Hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

motivatie

A

alle factoren, invloeden van binnen en buiten, die ervoor zorgen dat een individu zich op een bepaalde manier gedraagt op een bepaald moment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

motivatie staat/ drive

A

een interne conditie die een individu richting een bepaalde categorie doelen stuurt en die kan veranderen in meer/minder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

homeostasis

A

de constante interne condities die het lichaam actief moet behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

regulatory drive

A

drive die homestasis in balans houdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

non regulatory drive

A

drive die een ander doel heeft, zoals sex. Voortplanting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke drives zijn er?

A
  • overleven drive (homeostasis)
  • veiligheids drive (angst, woede)
  • voortplanting drive (sex, zorgen voor jongen)
  • sociaal drive (vriendschap, sociale acceptatie)
  • educatieve drive ( spelen, ontdekken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

centrale staat van drives theorie

A

verschillende drives corresponderen met verschillende neurale activiteit in verschillende delen van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

centrale drive systeem neuron moet voldoen aan:

A
  • het moet verschillende signalen kunnen ontvangen en integreren om de drive te verhogen of te laten dalen.
  • moet instaat zijn om alle neuronale processen aan te sturen die nodig zijn om het gemotiveerde gedrag uit te voeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hypothalamus

A

belangrijk onderdeel in het motivatie centrum.

  • in verbinding met pijnappelklier (endocrien systeem, release van hormonen) en dicht bij limbische systeem en hersenstam.
  • gevoelig voor hormonen en anders substanties.
  • veel capillairen
  • neuronale connecties met autonome motorische output.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke drie facetten heeft beloning?

A
  • we vinden het leuk/fijn
  • we willen het
  • we worden beloond, het gevoel wordt versterkt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar zit het natuurlijke beloning systeem?

A

mediale forebrain bundle, cel kern ligt in de midden hersenen en de synaptische uiteinden in een grote kern in de basale ganglia, genaamd de nucleus accumbens

De ‘medial forebrain bundle’ verbindt productiekernen van dopamine in de middenhersenen (ventral tegmental area) met de ‘nucleus accumbens’, welke onderdeel is van de ‘basale ganglia’ en de dopamine uitscheiding controleert. Vervolgens gaan er verbindingen naar het limbisch systeem en de cerebrale cortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dopamine

A

wordt vrijgelaten door neuronen uit de mediale voorhersenen bundel in de nucleus accumbens.

  • -> essentieel voor iets willen.
  • -> komt vrij voor de actie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

endorfine

A

endogenous morphine-like substance
wordt vrijgelaten door neuronen uit de mediale voorhersenen bundel in de nucleus accumbens.
–> essentieel voor iets lekker/fijn vinden.
–> speelt rol bij inhibitie van pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

leg uit hoe dopamine is betrokken bij het leer proces?

A

release van dopamine is nodig om te leren om aanwijzingen te voorspellen. Dopamine zorgt voor het vrijkomen van LTP (long-term potentiation) in de nucleus accumbens.

  • -> LTP is een cellulaire basis voor leren in de hersenen.
  • -> als de voorspellende factor is herkend en geleerd. Dan komt alleen dopamine vrij als deze factor aanwezig is, niet meer voor de daadwerkelijke beloning (voedsel.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

leg uit waarom drugs zo verslavend zijn.

A

drugs zorgen voor een direct gevoel van euforie
activeren het dopamine-ontvangende neuronen in de nucleus accumbens –> hierdoor beloning-gebaseerd leren.

–> normaal deze activatie alleen bij onverwachte beloning, bij drugs altijd. –> hierdoor super leren –> super versterking bij aanwijzingen die relateren aan drugs gebruik (omgeving, mensen) –> verslaving.

–> dopamine blijft afgegeven worden endorphine niet. Hierdoor wel willen, maar geen fijn vinden gevoelens.

Bij elke vorm van beloning ontstaat er een direct effect (‘liking’) in de hersenen, en wordt, als de beloning onverwachts is, het beloningssysteem geactiveerd. Neuronen in de nucleus accumbens die dopamine uitscheiden worden daarbij geactiveerd waardoor beloningsgericht leren wordt gestimuleerd. In het geval van drugs wordt dat beloningssysteem echter elke keer geactiveerd, of de drugs nu onverwachts wordt toegediend of niet. Dit heeft als gevolg dat er een link wordt gelegd tussen cues in de omgeving waarin drugs wordt gebruikt en de gevoelens van het verlangen naar en het daadwerkelijk nemen van de drugs. Deze link wordt elke keer weer geactiveerd en versterkt. Dit speelt een grote rol bij het in stand houden van een (drugs)verslaving, omdat na verloop van tijd het onmiddellijke effect (liking) vaak niet meer aanwezig is, maar het verlangen (wanting) toch steeds weer wordt geactiveerd door de vele verschillende cues

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leg uit waarom gokken verslavend is.

A

gokken is verslavend omdat elke keer het dopamine beloningssysteem wordt geactiveerd door de onvoorspelbare beloning.

–> dopamine conserverende systeem nooit geactiveerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

arcuate nucleas

A

ligt dicht bij het laagste gedeelte van de hypothalamus en dicht bij de pijnappelklier.

–> betrokken bij het honger mechanisme. Feed-back mechanisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke twee typen neuronen bevat de arcuate nucleus?

A
  • honger-stimulerende neuronen: promoten alle effecten die geassocieerd zijn met honger (trek, aandacht voor eten)
  • honger-onderdrukkende neuronen: tegenovergesteld van de stimulerende neuronen.
  • -> effect op de hersenen door langzaam reagerende neurotransmitters, passen neuronale activiteit over een lange periode aan.
  • -> voorbeeld: Neuropeptide Y
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

peptide YY

A

honger onderdrukkend hormoon, wordt geproduceerd in endocriene cellen in de dikke darm.

  • -> level stijgt 15 min na de maaltijd, piekt 60 min erna en blijft tot 6 uur aanwezig
  • -> hogere levels PYY in dunnen personen dan obese.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

leptine

A

wordt door vetcellen afgegeven afhankelijk van de hoeveelheid vet in de cel.
–> honger reducerend hormoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

sensorisch-specifiecke verzadiging

A

als een mens/dier vol raakt met een type voedsel, kan het zijn dat een andere type voedsel, met een andere smaakt, toch trek oproept.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke dingen hebben invloed op obesitas?

A
  • genetische verschillen
  • verlaagde voedsel inname activeert honger mechanisme –> lagere basale metabolisme
  • slechte pre natale voeding
  • ontwikkelen van goede voedingspatronen en voldoende beweging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

testosteron

A

meest cruciale hormoon in het behouden van de sex drive.

–> een vorm van een androgeen, geproduceerd door de testes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het mediale preoptische gebied

A

gebied in de hypothalamus, bevat veel receptoren voor testosteron.
–> speelt rol in de sex drive bij mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

hoe wordt de sex drive van vrouwen beïnvloed?

A

door de estrogeen cyclus. (estrogeen en progesteron.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

ventromediale gebied van de hypothalamus

A

gebied in de hypothalamus.

–> speelt rol bij sex drive bij vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

adrogene hormonen

A

hormonen die worden geproduceerd in de testes van mannen en in mindere mate in de adrenale klieren bij mannen en vrouwen.

28
Q

opwinding

A

de mogelijkheid om opgewonden te raken door de juiste seksuele stimuli

29
Q

proceptivity

A

een persoon’s motivatie om seksuele activiteit op te zoeken en te initieren.

–> groter tijdens de ovaluatie

30
Q

congenital adrenal hyperplasia

A

een genetische afwijking, waardoor de adrenale klieren een overvloed aan testosteron produceren. –> meiden geboren met mannelijke geslachtsdelen. –> ook invloed op ontwikkelingen in de hersenen (karakter eigenschappen, seksuele voorkeuren.)

31
Q

Wat helpt verliefd worden?

A
  • lust, seksueel opgewonden worden door het andere geslacht, vooral door androgene hormonen.
  • aantrekkingskracht, sterke gevoelens zoals opvrolijken, verhoogde energie, verlies van trek. –> verhoogde levels van norepinefrine, beter geheugen voor nieuwe stimulansen en gebeurtenissen.
  • gehechtheid, faciliteerde lange termijn relaties voor het opvoeden van kinderen.
  • -> gevoelens van veiligheid, euforie. –> verhoogde levels van vasopressine en oxytocine.
32
Q

welke componenten hebben effect op seksuele oriëntatie?

A
  • seksuele/romantische aantrekkingskracht
  • seksuele gedragingen
  • seksuele identiteit
33
Q

wat heeft invloed op de seksuele oriëntatie?

A
  • niet 100% genen want in identieke tweelingen toch verschillen.
  • prenatale omgeving.
  • broederlijke geboorte volgorde effect, een man die al vele broers heeft van dezelfde moeder. Heeft een grotere kans om gay te worden.
  • vrouwen zijn meer flexibel in seksuele oriëntatie dan mannen.
34
Q

slaap

A

een conditie van relatieve bewusteloosheid naar de omgeving

35
Q

Hoe ziet de EEG eruit van een wakker persoon maar niet actief?

A

constante, grote regelmatige golven –> Alfa golven

8-13 cyclussen per seconde

36
Q

Hoe ziet de EEG eruit van een wakker persoon en actief?

A

lage amplitude, snelle en onregelmatige golven –> Beta golven.

37
Q

Hoe zien delta golven eruit en wanneer komen deze voor?

A

bij diepe slaap, zijn langzame onregelmatige golven met een hoge amplitude.

38
Q

Hoe ziet een slaap cyclus eruit?

A

Eerst stage 2,3 en 4. Dan REM slaap. Daarna weer 2,3 en 4. In het begin de langste en diepste slaap cyclus het langst. Na 2 cyclussen wordt deze korter en de REM slaap langer. –> 4 of 5 cyclussen per nacht. Elke cyclus duurt 90 min.

39
Q

REM slaap

A

rapid-eye-movement sleep, EEG ziet er uit als beta golven. Spieren juist meest ontspannen, wel verhoogde hartslag en ademen. Snelle oogbewegingen.

40
Q

hoe zit dromen in elkaar?

A

wakker worden tijdens REM slaap: waarheidsgetrouwe droom, ervaring van een echt event.
wakker worden tijden niet-REM slaap: slaap-denken, voelt als nadenken overdag, alleen heeft geen effect.

41
Q

preservation and protection theory

A

behoud en beschermings theorie: slaap zorgt voor het behoud van energie en beschermt individuen gedurende het gedeelte van de dag dat er weinig meerwaarde is en gevaar bij zichtbaarheid.

42
Q

wat zijn de bewijzen voor de behoud en bescherming theorie?

A
  • voedingsgewoontes en mogelijkheden tot veiligheid.
  • -> koeien laag calorie rijk eten en moeilijk om te beschermen. –> weinig slaap
  • dieren die vertrouwen op zicht –> overdag
  • dieren die andere sensorische organen gebruiken –> nacht.
  • jongen slapen meer als ze verzorgt worden, niet nodig om wakker te zijn.
43
Q

the body-restoration theory

A

De lichaam-herstel theorie: overdag wordt het lichaam uitgeput en slaap is nodig om het te laten herstellen.

44
Q

wat zijn de bewijzen voor de lichaam-herstel theorie?

A
  • spieren zijn ontspannen, metabolisme is laag, groei hormoon (betrokken bij lichamelijk herstel) wordt in een veel hogere mate afgegeven gedurende slaap.
  • kleine dieren meer slaap, hebben hoger metabolisme nodig voor behoud warmte –> meer afbraak van het lichaam.
  • -> maar niet verklaard waarom koeien dan zo kort slapen. En vogels voldoen ook niet aan de theorie.
45
Q

Waarom is REM slaap nodig?

A

voor het oefenen van groepen neuronen, de activiteit van een synaps kan dalen als het te lang niet wordt gebruikt. Dus neuronale activiteit tijdens de REM slaap helpt belangrijke circuits te behouden.

–> foetus en babies hebben veel REM slaap. Moeten circuits oefenen.

46
Q

welke functies hebben dromen denken we?

A
  • oefening en oplossen van bedreigende ervaringen, die gebeurt zijn of kunnen gebeuren.
  • bijwerkingen van de fysiologische veranderingen tijdens de REM slaap
47
Q

nonsomniacs

A

mensen die veel minder slapen dan gemiddeld en ook niet moe zijn gedurende de dag.

48
Q

insomnia

A

iemand met een normaal slaap patroon, maar die niet kan slapen door een reden (bijv zorgen.)

49
Q

circadian rhythm

A

dag-nacht ritme, gecontroleerd door de suprachiasmatic nucleus, bevind zicht in de hypothalamus

–> licht heeft invloed op het ritme, via neuronen vanuit de ogen naar de suprachiasmatic nucleus.

50
Q

suprachiasmatic nucleus

A

bevat ritme genererende neuronen die gedurende de 24 uur cyclus verhoogde en verlaagde actie potentialen genereren.
–> controleert slaperigheid, lichaamstemperatuur en bepaalde hormonen.

51
Q

melatonine

A

hormoon, geproduceerd in de pijnappelklier, stijgt 2 uur voordat een persoon klaar is om te slapen en eindigt vlak voordat een persoon wakker wordt.

52
Q

emotie

A

een subjectief gevoel die mentaal gericht is op een object.

53
Q

affect

A

invloed hebben op; het gevoel geassocieerd met emotie

heeft 2 dimensies:

  • schaal van plezierig/ niet plezierig
  • schaal van mentale en fysieke opwinding
54
Q

mood

A

humeur, als het meer een algemeen gevoel is en niet gericht op een bepaald object

55
Q

Welke componenten hebben emoties?

A
  • gedrag uitdrukking
  • emoties aflezen aan stem of lichaamstaal
  • emoties zijn afhankelijke van waarnemingen van de situatie.
56
Q

welke acht primaire emoties zijn er? (robert plutchik)

A

joy - sorrow blijdschap - bedroefdheid
anger - fear boosheid - angst
acceptance - disgust acceptatie - afkeer
surprise - expactancy verassing - verwachtingewn

57
Q

welke 6 gezichtsuitdrukkingen bedacht Darwin?

A

verassing, boosheid, verdrietig, afkeer, angst en blijdschap

58
Q

discrete emotie theorie

A

basis emoties zijn aangeboren en geassocieerd met verschillende lichamelijke en gezichtsreacties

59
Q

waarvoor voordelen hebben emoties?

A
  • motivatie kwaliteiten emoties
  • promoten overleving en reproductie
  • succesvolle sociaal leven
  • communicatie
60
Q

welke 3 theorieën zijn er over emoties?

A
  • common-sens theorie: stimulans –> interpretatie –> emotie –> lichamelijk respons
  • james’s theorie: stimulans –> interpretatie –> lichamelijk respons –> emotie
  • schuchters theorie: stimulans –> interpretatie –> lichamelijke respons ( bepaald intensiteit emotie)
    interpretatie –> emotie (interpretatie bepaalt type emotie)
61
Q

wat voor studie deed Eckman?

A

gezichtsuitdrukkingen –> feedback van gezichtspieren kan een emotie staat oproepen.

62
Q

amygdala

A

onderdeel van het limbische systeem, de hersenen hun vroege waarschuwingssysteem, evalueert continue de input uit de sensorische organen en bekijkt of er een lichamelijke reactie nodig is.

63
Q

welke twee routes van sensorische input zijn er voor de amygdala?

A

subcoritcale route: snelle route, van de thalamus naar de amygdala (onbewuste route)
corticale route: van de relay nuclei in de thalamus naar de visuele cortex en dan naar de amygdala.

64
Q

hoe is de prefrontale cortex betrokken bij emoties?

A

cruciaal voor bewuste emotionele ervaringen en om bewust actie te ondernemen.

Rechter kant: terugtrekken uit een situatie (angst)
linker kant: benaderen van een situatie (blijdschap)

65
Q

incentive

A

aansporing