Hoofdstuk 5 Flashcards
neuronen
zenuwcellen - 80-100 biljoen cellen
centraal zenuwstelsel
hersenen en ruggengraat
perifere zenuwstelsel
zenuwen die vanaf het centrale zenuwstelsel lopen.
nerve
zenuw - een bundel bestaand uit axonen van vele zenuwen binnen het perifere zenuwstelsel
neuron
zenuwcel
sensorische neuronen
geven informatie door van sensorische organen (ogen, oren, neus, tong en huid) naar het centrale zenuwstelsel.
motorische neuronen
geven informatie door van het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren om te functioneren.
interneuronen
bevinden zich alleen binnen het centrale zenuwstelsel. Geven van één set neuronen de informatie door naar de andere set. Ze sorteren, organiseren en integreren bericht van verschillende bronnen. Veel meer van deze neuronen aanwezig dan de overige types.
welke drie typen neuronen zijn er?
sensorisch, motorisch en inter neuronen.
waaruit bestaat een neuron?
- cel lichaam: met celkern, grootste gedeelte neuron
- dendrieten: ontvangen input voor de neuron
- motorisch en interneuronen hebben de dendrieten direct vanaf de celkern
- sensorische neuronen hebben de dendrieten vanaf het einde van de axon.
- axon: een dunne, bruinachtige extensie vanaf het cellichaam. Brengt informatie over naar andere neuronen of naar spiercellen (bij motorneuronen.)
axon
een dunne, bruinachtige extensie vanaf het cellichaam. Brengt informatie over naar andere neuronen of naar spiercellen (bij motorneuronen.)
actie potentiaal
een alles of niets impulse vanuit de neuronen.
- motorisch vanuit overgang van cellichaam naar axon
- sensorisch vanuit dendrieten aan de uiteindes van de axon.
rust potentiaal
- 70 mV intracellulair tov extra cellulair
- Kalium kanaal open Natrium kanaal dicht–> hierdoor iets meer K+ naar buiten wat resulteert in een negatieve lading binnen tov buiten.
welke ionen bevinden zich intra/extra cellulair?
Intra: A- en Kalium K+
Extra: Cl- en Na+
depolarisatie fase
tijdens deze fase stroomt Na+ de cel in en veranderd de lading. Positief binnen Negatief buiten.
repolarisatie fase
tijdens deze fase stroomt K+ naar buiten en wordt het evenwicht hersteld.
natrium-kalium pomp
haalt Na+ uit de cel en brengt K+ in de cel.
myeline
beschermt en isoleert zenuwcellen. Hierdoor ook actie potentiaal sneller door gegeven.
synaps
de spleet tussen een axon uiteinde en het cellichaam.
neurotransmitter
chemische stoffen die vrijkomen doordat een actiepotentiaal de synaps bereikt.
Dopamine, serotonine, acetylcholine, GABA.
excitatory synaps
prikkelende synaps - de transmitter opent de Na+ kanalen waardoor depolarisatie plaatst vind. Hierdoor verhoging van het aantal actiepotentialen.
inhibitory synaps
inhiberende synaps - transmitter opent K+ of Cl- kanalanen. Hierdoor hyperpolarisatie, waardoor er een verlaging van het aantal actiepotentialen plaats vindt.
neurogenesis
het proces van creëren van nieuwe neuronen.
eerste 20 weken van zwangerschap, vindt ook nog plaats na de geboorte. Vooral in de hippocampus (geheugen gedeelte). Na 20 weken zwangerschap vooral differentiatie van cellen.
spiegel neuronen
bevinden zich in de cerebrale cortex en zijn actief als de persoon probeert te kopiëren en als hij kijkt naar iemand om te kopiëren.
Neurologische basis voor imitatie en sociaal leer gedrag.
nucleus
cluster van cellichamen in het centrale zenuwstelsel - grijze materie
tract
bundel van axonen die van de ene nucleus naar de andere nucleus lopen - witte materie
EEG
elector encephalography - opnemen van de elektrische activiteit van de cortex door het gebruiken van meerdere scalpel elektroden.