Hoofdstuk 10 Flashcards

1
Q

Wat is de P-waarde?

A

De kans dat, onder de veronderstelling dat de nulhypothese waar is, de toetsingsgrootheid een waarde aanneemt die even extreem of extremer is dan de waarde in de concreet genomen steekproef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

P>a

A

Nulhypothese niet verwerpen –> onderzoekshypothese wordt niet ondersteund

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

P<a></a>

A

Nulhypothese verwerpen –> onderzoekshypothese wordt ondersteund

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Soorten parametrische testen

A

T-toets
Z-toets
Anova

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Soorten niet parametrische testen

A

Chi-kwadraattoets

Wilcoxon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Z-test

A

Hypothesetoetsing waarbij verondersteld wordt dat de gemiddelden van twee steekproeven gelijk zijn et gekende variantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Steekproefgrootte bij Z-test

A

> 30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Steekproefgrootte bij T-test

A

<30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Berekenen Z score:

A

Z= x-u / o/wortel van n

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

berekenen T score:

A

T= x-u / s / wortel n

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ongepaarde of onafhankelijke data

A

Data van twee onafhankelijke steekproeven met elkaar vergelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gepaarde of afhankelijke data

A

Data twee afhankelijke steekproeven met elkaar vergelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer gebruik je ANOVA?

A

Bij meer dan 2 groepen die je wilt vergelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly