H1 apostrof Flashcards
1
Q
wanneer gebruik je een apostrof
A
bij woorden die in het meervoud eindigen op:
i,a,e,u,o,y
2
Q
voorbeelden woorden met in meervoud apostrof
A
ski’s, pizza’s, accu’s, oma’s, baby’s
3
Q
Gebruik je bij eigennaam/achternaam die een bezit aantoont met een s klank een apostrof
A
JA
4
Q
voorbeelden eigenamen/achternaam die een bezit aantoont
A
Beatrix’ hoed, Frits’ fiets, Andrea’s hoed, Kris’ cadeau
5
Q
gebruik je bij afkorting des/het een apostrof
A
JA
6
Q
voorbeelden afkorting des/het
A
’s morgens, ‘t kofschip, ‘s-Gravenhage
7
Q
gebruik je bij een verkleinwoordje van een afkorting of van een woord dat eindigt op y een apostrof
A
JA
8
Q
voorbeelden verkleinwoord of afkorting woord die eindigt op y
A
sms’je, A4’tje, baby’tje, vwo’er