Hoofdstuk 6; Network level strategy Flashcards
Wat is netwerkstrategie?
De strategie die partijen/organisaties gebruiken, wanneer twee of meer organisaties samenwerken naar een gezamenlijk doel.
Wat zijn de 8 verschillende partijen waarmee de organisatie kan/moet samenwerken?
1 leveranciers - upstream verticale relatie
2 Klanten - downstream verticale relatie
3 Industrie insider (concurrenten) - directe horizontale relatie
4. Industrie outsider (bijv. verkopers van complementaire goederen) - indirecte horizontale relatie
5. socio-culturele actoren (impact op normen en waarden; maatschappij, media, goede doelen etc.)
6. economische actoren (belastingdienst, banken, vakbond)
7. Politieke/wettelijke actoren (overheden, politieke partijen, belangengroepen)
8. Technologische actoren (universiteiten, onderzoeksinstituten)
Rationele doelen
Wat zijn de verschillende manieren waarop organisaties synergie kunnen bereiken?
Op het niveau van;
- Resources (leveraging resources)
A) Leren van elkaar (kennis delen)
B) Lenen van elkaar (copyright, technology, medewerkers)
- Activiteiten (integrating activities)
A) Linken (producten/diensten uitwisselen)
B)Lumping (samenbrengen van activiteiten voor schaalvoordelen)
- Marktposities
A) Leunen (verbeteren handelspositie)
B) lobbyen (belangen behalen door relatie)
Welke vier aspecten zijn van belang in een interorganisationele relatie?
Wie zijn de potentiële tegenhangers waarmee het bedrijf kan samenwerken?
Waarom willen bedrijven een interorganisationele relatie aan?
Wat voor invloeden beïnvloeden de natuur van de relatie?
Hoe moet een relatie gestructureerd zijn om te functioneren op de manier die bedoeld is?
Wat zijn de 4 hoofd onderdelen van een samenwerking?
Relational actors –> welke groepe kan de organisatie samenwerken
Relational objectives –> verwachtingen van extrerne relaties
relational factors –> factoren die invloed hebben op de relaties
Relational arrangements –. wat is de precieze coördinatie of dispuut overeenkomts tussen de samenwerkende bedrijven
Wat zijn de 4 relational factors?
Legitimiteit (vertrouwen, geschreven/ongeschreven regels)
Noodzaak (druk om snel resultaten te behalen)
Frequantie (de aard van relatie verandert wanneer er meer wordt samengewerkt)
Macht (mogelijkheid om gedrag van anderen te beïnvloeden)
Wat zijn de verschillende categorieën van macht?
Mutual independence - Partijen kunnen zonder elkaar
unbalanced independence - 1 partij heeft iets invloed op de ander
Mutual dependence - zijn afhankelijk van elkaar
unbalanced dependence - een partij domineert andere partij
Wat zijn de verschillende soorten overeenkomsten voor een samenwerking tussen organisaties?
- Equity
- financiële component (zoals gezamenlijke investering; joint venture) - Non-equity
- non financiële component (enkel juridisch contract) - Bilaterale samenwerking
- samenwerking tussen 2 bedijven (meer accountability) - Mulitlaterale samenwerking
- meedere partijen ( niet vanzelfsprekend wie aansprakelijk is)
Paradox competitie vs samenwerking
De spanning tussen werken met anderen en de drang om eigen belangen te behalen. Dit leidt tot vraag naar;
- Interorganisationele concurrentie
- interorganisationele samenwerking
Wat zijn de twee perspectieven op netwerk level strategie?
Agency tehory / discrete organisatieperspectief
- self interest staat bovenaan
- samenwerken alleen voor eigen belangen
- moeilijk om samenwerkingen aan te gaan
- win/lose
Relational view / embedded organisatieperspectief
- voor waarde creatie heb ik samenwerkingen nodig’
- duurzame relaties zijn gebasseerd op;
wederwijdse afhankelijkheid en reciprociditeit (gelijke inbreng in relatie)
- win/win
Hoe kan de paradox tussen competitie en samenwerking worden gemanaged?
Navigeren - afwisseling tussen concurreren en samenwerken. ze kunnen samen iets ontwikkelen en daarna weer verder gaan als concurrenten
parallel processing - co-opetition; interactie tussen organisatie met gedeeltelijke overeenkomsten in belangen
Juxtaposing - opties open houden, concurrenten kunnen partners worden en andersom
Wat zijn internationale aspecten met betrekking tot netwerk level strategy?
- Grensoverschrijdende samenwerkingen (zoals toetredingsbelemmeringen)
- Type institutionele omgeving (elk land heeft een eigen structuur ontwikkeld)
- Sociale netwerken en culturele waarden (
(- negatieve effecten van ‘groupism’)