een nieuwe factoranalyse uit op de inventarisatie van Allport en Odbert. Hij kwam uit op vijf factoren, de zgn ‘Norman Five’.
Diverse onderzoekers vonden in grote lijnen empirische ondersteuning voor deze ‘Norman Five’. In uiteenlopende culturen en talen werd met behulp van verschillende onderzoeksmethoden ondersteuning gevonden voor het bestaan van deze vijf persoonlijkheidsdimensies, die nu aangeduid worden als de Big Five of het Five Factor Model (FFM). Ze staan bekend als extraversie, vriendelijkheid, consciëntieusheid (of ordelijkheid), emotionele stabiliteit (of neuroticisme) en openheid.
De Big Five representeren persoonlijkheidsfactoren op een hoog abstractieniveau en vatten elk een groot aantal meer specifieke persoonlijkheidseigenschappen samen.
Welke Big Five factor is het meeste het onderwerp van discussie en waarom?
De vijfde factor (openheid). Dit komt omdat deze factor niet in elke taal uit dezelfde trekken bestaat, waardoor deze dimensie verschillende benamingen heeft gekregen.
Wat is een alternatief model voor de Big Five en welke dimensie vinden supporters hiervan van de meeste toegevoegde waarde?
Het HEXACO model (6 brede dimensies):
- Integriteit (honesty/humility)
- Emotionaliteit (emotionality)
- eXtraversie (extraversion)
- Verdraagzaamheid (Agreeableness)
- Conscientieusheid (conscientiousness)
- Openheid (Openness)
Supporters vinden integriteit de meeste toegevoegde waarde hebben, omdat eigenschappen van die dimensie niet goed zijn vertegenwoordigd in de Big Five.
Wat is het doel van persoonlijkheidsvragenlijsten?
Na gaan in hoe verre persoonlijkheidstrekken een rol spelen bij de problematiek van de client, zowel bij het ontstaan als bij het in stand houden van diens problemen.
Waarom zijn de persoonlijkheidsvragenlijsten van belang bij de onderkenningsvragen, verklaringsvragen en indicatievragen in de diagnostiek? Geef bij elk van de vragen een voorbeeld.
Voor de onderkenningsvragen (wat is er aan de hand?) zijn persoonlijkheidsvragenlijsten van belang omdat er relaties kunnen zijn tussen problemen van de cliënt en diens persoonlijkheid. Het gaat dan om de vraag in hoe verre het ‘in de aard’ van de client ligt om snel last te hebben van heftige gevoelens of in hoeverre het gaat om een tijdelijk probleem. Zo is het mogelijk dat bij anorexia patiënten sprake in hoge mate consciëntieus zijn.
Ook bij de verklaringsvragen (hoe zijn de klachten ontstaan?) zijn ze van belang omdat persoonlijkheidskenmerken van invloed kunnen zijn op het ontstaan en in stand houden van allerlei klachten en problemen. Mensen met ASS zouden hoog kunnen scoren op introversie.
Als uit de onderkenningsvragen en de verklaringsvragen blijkt dat persoonlijkheidstrekken een rol spelen, dat is die informatie uiteraard van belang voor de vraag hoe de problemen verholpen kunnen worden. Inzicht in verklaringen kan helpen. Een werknemer met burn-outklachten die hoog scoort op introversie kan geholpen worden door in te zien dat hij of zij beter kan functioneren bij het uitvoeren van een taak die zelfstandig en niet in teamverband dient uitgevoerd te worden. Ook kan inzicht in persoonlijkheidstrekken helpen het succes van bepaalde behandelingen te voorspellen.
Beschrijf de NEO-PI-3: doelgroep, wat het meet, COTAN beoordeling.
De NEO-PI-3 is ontwikkeld door Costa en McCRae (2005) en is bestemd om de Big-Five-persoonlijkheidsdomeinen bij volwassenen te meten. Hij bevat vijf schalen: neuroticisme, extraversie, openheid, altruïsme en consciëntieusheid. De eerste drie hebben de naam bepaald van het instrument. De NEO-PI-3 bestaat uit 240 stellingen en meet binnen elk van de domeinen ook een zestal belangrijke facetten die de domeinen definiëren. Gezien de afnameduur is er ook een korte versie van de vragenlijst ontwikkeld die uit 60 stellingen bestaat en alleen de vijf hoofddomeinen meet. De normen, betrouwbaarheid en begripsvaliditeit is beoordeeld als voldoende.
Beschrijf de MMPI: doelgroep, wat het meet, COTAN beoordeling.
De MMPI is internationaal de meest gebruikte vragenlijst in de gezondheidszorg. Met de items en schalen is na te gaan of ze een goed onderscheid maken tussen patiënten met verschillende diagnoses en niet-patiënten. Tegenwoordig wordt de MMPI-2RF gebruikt. Deze bestaat uit 338 items die beantwoord worden met ‘akkoord’ en ‘niet akkoord’. De items zijn verdeeld over 50 schalen die onderverdeeld kunnen worden in validiteitsschalen en inhoudelijke schalen om persoonlijkheidskenmerken te meten. De normen, betrouwbaarheid en validiteit van de Nederlandse bewerking wordt beoordeeld als onvoldoende.