Hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

Inclusiecriteria

A

Elegibility criteria

Beschrijven de voorwaarden waaraan personen moeten voldoen om opgenomen te worden in de studie (steekproef)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Exclusiecriteria

A

Exclusion criteria

Beschrijven de reden waarom personen niet werden opgenomen in de studie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kan je de betrouwbaarheid vergroten?

A

meer steekproven nemen met dezelfde in en exclusiecriteria
meer vergelijkbare onderzoeken uitvoeren door verschillende groepen onderzoekers
steekproef vergroten door n > te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

A-selecte steekproeff

A

Willekeurig
Ad random
Variabele in zelfde mate aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Willekeurig

A

Maakt de onderzoeker gebruik van een willekeurige selectieprocedure om een steekproef te selecteren uit de leden of elementen van de populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ad random

A

systematisch proces waarbij de onderzoeker precies weet hoe groot de kans is dat een element van de populatie in de steekproef terecht komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 4 soorten A-selecte steekproeven zijn er?

A

Enkelvoudige steekproeven
Gestratificeerde steekproeven
Clustersteekproeven
Systematische steekproeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

A-selecte steekproef voor en nadelen

A

+ enige manier om representatieviteit van steekproef maximaal te verzekeren
+ grootte van steekproeffout kan worden geschat via statistische technieken.
- arbeidsintensief
- moeilijker te realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Enkelvoudige a-selecte steekproef

A

Simple random sampling
men vertrekt van een steekproefkader = lijst waarom alle mogelijke elementen staan van de populatie. Lijst wordt genummerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe gaa de randomisatieprocedure?

A

Willekeurige steekproeven trekken = random sampling = aselecte steekproeven = selectie uit de populatie
Willekeurige toewijzing = random assignment = toewijzing aan experimentele of controle groep op basis van toeval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gestratificeerde a- selecte steekproef

A

Stratified random sampling
Populatie wordt eerst in subgroepen verdeeld.
verhoogt representativiteit van steekproef.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Evenredig gestratificeerde steekproeven

A

Er wordt uit elke stratum een steekproef getrokken die evenredig is aan de grootte van de stratum in de totale populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

strata

A

subgroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

clustersampling

A

Aselecte clustersteekproef

Grootschalig onderzoek met grote geografische spreiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

VB: clustersampling

A

Alle provincies van belgie en nederland oplijsten en hieruit aselecte enkelvoudige steekrpeof trekken of gestratificeerde steekproef.
Dan alle steden of gemeenten oplijsten uit deze provincies en weer aselecte enkelvoudige of gestratificeerde steekproef.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 soorten niet A-selecte steekproeven

A

Gemakssteekproef
Quotasteekproef
Doelgerichte steekproef

17
Q

Gemakssteekproef

A

Convenience sample
Men neemt de meest geschikte beschikbare personen.
Weinig betrouwbaar maar vaak gebruikt wegens tijd

18
Q

Manier om gemakssteekproef te nemen

A

Sneeuwbalsteekproef of netwerksteekproef.

19
Q

Quotasteekproef

A

Vergelijkbaar met gestrtificeerde aselecte steekproeven.
Populatie in homogene subgroepen verdelen en nadien deelnemers selecteren maar hier worden de deelnemers uit de subgroepen geselecteerd via gemakssteekproef

20
Q

Doelgerichte steekproeven

A

Purposive sampling

Zo veel mogelijk verschillende meningen in de steekproef betrekken

21
Q

Basisprincipes in onderzoek

A

Hoe groter steekproef hoe groter kans op representatief
Bij homogene onderzoekspopulatie kan de steekproef kleiner worden genomen
Wanneer uitval van respondenten wordt verwacht moet dit vooraf worden ingecalculeerd

22
Q

Groote van steekproef

A

Minstens 30 deelnemers om te kunnen garanderen dat steekproefgemiddelede een normale verdeling benaderd.
Meer afhankelijke variabele –> grote steekproef
Ongeveer 10 mensen per variabele

23
Q

Poweranalysse

A

Statische techniek om de grootte van de steekproef te bepalen