Hoofdstuk 5: Leerproblemen orthopedagogisch bekeken Flashcards

1
Q

Welke soorten domeinen van probleemgedrag worden gescreend in door ASEBA?

A

-Teruggetrokken
-Lichamelijke klachten
-Angstig/depressief
-Sociale problemen
-Cognitieve problemen
-Aandachtsproblemen
-Delinquent gedrag
-Agressief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat valt onder teruggetrokken gedrag volgens ASEBA?

A

-Weigert te praten
-Kijkt met lege blik
-Traag, langzaam
-Ongelukkig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat valt onder lichamelijke klachten volgens ASEBA?

A

Oververmoeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat valt onder angstig/depressief gedrag volgens ASEBA?

A

-Eenzaam
-Huilt veel
-Voelt zich onbemind
-Voelt zich waardeloos
-Zenuwachtig
-Schaamt zich snel
-Ongelukkig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat valt onder sociale problemen volgens ASEBA?

A

-Te jong
-Te afhankelijk
-Wordt veel geplaagd
-Niet geliefd
-Onhandig
-Verkiest jongere kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat valt onder cognitieve problemen volgens ASEBA?

A

-Obsessies
-Kijkt met lege blik
-Vreemde gedachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat valt onder aandachtsproblemen volgens ASEBA?

A

-Kan zich niet concentreren
-Kan niet stilzitten
-In de war
-Impulsief
-Zenuwachtig
-Slechte schoolresultaten
-Onhandig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat valt onder agressief gedrag volgens ASEBA?

A

-Spreekt tegen
-Wreed tegen anderen
-Vraagt aandacht
-Ongehoorzaam thuis
-Snel jaloers
-Vecht veel
-Valt anderen lastig
-Koppig
-Stemmingswisselingen
-Plaagt veel
-Driftbuien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kunnen gedrags- en emotionele problemen en leerproblemen samenhangen?

A

-Leerproblemen => gedrags- en emotionele problemen
-Gedrags- en emotionele problemen => leerproblemen
-3e factor => leerproblemen en/of gedrags- en emotionele problemen
-Leerproblemen <=> gedrags- en emotionele problemen
-Mediërende factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de kenmerken van socio-emotioneel welbevinden?

A

-Motivatie/interesse
-Zelfbeeld/zelfwaardering
-Problem solving vaardigheden
-Attributie falen en succes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan socio-emotioneel welbevinden samenhangen met leerproblemen en/of gedrags- en emotionele problemen?

A

-Socio-emotioneel welbevinden => leerproblemen
–>En andersom
-Socio-emotioneel welbevinden => gedrags- en emotionele problemen
–>En andersom
-Socio-emotioneel welbevinden als mediator tussen relatie leerproblemen en gedrags- en emotionele problemen (in beide richtingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaat de pedagogische omgeving?

A

-School: verwachtingen en feedback
-Gezin: aanvaarding en sociale steun
-Peergroep: waarden en normen en vergelijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de psychologische basisbehoeften?

A

-Behoefte aan autonomie (A)
-Behoefte aan verbondenheid (B)
-Behoefte aan competentiebeleving (C)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe hangen pedagogische omgeving, psychologische basisbehoeften en socio-emotioneel welbevinden samen?

A

-Pedagogische omgeving => psychologische basisbehoeften => socio-emotioneel welbevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit bestaat de acceptatie van een stoornis/handicap?

A

-Op elk moment in ontwikkeling
-Eigen bewustzijn/kennis verwerven van wat te wijten is aan leerstoornis (differentiatie vs generalisatie en attributies)
-Belang: welbevinden, effectieve aanpak
-Tijdens puberteit soms extra lastig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom kan acceptatie van een stoornis/handicap extra lastig zijn tijdens de puberteit?

A

-Nooit anders geweten
-Haaks op ontwikkelingsfase: niet anders zijn
-Weinig tot geen contact met lotgenoten
-School biedt geen forum, kader of gesprekspartner
-Onderwijs beperkt zich vaak tot afspraken rond examens

17
Q

Op welke gebieden kan een stoornis/handicap impact hebben?

A

-Impact op opvoedingsrelatie
-Impact op persoon van ouders
-Impact op partnerrelatie
-Impact op broers en zussen
-Impact op sociale context

18
Q

Welke impact kan een stoornis/handicap hebben op de opvoedingsrelatie?

A

-Eerste signalen en vermoedens
-Ouders kunnen niet neutraal blijven: negatieve gevoelens
-Ouders zoeken verklaring
-Vanzelfsprekendheid valt weg: verandering aandacht
-Dagelijks leven verandert

19
Q

Welke impact kan een stoornis/handicap hebben op de persoon van de ouders?

A

-Alle ouders reageren anders: andere verwerking
-Spanning kan fysieke gesteldheid beïnvloeden
-Eigen opvoeding kan rol spelen

20
Q

Hoe kan de impact van een stoornis/handicap op de persoon van de ouders beperkt worden?

A

-Durf aan jezelf te denken
-Werk samen
-Vraag op tijd hulp

21
Q

Welke impact kan een stoornis/handicap hebben op de partnerrelatie?

A

-Relatie onderhevig aan diverse bronnen spanning: verschillen tussen ouders komen boven, minder tijd voor elkaar (kind gaat voor)
-Fundamenten van relatie bepalen effect van spanning: versterking relatiekenmerken, ouderlijk front, rolverdeling ter discussie, seksuele relatie kan aangetast worden

22
Q

Hoe kan de impact van een stoornis/handicap op de partnerrelatie beperkt worden?

A

-Herverdeling gezinstaken kan helpen
-Open communicatie voorkomt onoplosbare conflicten
-1 lijn trekken bij opvoeden

23
Q

Welke impact kan een stoornis/handicap hebben op de broers en zussen?

A

-Opvoedingssituatie ook voor hen veranderd: spanningen, sfeer, aandachtsverdeling, zelfstandig zijn, statusverandering, eigen negatieve gevoelens
-Gedragsproblemen mogelijk

24
Q

Hoe kan de impact van een stoornis/handicap op de broers en zussen beperkt worden?

A

-Goede info voor broers en zussen
-Geef alle kinderen voldoende positieve aandacht
-Niet te veel problematiseren
-Samen problemen bespreken en oplossen

25
Q

Welke impact kan een stoornis/handicap hebben op de sociale context?

A

-Sociale beïnvloeding bezorgt extra spanning: commentaren/raad/controle
-Sociale leven verschrompelt: minder tijd, gemeden door schaamte of onbegrip
-Wederzijdse verwijten met schoolse omgeving: leerkracht/school en CLB

26
Q

Hoe kan de impact van een stoornis/handicap op de sociale context beperkt worden?

A

-Herstel tijd voor sociale contacten
-Professionele communicatie tussen school en gezin

27
Q

Welke preventieve maatregelen in het hulpverleningstraject zijn belangrijk?

A

-Betrek beide ouders bij hulp
-Herstel evenwicht in opvoeding
-Beklemtoon goede samenwerking tussen school en gezin

28
Q

Hoe betrek je beide ouders bij het hulpverleningstraject?

A

-Bij intake, diagnosestelling en behandelingsvoorstellen ZEKER
-Herstel of behoud ouderslijk front: op 1 lijn komen, optimaliseer communicatie in gezin