Hoofdstuk 2 - De diagnostische cyclus in de praktijk van de klinische en gezondheidspsychologie Flashcards

1
Q

Wat is een overeenkomst en een en verschil tussen de diagnostische cyclus en emprisiche cyclus voor emprimenteel onderzoek van De Groot?

A

Overeenkomst: Bij beide gaat het om het helder krijgen van een onderzoeksvraag en het op verantwoordelijke wijze vinden van een antwoord op die vraag via logische redeneren en het verzamelen van empirische gegevens.
Verschil: Wetenschappelijk onderzoek is gericht op generaliseerbare antwoorden, diagnostiek is op zoek naar (unieke) antwoorden voor een individu of specifieke groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 5 belangrijkste richtlijnen voor de diagnostiek?

A
  1. Toets vermoedens (hypothesen) aan gegevens en stel (voor)oordelen bij als daar aanleiding toe is.
  2. Zoek doelgericht en systematisch naar bepaalde patronen en houd rekening met de consistentie in patronen.
  3. Hanteer theoretisch verantwoorde redeneringen en gegevens uit recent wetenschappelijk onderzoek.
  4. Gebruik voldoende betrouwbare en valide diagnostische onderzoeksmiddelen.
  5. Leg verantwoording af aan collega’s en cliënten door de denk- en werkwijze steeds te expliciteren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de basis geweest van de diagnostische cyclus?

A

De empirische cyclus voor experimenteel onderzoek van De Groot (1961).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het onderzoeksscenario?

A

Het onderzoeksscenario is de aard van de hulpvraag, omdat deze bepalend is voor de informatie die moet worden uitgevraagd in het diagnostisch onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem de 5 verschillende hulpvraag categorieën en geef bij elk een voorbeeld.

A
  1. Onderkennende vraag gaat over het in kaart brengen van (de mate waarin) klachten/problemen/kenmerken aanwezig zijn.
    VB: Heeft mijn kind dyslexie? Ben ik te afhankelijk van positieve feedback van anderen?
  2. Verklarende vraag gaat over het waarom, ofwel wat de verklaring is van een klacht/probleem/kenmerk. VB: Hoe komt het dat ik, ook nu ik een fijne relatie heb, nog zoveel last heb van stemmingswisselingen? Waarom voel ik mij zo onzeker over mijn prestaties?
  3. Indicatie vraag gaat over welke stappen de client het beste kan zetten om zijn/haar doel te bereiken.
    VB: Hoe kan ik ervoor zorgen dat ik me minder neerslachtig en vitaler ga voelen? Hoe kan ik leren omgaan met faalangst?
  4. Selecterende hulpvraag gaat over welke mensen geschikt zijn bij een bepaalde conditie/functie/interventie (geredeneerd vanuit de conditie).
    VB: Welke cliënt is het meeste gebaat bij deze groepsinterventie? Welke leerling is gebaat bij het doorlopen van het online advies tegen pesten?
  5. Toewijzende hulpvraag gaat over de match tussen een specifieke persoon en concrete conditie (1:1 match).
    VB: Past deze zeer specifieke behandelingsmogelijkheid bij deze cliënt?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem de stappen van het hypothesetoetsend model.

A
  1. klachtenanalyse
  2. probleemanalyse
  3. verklaringsanalyse
  4. indicatieanalyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de doelen bij stap 1 van het hypothesetoetsend model.

A

Stap 1: klachten analyse
- Een beeld krijgen van de vragen en klachten, en van de manier waarop de cliënt daar zelf tegenaan kijkt en daarmee omgaat.
- Het verhelderen van klachten en hulpvragen door ze samen te vatten en hun onderlinge relatie op een rij te zetten.
- Duidelijkheid geven over wat de cliënt kan verwachten en hoe de werkwijze eruit zou kunnen zien en nagaan of de cliënt daarmee in kan stemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf de doelen bij stap 2 van het hypothesetoetsend model.

A

Stap 2: Probleemanalyse

  • Helderheid krijgen over de situatie van de cliënt door het in kaart brengen van de geschiedenis, relevante gedragingen en omgevingsfactoren in kaart te brengen door middel van een interview, een (hetero)anamnese, dossieronderzoek en observatie van de cliënt.
  • Beslissingen nemen over de inrichting van het diagnostisch onderzoek door een onderzoeksopzet op te stellen waarin de problemen beschreven en geordend worden.
  • Het vergroten van inzicht in de hulpvraag op basis van kennisbestanden (normgegevens van meetschalen, theoretische modellen over determinanten van bepaalde problematiek, empirische studies enzovoort.
  • Het formuleren van toetsbare onderzoekvragen waarvan de antwoorden leiden tot het beantwoorden van de hulpvraag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf de doelen bij stap 3 van het hypothesetoetsend model.

A

Stap 3: Verklaringsanalyse

  • Vertalen van de onderzoeksvragen in hypothesen
    bepalen van de toetsbare constructen voor elke hypothese.
  • Kiezen van methoden, instrumenten en criteria voor het toetsen van de hypothesen.
  • Voorbereiding en uitvoering van het onderzoek
    vaststellen of de hypothesen in overeenstemming zijn met de vastgestelde toetscriteria.
  • Omzetten van ruwe scores naar genormeerde scores en betrouwbaarheidsintervallen van ruwe scores berekenen.
  • Verwerpen danwel aannemen van de gestelde hypothesen.
  • Integratie van de onderzoeksuitkomsten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijf de doelen bij stap 4 van het hypothesetoetsend model.

A

Stap 4: Indicatieanalyse

  • Bepalen op welke doelen de interventie gericht zou moeten zijn.
  • Nagaan of er voor het probleem een behandeling bestaat aan de hand van verschillende bronnen zoals handboeken, websites en wetenschappelijke artikelen.
  • Het opstellen van een lijst van een of meerdere mogelijke interventies.
  • In kaart brengen van de plus- en minpunten van de behandeling op basis van indicaties en contra-indicaties.
  • Bepalen van de kosten (tijd, geld, inspanning, negatieve effecten), baten, nut van de interventie.
  • Formuleren van een advies over de behandeling
    voeren van een terugkoppelingsgesprek waarin de onderzoeksuitkomsten, consequenties en aanbevelingen naar de cliënt worden vertaald.
  • Rapportage van de onderzoeksuitkomsten, de aanbevelingen enzovoort.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem enkele afwegingen voor mogelijke interventies voor een client.

A
  • Een psycholoog moet nagaan of een interventie mogelijk is (bestaat er een behandeling voor het probleem) –> sociale behandelingskaart.
  • Zijn betreffende interventies ook geschikt bij dit type client vanuit de wetenschappelijke literatuur (sommige behandelingen werken bijv. alleen als client zelfinzicht heeft).
  • Is de behandeling wenselijk (voordelen > nadelen)?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er in het terugkoppelingsgesprek?

A

De uitkomsten van het onderzoek worden besproken en de diagnosticus tracht zo goed mogelijk antwoord te geen op de hulpvragen. De onderzoeksuitkomsten worden vertaald naar de client.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke factoren worden onderscheiden bij verklarende factoren?

A
  • Interne locus (persoonskenmerken) vs. externe locus (omgevingskenmerken)
  • Inducerende (betrekking op onstaan) vs. continuerende (betrekking op onderhouden) condities
  • Predisponerende factoren: factoren waardoor iemand een grotere kans heeft om een conditie te krijgen, bijv. genetische aanleg
  • Luxerende factoren: factoren die ervoor zorgen dat iemand werkelijk iets krijgt, bijv. verlies van baan
  • Onderhoudende factoren: factoren die conditie in stand houden, bijv. vermijdende coping stijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly