hoofdstuk 6 klas 2 Flashcards

1
Q

wanneer schrijf je woorden aan elkaar

A

samenstellingen van drie woorden of minder:tuinman,zonnebril,bruinebonensoep;
woorden die gemaakt zijn vaner,hier,daarofwaarplus een voorzetsel:
hierom,erachter,daarheen;
getallen met honderd en duizend:vijfhonderd,zestienduizend;
veel samengestelde werkwoorden:autorijden,goedkeuren,koffiedrinken,losmaken,pianospelen, maar:koffieschenken,gitaarspelen, gas geven;
veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel:veeleisend,dichtbevolkt,stomverbaasd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke woorden schrijf je los en waarom ?

A

–Ik heb een professioneelracket gekocht en een goedkopesportbroek. (twee klemtonen)

koffieschenken,gitaarspelen, gas geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly