hoofdstuk 4 klas 2 Flashcards

1
Q

wanneer gebruik je tussenletters ?

A

Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je eensamenstelling:fiets + tas = fietstas. Soms moet je tussen die twee woordentussenletterstoevoegen:-(e)n-, -e-of-s-.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer gebruik je tussenletter s?

A
  • Als je in een samenstelling een-s-hoort, dan schrijf je die ook: – meningsverschil, Valentijnsdag.* Soms begint het tweede deel van de samenstelling met eens-klank. Vervang dan het tweede deel door een woord dat niet met eens-klank begint. Schrijf de-s-alleen als je hem bij de vervanging hoort:– bruidssluier, want bruidsjapon; lievelingsschrijver, want lievelingsdier, stationsstraat, want stationsklok.Maar: hoofdstad, want hoofdweg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer gebruik je tussenletter en?

A

Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op-enheeft, schrijf je-en-tussen de woorden:paardenbloem, berenvel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer gebruik je tussenletter e?

A
  • Het eerste deel heeft geen meervoud:rijstepap.* Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is:zonnestraal, maneschijn, Koningsdag.* Het eerste deel heeft (ook) een meervoud op-s: (seconde – seconden/secondes) –secondewijzer.* Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord, maar een werkwoord:knarsetanden(werkwoord knarsen) of het eerste deel is een bijvoeglijk naamwoord: armelui, blindedarm (arme en blinde).* Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord:reuzefijn, beregezellig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly