Argumenten Flashcards

1
Q

Wat is een standpunt?

A

Mening van een persoon/schrijver

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarmee onderbouwt de schrijver zijn standpunt?

A

Met Argumenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een Feitelijk argument.

A

Een Argument want je kan controleren (het is waar of het is niet waar) Ik bestel liever Pizza’s want, Pizza bestellen is sneller dan een Pizza zelf bakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een waarderend Argument?

A

Een Argument wat je niet kan controleren (mening van een persoon) Ik maak liever mijn eigen pizza dan dat ik bestel want, mijn eigen pizza vind ik lekkerder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een Nevenschikkend Argument?

A

Een standpunt met meer argumenten. Ik vind hem knap want, hij draagt een zonnebril, hij is stoer, hij is lang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een enkelvoudige Argumentatie.

A

Een standpunt dat maar uit één argument is onderbouwt. School duurt lang want, je hebt veel huiswerk dat je moet maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een onderschikkende argumentatie?

A

Een Argument dat wordt onderbouwt met een ondersteund argument. (Je kunt er lekkernijen van maken zoals madenkoekjes, flowerpower, de reden hiervoor is dat insectenvlees heerlijk is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Met welke signaalwoorden wordt een standpunt vaak aangekondigd?

A

Ik vind…. Volgens ons….. Zij denkt dat….. De schrijver is van mening dat….. Onze consclusie is….. Dus…. Daarom…. Kortom….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Met welke signaalwoorden herken je vaak een Argument?

A

Dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is, want

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een Tegenargument?

A

Een argument tegen het standpunt van de schrijver. Auto’s kosten veel geld, Auto’s kun je goedkoper kopen op marktplaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een weerlegging?

A

Hiermee ontkracht je een argument of een Tegenargument. VB: Auto’s kosten veel geld, Auto’s op marktplaats zijn goedkoper, maar niet elke auto is goedkoop op marktplaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Je herkent een Tegenargument aan de woorden?

A

Echter, een ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Je herkent een weerlegging aan de woorden?

A

Maar (ook), integendeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly